Besluit van 10 december 1992, houdende vaststelling van het warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen

Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 16 juli 1992, nr. VVP/L U-921434, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Overwegende, dat uitvoering moet worden gegeven aan de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juli 1976 betreffende de vaststelling van het maximumgehalte aan erucazuur in oliën en vetten, die als zodanig voor menselijke consumptie zijn bestemd, alsmede in levensmiddelen waaraan oliën en vetten zijn toegevoegd (76/621/EEG) (PbEG L 202);
Overwegende, dat een basis moet worden gelegd voor de definitieve uitvoering van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake voor menselijke voeding bestemde diepvriesprodukten (89/108/EEG) (PbEG L 40), alsmede voor de op die richtlijn gebaseerde Richtlijnen van de Commissie van 13 januari 1992 betreffende de temperatuurcontrole in vervoermiddelen en in opslagruimten van voor menselijke voeding bestemde diepvriesprodukten (92/1/EEG) (PbEG L 34) en tot vaststelling van de monsternemingsprocedure en de communautaire analysemethode voor de officiële controle van de temperatuur van diepvriesprodukten die voor de menselijke voeding zijn bestemd (92/2/EEG) (PbEG L 34), voor zover het betreft de daar bedoelde analysemethode;
Overwegende, dat eveneens een basis moet worden gelegd voor de definitieve uitvoering van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de produktie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (88/344/EEG) (PbEG L 157);
Overwegende, dat het voor de inzichtelijkheid van de wetgeving gewenst is dat de regels met betrekking tot de bereiding en behandeling van levensmiddelen worden geconcentreerd in één Warenwetbesluit;
Gehoord de Adviescommissie Warenwet (adviezen van 12 september 1990, nr. 14255/(13)5 en van 9 oktober 1991, nr. 14267/(4)5);
De Raad van State gehoord (advies van 12 november 1992, no. W13.92.0362);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 30 november 1992 nr. DGVgz/VVP/L 922882, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    behandelen: het bewerken van eet- en drinkwaren na het bereiden en vóór het verpakken ervan, met welke handelingen de aard van de betrokken waar geen verandering ondergaat;

  • b.

    bedrijfsruimte: de ruimte kennelijk bestemd voor het bereiden, behandelen, verpakken of het bewaren van eet- of drinkwaren, alsmede de bij bereiders van eet- of drinkwaren in gebruik zijnde ruimte voor het bewaren van grondstoffen;

  • c.

    bereidplaats: het gedeelte van de bedrijfsruimte kennelijk bestemd voor het bereiden van eet- of drinkwaren, of voor het behandelen of verpakken van niet door verpakkingsmateriaal omhulde eet- of drinkwaren, met dien verstande dat niet als bereidplaats wordt beschouwd een verkoopruimte waarin eet- en drinkwaren worden behandeld of verpakt op een wijze die gebruikelijk is in zodanige ruimte;

  • d.

    grondstoffen: grondstoffen, halffabrikaten en ingrediënten, bestemd voor de bereiding van eet- en drinkwaren;

  • e.

    decontaminatie-middel: een proceshulpstof die:

    • 1°.

      uitsluitend bedoeld is om in direct contact met eet- of drinkwaren levende micro-organismen die op of in de waar aanwezig zijn, te doden; en

    • 2°.

      geen ingrediënt wordt van die waar, maar daarin uitsluitend aanwezig is als onbedoeld maar technisch onvermijdelijk residu;

  • f.

    richtlijn 98/83/EG: richtlijn nr. 98/83/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PbEG L 330);

  • g.

    voor menselijke consumptie bestemd water: al het water, niet zijnde natuurlijk mineraalwater, bronwater of een geneesmiddel, dat in enig levensmiddelenbedrijf wordt gebruikt voor de vervaardiging, de behandeling, de conservering of het in de handel brengen van voor menselijke consumptie bestemde waren of stoffen;

  • h.

    pluimveevlees: vlees van kippen, ganzen, kalkoenen of parelhoenders;

  • i.

    verordening (EG) 466/2001: verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 maart 2001 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEG L 77);

  • j.

    richtlijn 2001/22/EG: richtlijn nr. 2001/22/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 maart 2001 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de maximumgehalten aan lood, cadmium, kwik en 3-MCPD in levensmiddelen (PbEG L 77).

Artikel

2

§

2

Hygiëne bij de bereiding en behandeling

Artikel

3

Artikel

4

§

3

Bereiding

Artikel

4a

Artikel

5

Artikel

5a

Artikel

6

Onze Minister stelt ter uitvoering van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de produktie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (88/344/EEG) (PbEG L 157) nadere regels vast ter zake van:

  • a.

    de aard en de goede hoedanigheid van extractiemiddelen;

  • b.

    de ten hoogste toegestane hoeveelheden van extractiemiddelen in eet- of drinkwaren; en

  • c.

    de te bezigen aanduidingen of vermeldingen op verpakkingen of recipiënten van extractiemiddelen.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Het gehalte aan erucazuur in eet- of drinkwaren, berekend op het totale gehalte aan vetzuren in de vet-fase, mag niet meer bedragen dan 5%.

§

4

Verontreinigingen

Artikel

12

Artikel

13

In eet- en drinkwaren mogen door Onze Minister aangewezen verontreinigingen, andere dan bedoeld in artikel 12, die uit oogpunt van gezondheid schadelijk kunnen zijn, niet in een grotere hoeveelheid aanwezig zijn dan door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, voor de betrokken stof is vastgesteld. De hoeveelheid kan voor de onderscheiden eet- of drinkwaren verschillend worden bepaald.

§

5

Bewaring en vervoer

Artikel

14

Onze Minister stelt ter uitvoering van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake voor menselijke voeding bestemde diepvriesprodukten (89/108/EEG) (PbEG L 40) en van de krachtens die richtlijn getroffen maatregelen nadere regels vast ter zake van:

  • a.

    de aard en de goede hoedanigheid van het diepvries-procédé;

  • b.

    de daarbij te gebruiken koelmiddelen;

  • c.

    de verpakkingen van en de te bezigen aanduidingen of vermeldingen op eet- of drinkwaren; en

  • d.

    de bewaar- en vervoersomstandigheden van diepgevroren eet- of drinkwaren.

Artikel

15

§

6

Verpakking

Artikel

16

Artikel

17

§

7

Slotbepalingen

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Dit besluit kan worden aangehaald als Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. J. Simons
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin