Wet van 24 december 1992, tot vaststelling van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de opheffing van de fiscale grenzen binnen de Europese Gemeenschap wenselijk is het stelsel van heffing van de bijzondere verbruiksbelastingen van personenauto’s en van motorrijwielen te herzien, alsmede om deze belastingen op te nemen in een afzonderlijke wet en voorts dat het gewenst is in het tarief te differentiëren naar een milieu- en een energiegrondslag en het begrip personenauto nader te definiëren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Afdeling

1

Belastbaar feit

Artikel

1

Afdeling

2

Definities

Artikel

2

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

3

Artikel

4

Hoofdstuk

II

Belastingplichtigen

Artikel

5

Hoofdstuk

III

Afdeling

1

Wijze van heffing

Artikel

6

Artikel

7

Degene die voor een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto een aanvraag doet voor de inschrijving, wijziging van de inschrijving of herinschrijving, is gehouden daarbij voor dat motorrijtuig het bedrag aan belasting ingevolge de artikelen 9 tot en met 9c op te geven.

Artikel

8

In afwijking van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, kan de inspecteur, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen, een ondernemer die in het kader van zijn bedrijfsuitoefening regelmatig om inschrijving, wijziging van de inschrijving of herinschrijving verzoekt voor personenauto’s of motorrijwielen, op aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking toestaan de belasting per tijdvak te voldoen.

Afdeling

2

Tarief

Artikel

9

Artikel

9a

Vervallen

Artikel

9b

Vervallen

Artikel

9ba

Vervallen

Artikel

10

Artikel

10a

Artikel

10b

Artikel

10c

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Afdeling

3

Naheffing

Artikel

12a

Artikel

12b

Ingeval van constatering van het gebruik van de weg met een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto waarvoor de belasting die is verschuldigd ter zake van het in artikel 1, vijfde, zesde of achtste lid genoemde feit niet is betaald, kan de belasting worden nageheven van degene die het motorrijtuig feitelijk ter beschikking heeft. Het tijdstip van aanvang van het gebruik van de weg wordt daarbij gesteld op het tijdstip van constatering met dien verstande dat het tijdstip ter zake van het in artikel 1, zesde lid, genoemde feit wordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 13, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

Hoofdstuk

IV

Bijzondere regelingen

Afdeling

1

Vrijstellingen

Artikel

13

Artikel

13a

Artikel

13b

Artikel

14

Afdeling

2

Teruggaaf

Artikel

14a

Artikel

14b

Artikel

15

Artikel

15a

Artikel

15b

Artikel

15c

Vervallen

Artikel

16

Artikel

16aa

Afdeling

3

Tariefwijzigingen

Artikel

16a

Artikel

16b

Hoofdstuk

V

Aanvullende regelingen

Afdeling

1

Zekerheid

Artikel

17

Afdeling

1a

Boetebepaling

Artikel

17a

Vervallen

Afdeling

2

Controle

Artikel

18

Op eerste vordering van ambtenaren van de rijksbelastingdienst of van opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering is de bestuurder van een motorrijtuig verplicht dat te doen stilstaan.

Artikel

19

De in artikel 18 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd een motorrijtuig te onderwerpen aan een onderzoek en het daartoe te brengen of te doen brengen naar een nabij gelegen plaats. De bestuurder van het motorrijtuig en bij diens afwezigheid degene die het motorrijtuig houdt, is verplicht desgevorderd zijn voor het onderzoek en het vervoer noodzakelijke medewerking te verlenen en de ambtenaren met het motorrijtuig te vervoeren.

Aanvullende maatregelen

Artikel

19a

Artikel

20

Hoofdstuk

Va

Overgangsbepalingen

Artikel

21

De artikelen 16 en 16aa, zoals die artikelen luidden op 31 december 2019, en de daarop berustende bepalingen blijven tot en met 31 december 2022 van toepassing op situaties waarbij aanspraken op teruggaaf van belasting uiterlijk op 31 december 2019 zijn ontstaan.

Artikel

22

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

23

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

24

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

25

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

26

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

27

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

28

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

29

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

30

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Artikel

33

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

34

Bij ministeriële regeling kunnen nadere, zo nodig van de bepalingen van deze wet afwijkende regels worden gesteld die tot 1 juli 1993 de overgang van de krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968 geheven bijzondere verbruiksbelastingen van personenauto’s en motorrijwielen naar de krachtens deze wet geheven belasting vergemakkelijken.

Artikel

35

Waar in deze wet de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 is aangehaald met vermelding van het Staatsblad waarin die wet is geplaatst, wordt bij plaatsing van deze wet in het Staatsblad na 'Stb.' ingevoegd het nummer van het Staatsblad waarin de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 is geplaatst.

Hoofdstuk

Vb

Bijzondere regeling voor energiezuinige personenauto's

Artikel

35a

Vervallen

Hoofdstuk

VI

Slotbepalingen

Artikel

36

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1993.

Artikel

37

Deze wet kan worden aangehaald als Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Het Oude Loo
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin