Wet van 24 december 1992, tot vaststelling van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten

Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de aanpassing van de wetgeving inzake accijnzen aan de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (92/12/EEG van 25 februari 1992; PbEG L 76) wenselijk is een afzonderlijke wettelijke regeling in te voeren voor het stelsel van heffing van de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van pruimtabak en snuiftabak;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Belastbaar feit

Artikel

1

Artikel

2

In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder:

  • a.

    vervaardigen van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak: elk handelen waarbij of waardoor die goederen ontstaan of de voor de belastingheffing relevante samenstelling daarvan wordt gewijzigd;

  • b.

    inrichting: iedere plaats waar op grond van de bepalingen van deze wet alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak onder schorsing van belasting mogen worden vervaardigd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden ontvangen en mogen worden verzonden;

  • c.

    entrepot: zowel de douanebestemming vrij entrepot als de douaneregeling douane-entrepot als bedoeld in artikel 4, onderdelen 15 en 16, van het Communautair douanewetboek;

  • d.

    plaats voor tijdelijke opslag: een plaats die als zodanig is goedgekeurd krachtens artikel 51, eerste lid, van het Communautair douanewetboek;

  • e.

    lid-staat: een lid-staat van de Europese Gemeenschappen;

  • f.

    derde land: elk ander grondgebied dan het grondgebied van de lid-staten zoals dat is omschreven in artikel 2 van de Richtlijn betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (92/12/EEG van 25 februari 1992; PbEG L 76);

  • g.

    communautaire douaneregeling: de communautaire regelingen met betrekking tot douanevervoer, entrepots, actieve veredeling, behandeling onder douanetoezicht, tijdelijke invoer, passieve veredeling en uitvoer naar een derde land (wederuitvoer daaronder begrepen);

  • h.

    schorsing van belasting: het stelsel waarin van goederen die worden vervaardigd, worden verwerkt, voorhanden zijn of worden vervoerd, op grond van de bepalingen van deze wet de belasting nog niet is geheven;

  • i.

    ondernemer: een ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Hoofdstuk

II

Definities van de goederen en tarieven

Afdeling

1

Alcoholvrije dranken

Artikel

6

Onder alcoholvrije dranken worden verstaan vruchte- en groentesap, mineraalwater en limonade, ook indien zij alcohol bevatten, voor zover zij niet worden aangemerkt als bier, wijn, tussenprodukten of overige alcoholhoudende produkten in de zin van de Wet op de accijns.

Artikel

7

Artikel

8

Onder mineraalwater wordt verstaan:

  • a.

    natuurlijk en kunstmatig mineraalwater;

  • b.

    spuitwater;

  • c.

    water dat kennelijk is bestemd voor inwendig gebruik door de mens, in kleinhandelsverpakking of in een verpakking die is bestemd voor afnemers die daaruit water voor gebruik ter plaatse afleveren.

Artikel

9

Artikel

10

Afdeling

2

Pruimtabak en snuiftabak

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

De belasting bedraagt voor pruimtabak en snuiftabak € 24,04 per kilogram.

Hoofdstuk

III

Uitslag

Afdeling

1

Inrichting

Artikel

14

Afdeling

2

Vergunning

Afdeling

3

Wijze van heffing en voldoening

Artikel

16

De belasting wordt geheven van de vergunninghouder van de inrichting.

Artikel

17

In afwijking van artikel 16 wordt de belasting bij toepassing van artikel 4, eerste lid, geheven van degene die de alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak voorhanden heeft.

Artikel

18

De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip van de uitslag.

Artikel

19

In afwijking van artikel 18 wordt de belasting bij toepassing van artikel 4, eerste lid, verschuldigd op het tijdstip van de aanvang van het voorhanden hebben van de alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak.

Artikel

20

Artikel

21

Afdeling

4

Zekerheid

Afdeling

5

Voorrecht

Artikel

24

Afdeling

6

Hoofdelijke aansprakelijkheid

Artikel

25

De vervoerder van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak is hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag aan belasting dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid van die goederen waarvan de belasting niet is geheven die door hem wordt vervoerd naar het buitenland, naar een inrichting of naar een persoon of lichaam als bedoeld in artikel 4, eerste lid, indien tijdens dat vervoer door hem of door zijn toedoen een onregelmatigheid of een overtreding is begaan.

Hoofdstuk

IV

Invoer

Artikel

26

Ter zake van de belasting bij invoer zijn de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, met uitzondering van artikel 868 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, van overeenkomstige toepassing.

Artikel

27

Hoofdstuk

V

Vrijstellingen en teruggaven

Afdeling

1

Vrijstellingen

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Afdeling

2

Teruggaven

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

De inspecteur beslist op een verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Hoofdstuk

VI

Bijzondere bepalingen

Afdeling

1

Belastingzegels

Afdeling

2

Controlebepalingen

Afdeling

3

Overige bepalingen

Artikel

38

Hoofdstuk

VII

Verbodsbepalingen en strafbepalingen

Afdeling

1

Verbodsbepalingen

Artikel

39

Het is verboden:

  • a.

    anders dan als particulier voor eigen verbruik, alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak te vervaardigen buiten een inrichting die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen, tenzij deze vervaardiging plaatsvindt overeenkomstig de ingevolge artikel 29 bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden en beperkingen, dan wel alcoholvrije dranken worden vervaardigd uit andere alcoholvrije dranken en het bedrag van de belasting die eerstbedoelde alcoholvrije dranken vertegenwoordigen niet hoger is dan het bedrag van de belasting dat de alcoholvrije dranken vertegenwoordigen waaruit zij zijn vervaardigd;

  • b.

    alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak voorhanden te hebben die niet overeenkomstig de bepalingen van deze wet in de heffing zijn betrokken, met uitzondering van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die door particulieren voor eigen verbruik zijn betrokken uit een andere lid-staat.

Afdeling

2

Strafbepalingen

Artikel

41

Degene die opzettelijk een in artikel 39 opgenomen verbod overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting.

Artikel

42

Degene die opzettelijk alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak waarvoor vrijstelling of teruggaaf van belasting is verleend een bestemming geeft waarvoor geen vrijstelling of teruggaaf van belasting zou zijn verleend, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting.

Artikel

43

Hoofdstuk

VIII

Slotbepalingen

Artikel

44

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1993.

Artikel

45

Deze wet kan worden aangehaald als Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Het Oude Loo
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin