De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelprodukten (PbEG L 405) en op Verordening (EEG) nr. 536/93 van de Commissie tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de extra heffing in de sector melk en zuivelprodukten (PbEG L 57);
Gezien het advies van het Produktschap voor Zuivel en het Landbouwschap;
Besluit:
Paragraaf
1
Definities
Artikel
1
1
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
a.
minister:
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
b.
directeur:
vervallen;
c.
productschap:
Productschap voor Zuivel;
d.
EG-verordeningen:
Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (PbEG 1999, L160) en de ter uitvoering van artikel 5 van die Verordening vastgestelde verordeningen;
e.
heffingsperiode:
tijdvak van 12 maanden te rekenen vanaf 1 april van ieder kalenderjaar;
f.
referentiehoeveelheid:
individuele hoeveelheid, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening (EEG) nr. 3950/92, onderscheidend vastgesteld voor fabrieksleveranties en voor recht_streekse verkoop, die beschikbaar is op het bedrijf op 31 maart 2000;
g.
heffingvrije hoeveelheid:
heffingvrije hoeveelheid: totaal van de referentiehoeveelheden als bedoeld in artikel 6, die bij het productschap ten name van de koper zijn geregistreerd;
a.
In deze regeling wordt verstaan onder:
melk, andere zuivelproducten, producent, bedrijf, koper, bedrijf dat melk of andere zuivelproducten bewerkt of verwerkt, levering, rechtstreeks aan de consument verkochte melk of melkequivalent, op de markt gebrachte hoeveelheden melk of melkequivalent, hetgeen daaromtrent in artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3950/92, respectievelijk in artikel 2, eerste, tweede en derde lid van Verordening (EG) nr. 1392/2001 is bepaald;
2
Het bepaalde bij of krachtens deze regeling geldt onverminderd de Overdrachtsbeschikking bevoegdheden Landbouwwet 1966, Algemeen.
Paragraaf
2
De heffingsgrondslag
Artikel
2
1
De koper is ter zake van de hoeveelheid melk, of het equivalent daarvan, welke hem wordt geleverd en die zijn heffingvrije hoeveelheid overschrijdt, een heffing verschuldigd.
2
Het bedrag van de heffing wordt met inachtneming van de EG-verordeningen vastgesteld. De hoeveelheid geleverde melk, of het equivalent daarvan, wordt bepaald met inachtneming van het bepaalde in de EG-verordeningen. In geval van levering van geheel of gedeeltelijk afgeroomde melk wordt met inachtneming van artikel 2, tweede lid van Verordening (EG) nr. 1392/2001 de melk voor de berekening van de grondslag van de heffing als volle melk aangemerkt.
Artikel
3
1
De producent is ter zake van een levering aan een koper van een hoeveelheid melk, of een equivalent daarvan, die zijn referentiehoeveelheid voor fabrieksleveranties overschrijdt, een heffing verschuldigd.
De producent is ter zake van rechtstreekse verkoop voor consumptie van een hoeveelheid melk, of het equivalent daarvan, die zijn referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkoop overschrijdt, een heffing verschuldigd.
Indien de koper een heffing is verschuldigd, berekent deze de heffing overeenkomstig de EG-verordeningen door aan de producenten wier aan de koper afgeleverde hoeveelheid melk, of het equivalent daarvan, hoger is dan de overeenkomstig artikel 6, eerste en tweede lid, ten name van deze koper geregistreerde referentiehoeveelheid.
De koper houdt het verschuldigde bedrag in op de prijs van de melk die hij verschuldigd is aan de producent, die de uiteindelijke schuldenaar van de heffing is, of int het verschuldigde op andere passende wijze.
2
Deze doorberekening vindt plaats nadat de koper de ongebruikte referentiehoeveelheden overeenkomstig de EG-verordeningen heeft herverdeeld over de in het eerste lid bedoelde producenten in evenredigheid met hun referentiehoeveelheden.
3
Wanneer gedurende een heffingsperiode blijkt dat een producent zijn aan de koper toebedeelde referentiehoeveelheid heeft overschreden, kan deze koper ter hoogte van de overschrijding een voorschot op de verschuldigde heffing innen.
4
Het in het derde lid bedoelde voorschot op de inning kan worden verrekend met de door de koper aan de producent verschuldigde gelden.
5
Na afloop van de heffingsperiode wordt het aldus betaalde voorschot op de inning verrekend met de ingevolge het eerste lid door de producent definitief verschuldigde heffing.
Paragraaf
3
De referentiehoeveelheid
Artikel
6
1
De heffingvrije hoeveelheid van de koper is gelijk aan het totaal van de referentiehoeveelheden of gedeelten daarvan, welke ten name van de koper bij het productschap is geregistreerd in de vorige heffingsperiode, in voorkomend geval gewijzigd overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid.
2
De heffingvrije hoeveelheid van de koper wordt met inachtneming van de EG-verordeningen en het bepaalde in het derde lid gewijzigd, indien de producent te zamen met de betrokken kopers opgave doet aan het productschap van de toedeling van zijn referentiehoeveelheid aan een andere koper.
3
De in het tweede lid bedoelde opgave wordt gedaan vóór een door het productschap vast te stellen datum volgens daartoe door het productschap te stellen regelen.
Artikel
7
1
Onverminderd het bepaalde in paragraaf 7 vervalt de aanspraak op de referentiehoeveelheid, die ter beschikking staat van de producent welke gedurende een periode van twaalf maanden geen melk of andere zuivelproducten in de handel heeft gebracht, direct na ommekomst van die termijn.
2
De ingevolge het eerste lid vervallen referentiehoeveelheid wordt op verzoek van de betrokken producent door het productschap opnieuw toegewezen, indien hij de productie van melk of andere zuivelproducten op zijn bedrijf hervat binnen een termijn van negen maanden na de datum waarop de aanspraak op de referentiehoeveelheid is komen te vervallen.
3
Het verzoek wordt binnen de in het tweede lid genoemde termijn ingediend bij het productschap volgens de daartoe door het productschap te stellen regelen.
4
De toekenning geschiedt uiterlijk op de eerste april volgend op de datum, van het verzoek.
Artikel
8
1
De referentiehoeveelheid wordt op deugdelijk gemotiveerd verzoek van de producent verhoogd of vastgesteld door het productschap om rekening te houden met veranderingen die van invloed zijn op zijn leveringen en/of zijn rechtstreekse verkoop. De verhoging of vaststelling van een referentiehoeveelheid is slechts mogelijk als de andere referentiehoeveelheid van de producent met dezelfde hoeveelheid wordt verlaagd dan wel wordt opgeheven. Zodanig verzoek dient te worden ingediend bij het productschap, vóór een door het productschap vast te stellen datum, volgens daartoe door het productschap te stellen regelen.
2
De referentiehoeveelheid die ingevolge het in het eerste lid bedoelde verzoek is uitgewisseld naar een andere referentiehoeveelheid, kan in de heffingsperiode waarin deze uitwisseling heeft plaatsgevonden niet worden overgedragen overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 6 en niet tijdelijk worden overgedragen overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 7.
3
De referentiehoeveelheid waarvan de overdracht overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 6 of paragraaf 7 is geregistreerd, kan in de betreffende heffingsperiode niet worden uitgewisseld ingevolge het eerste lid.
Artikel
9
De vaststelling van het representatieve vetgehalte vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 1392/2001. Het productschap is belast met de uitvoering hiervan.
Paragraaf
4
De erkenning van een koper
Artikel
10
Het is een koper verboden melk of het equivalent daarvan afkomstig van een producent geleverd te krijgen als hij niet door het productschap erkend is als koper.
Artikel
11
1
Het productschap erkent iedere koper die handelt op Nederlands grondgebied indien deze:
beschikt over een vestiging op Nederlands grondgebied waar de in artikel 31, eerste lid, bedoelde administratie kan worden ingezien door de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst of functionarissen van het productschap;
zich ertoe verbindt de in artikel 27, tweede lid, bedoelde aangifte bij het productschap in te dienen;
e)
zich ertoe verbindt toegang te verlenen aan de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst of functionarissen van het productschap tot zijn administratie ten behoeve van de controle daarvan;
f)
zich ertoe verbindt het vervoer van melk door middel van daartoe gebruikelijke transportmiddelen te laten verrichten, die de mogelijkheid bieden om de getransporteerde melkhoeveelheid alsmede het vetgehalte daarvan vast te stellen;
2
Het productschap kan nadere voorwaarden verbinden aan de erkenning waaronder het laten stellen van een waarborg ter verzekering van de te betalen heffing.
3
Indien een verzoek tot erkenning als koper wordt ingediend na een door het productschap vast te stellen datum, kan erkenning eerst plaatsvinden met ingang van de volgende heffingsperiode.
4
Behoudens in de in artikel 13, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1392/2001 bedoelde gevallen, trekt het productschap de erkenning van de koper in, indien de koper geen handelaar meer is en zijn administratie niet langer in Nederland kan worden geraadpleegd.
5
Behoudens in de in artikel 13, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1392/2001 bedoelde gevallen trekt het productschap de erkenning van de koper in of legt een boete op, indien de koper een onjuiste afrekening of aangifte heeft ingediend, indien hij de verbintenis om de productboekhouding, de registers en de overige in artikel 14, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1392/2001 bedoelde documenten voortdurend bij te werken niet is nagekomen, of bij herhaling een andere communautaire of nationale verplichting niet is nagekomen.
Paragraaf
5
Verplichtingen van de producent
Artikel
12
Het is de producent verboden feitelijk melk van zijn bedrijf te leveren anders dan op eigen naam, behoudens ontheffing verleend door het productschap.
Artikel
13
Het is de producent verboden om voor zover hij melk of het equivalent daarvan niet rechtstreeks aan de consument levert, te leveren aan een niet door het productschap erkende koper.
Artikel
14
De in artikel 6, eerste en tweede lid, bedoelde registratie van referentiehoeveelheden ten name van een koper kunnen slechts geschieden ten name van erkende kopers.
Paragraaf
6
Overdracht van een referentiehoeveelheid
Artikel
15
1
Een referentiehoeveelheid kan worden overgedragen in samenhang met de overdracht van voor de melkproductie gebruikte grond, niet zijnde een geheel bedrijf, als overeengekomen door betrokken partijen met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.
2
De over te dragen referentiehoeveelheid mag niet meer bedragen dan 20.000 kg per hectare grond.
3
De over te dragen referentiehoeveelheid omvat minimaal 20 000 kg. Dit minimum behoeft niet in acht te worden genomen indien de totale referentiehoeveelheid van de vervreemder minder dan 20 000 kg bedraagt en deze hoeveelheid in zijn geheel wordt overgedragen. Voorts behoeft dit minimum niet in acht te worden genomen bij het eindigen, beëindigen en ontbinden van een pachtovereenkomst, die is goedgekeurd door de grondkamer vóór 1 april 1993.
4
De ingevolge het eerste lid met een referentiehoeveelheid over te dragen grond dient gedurende een periode van één jaar voorafgaande aan de overdracht daadwerkelijk voor de melkproductie op het betrokken bedrijf in gebruik te zijn geweest. Voorts dient de met een referentiehoeveelheid over te dragen grond gedurende een periode van één jaar na de overdracht daadwerkelijk voor de melkproductie op het betrokken bedrijf in gebruik te blijven. In geval van beëindiging van een pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 23, tweede lid, onder a, c en d, dient de terug over te dragen grond gedurende een periode van één jaar voorafgaande aan de beëindiging van een pachtovereenkomst daadwerkelijk voor de melkproductie op het betrokken bedrijf in gebruik te zijn geweest.
5
Voor degene die ingevolge het bepaalde in paragraaf 7 de gehele aan zijn bedrijf gerelateerde referentiehoeveelheid tijdelijk heeft overgedragen en om die reden niet aan het gestelde in de eerste en laatste volzin van het vierde lid, kan voldoen, geldt dat de ingevolge het eerste lid over te dragen grond gedurende één jaar voorafgaand aan de tijdelijke overdracht van de gehele aan het bedrijf gerelateerde referentiehoeveelheid, daadwerkelijk voor de melkproductie op zijn bedrijf in gebruik moet zijn geweest.
6
Het productschap kan ingeval van overdracht krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht ontheffing verlenen van het bepaalde in het vierde lid.
Artikel
16
1
De op een bedrijf beschikbare referentiehoeveelheid gaat bij gelegenheid van de overdracht van het gehele bedrijf in zijn geheel over, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.
2
Een overdracht van een referentiehoeveelheid vindt plaats tot ten hoogste 20.000 kg per hectare overgedragen grond, tenzij:
a.
het gehele bedrijf wordt verworven door degene die een echtgenoot, kind, afstammeling in de tweede graad, echtgenoot van een kind, echtgenoot van een kleinkind, of een pleegkind is van de vervreemder;
b.
het gehele bedrijf wordt verworven door een ander dan genoemd in onderdeel a, als ten genoegen van het productschap is aangetoond dat het bedrijf in de twee jaren voorafgaande aan de overdracht niet substantieel is verkleind, althans voor zover het de melkveehouderij betreft en als het bedrijf beoordeeld naar de feitelijke bedrijfsvoering als een zelfstandige eenheid ongewijzigd wordt voortgezet. Ter zake van de toepassing van dit onderdeel kunnen nadere regelen worden gesteld door het productschap.
3
Onder pleegkind wordt verstaan degene die duurzaam als een eigen kind is verzorgd en opgevoed.
Artikel
17
1
Indien naar het oordeel van het productschap een overdracht van grond dan wel het aangaan of beëindigen van een pachtovereenkomst kennelijk uitsluitend tot doel heeft gehad het maximum gesteld in artikel 15, tweede lid, te ontgaan, kan het productschap binnen een tijdvak van 3 jaar na overdracht van de referentiehoeveelheid, besluiten dat een aanspraak op deze hoeveelheid ter zake van die overdracht geheel of gedeeltelijk niet meer wordt erkend, te rekenen vanaf het tijdstip van registratie, met dien verstande dat de niet-erkenning maximaal 12 maanden terugwerkt.
2
Indien een aanspraak ingevolge het eerste lid geheel of gedeeltelijk niet meer wordt erkend:
a.
kan erkenning van de aanspraak op de referentiehoeveelheid bij de vervreemder plaatsvinden indien de verkrijger en de vervreemder overeenkomen dat de overdracht van de referentiehoeveelheid ongedaan wordt gemaakt met ingang van de datum waarop partijen van deze overeenkomst op een daartoe voorgeschreven formulier bij het productschap hebben kennisgegeven;
b.
kan erkenning van de aanspraak op de referentiehoeveelheid bij de verkrijger plaatsvinden, indien alsnog daadwerkelijk voor de melkproductie gebruikte grond aan hem wordt overgedragen overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 met ingang van de datum waarop de betrokken registratie overeenkomstig de procedure van artikel 18 heeft plaatsgevonden.
3
De erkenning als bedoeld in het tweede lid wordt gerelateerd aan de nog niet verstreken periode van de betrokken heffingsperiode.
4
De verkrijger kan op diens verzoek voor het niet erkende deel van de referentiehoeveelheid aanspraak maken op een vergoeding van € 0,29 per kilogram referentiehoeveelheid. Voor zover deze vergoeding toegekend wordt, is het in het tweede lid bepaalde niet van toepassing. Een in de eerste volzin bedoeld verzoek wordt bij het productschap ingediend. De minister beslist op het verzoek.
5
Indien bij toepassing van artikel 16, tweede lid, onderdeel b, naar het oordeel van het productschap in het tijdvak van drie jaren volgend op de overdracht van de referentiehoeveelheid, het bedrijf niet of niet meer als een zelfstandige eenheid ongewijzigd wordt voortgezet, kan het productschap besluiten dat een aanspraak op deze hoeveelheid, die het maximum van 20.000 kg per overgedragen hectare te boven gaat, geheel of gedeeltelijk niet meer wordt erkend, te rekenen vanaf het tijdstip van registratie, met dien verstande dat de niet-erkenning maximaal 12 maanden terugwerkt.
Artikel
18
1
Degenen die een referentiehoeveelheid op basis van artikel 15, dan wel op basis van artikel 16, eerste lid, hebben verworven respectievelijk overgedragen, geven daarvan binnen een termijn van zes weken gezamenlijk kennis aan het productschap op een daartoe door het productschap voorgeschreven formulier, volgens daartoe door het productschap gestelde voorschriften. Bij dit formulier worden de door het productschap voorgeschreven documenten met betrekking tot de overdracht van de referentiehoeveelheid en de bijbehorende grond gevoegd.
2
Er kan eerst een aanspraak op een referentiehoeveelheid worden gemaakt vanaf de registratie door het productschap.
3
Indien de overdracht bedoeld in het eerste lid in het tijdvak van een door het productschap te bepalen datum tot en met het einde van de heffingsperiode bij het productschap wordt aangemeld of niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn wordt aangemeld, wordt de aanspraak op de referentiehoeveelheid eerst erkend met ingang van de volgende heffingsperiode. Deze bepaling vindt geen toepassing indien artikel 17, tweede lid, onderdeel b, toepassing vindt. Indien zodanige aanmelding plaatsvindt in enige heffingsperiode vóór de door het productschap bepaalde datum kan het productschap de overgang van de referentiehoeveelheid voor het geheel of een gedeelte daarvan registreren met ingang van enig moment in de lopende heffingsperiode.
4
Onverminderd het bepaalde in artikel 16, tweede lid, onder a en b, wordt, indien het productschap de overdracht van een referentiehoeveelheid ter registratie krijgt aangeboden waarbij meer dan 20.000 kg per hectare wordt overgedragen, ten name van de verwerver de overdracht geregistreerd van 20.000 kg per hectare overgedragen grond. Voor de niet ten name van de verwerver geregistreerde hoeveelheid wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de daarvoor geldende regeling van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw.
5
De vergoeding, bedoeld in het vierde lid wordt toegekend aan de vervreemder van de grond, tenzij de betrokken partijen anders overeenkomen. In geval van ontbinding, eindigen dan wel beëindiging van een pachtovereenkomst wordt de vergoeding toegekend aan de verpachter en pachter gezamenlijk ieder voor de helft, tenzij de betrokken partijen anders overeenkomen.
6
Indien in een heffingsperiode de tijdelijke overdracht van een referentiehoeveelheid overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 7 door het productschap wordt geregistreerd en nadien in dezelfde periode ten aanzien van de betrokken hoeveelheid een kennisgeving bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid bij het productschap wordt aangemeld, wordt de aanspraak op de betrokken hoeveelheid eerst erkend met ingang van de volgende heffingsperiode.
Artikel
19
1
In afwijking van het bepaalde in de artikelen 15 en 16 gaat door overdracht van een bedrijf of grond krachtens erfrecht dan wel huwelijksvermogensrecht een referentiehoeveelheid op de rechthebbende over, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.
2
Het productschap wijzigt op verzoek van de rechthebbende of de rechthebbenden aan wie een bedrijf toekomt de registratie van de betrokken referentiehoeveelheid.
3
Het productschap wijzigt op verzoek van de rechthebbende of de rechthebbenden aan wie gronden toekomen die ten tijde van de overdracht deel uitmaakten van een bedrijf waaraan een referentiehoeveelheid was gerelateerd, de registratie van de betrokken hoeveelheid als overeengekomen door de rechthebbenden, op basis van de voor de melkproductie gebruikte oppervlakte.
4
Het productschap kan op verzoek de voorgaande leden overeenkomstig toepassen indien sprake is van een andere wijze van overdracht onder algemene titel dan is aangegeven in het eerste lid, danwel indien sprake is van een overdracht onder bijzondere titel, anders dan in artikel 15, eerste lid, danwel indien sprake is van in-de-plaatsstelling of medepacht als bedoeld in de artikelen 49, 49a of 54 van de Pachtwet.
5
Een verzoek wordt gedaan door kennisgeving door de betrokken rechthebbende of de gezamenlijke rechthebbenden aan het productschap. Artikel 18, eerste, tweede en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel
20
1
Een aanspraak op een referentiehoeveelheid wordt niet erkend indien deze in samenhang met de overdracht van grond, niet zijnde een geheel bedrijf, of een geheel bedrijf wordt verworven door een ander publiekrechtelijk lichaam dan het bureau beheer landbouwgronden, of door een particuliere natuurbeschermingsorganisatie, tenzij het productschap anders beslist voor een daarbij vastgestelde hoeveelheid.
2
In geval van verwerving door een ander publiekrechtelijk lichaam dan het bureau beheer landbouwgronden van grond, niet zijnde een geheel bedrijf, of een geheel bedrijf, wordt een aanspraak op een referentiehoeveelheid erkend indien zeker is gesteld dat de overgedragen grond of het overgedragen bedrijf voor landbouwkundige doeleinden in gebruik blijft en indien de grond of het bedrijf samen met de referentiehoeveelheid door het publiekrechtelijke lichaam binnen een termijn van 6 maanden na de overdracht wordt overgedragen aan één of meer producenten.
Artikel
21
Vervallen
Artikel
22
1
In afwijking van het bepaalde in de artikelen 15 en 16 kan ingeval van verplaatsing van een geheel bedrijf, de op het oude bedrijf beschikbare referentiehoeveelheid worden meegenomen naar het nieuwe bedrijf.
2
Het ingevolge het eerste lid te verplaatsen bedrijf dient gedurende een periode van één jaar voorafgaand aan de verplaatsing daadwerkelijk in gebruik te zijn geweest voor de melkproductie. Voorts dient het nieuwe bedrijf gedurende een periode van één jaar na de verplaatsing daadwerkelijk voor de melkproductie in gebruik te blijven.
Onder overdracht wordt in deze paragraaf verstaan:
a.
overdracht in eigendom onder bijzondere titel;
b.
een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Pachtwet betreffende los land hetwelk groter is dan één hectare of een hoeve geldend voor de duur van meer dan één jaar;
c.
een schriftelijke pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Pachtwet betreffende los land hetwelk niet groter is dan één hectare, geldend voor de duur van meer dan één jaar;.
d.
een door de grondkamer geregistreerde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 70f, tweede lid, van de Pachtwet, geldend voor de duur van meer dan één jaar doch voor ten hoogste twee jaar;
e.
overdracht ingevolge vestiging, overdracht of tenietgaan van het recht van erfpacht of het recht van vruchtgebruik.
2
Aan het hieronder bepaalde is het zelfde gevolg verbonden als aan de pachtovereenkomst als bedoeld in het eerste lid, de onderdelen b, c en d;
a.
een door de grondkamer goedgekeurde beëindigingsovereenkomst van een pachtovereenkomst;
b.
een schriftelijke beëindigingsovereenkomst van een pachtovereenkomst als bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d;
Voor het tijdstip van overdracht van de referentiehoeveelheid is bepalend:
a.
de inschrijving van de desbetreffende akte in de in artikel 89 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde openbare registers met dien verstande dat in het geval van het tenietgaan van het recht van erfpacht of van het recht van vruchtgebruik het tijdstip van het tenietgaan in aanmerking wordt genomen;
b.
de ingangsdatum van de pachtovereenkomst dan wel de datum waarop de betrokken partijen de pachtovereenkomst schriftelijk zijn aangegaan, voor zover deze na de ingangsdatum ligt.
Paragraaf
7
Tijdelijke overdracht van een referentiehoeveelheid
Artikel
24
Een producent kan het gedeelte van een referentiehoeveelheid dat door hem niet zal worden gebruikt, overeenkomstig de EG-verordeningen en met inachtneming van de hierna volgende artikelen van deze paragraaf voor de duur van een heffingsperiode tijdelijk overdragen.
Artikel
25
1
Aan de tijdelijke overdracht van een referentiehoeveelheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:
a.
een tijdelijke overdracht van een referentiehoeveelheid dient minimaal een hoeveelheid van 10.000 kg te betreffen.
Dit minimum behoeft niet in acht te worden genomen indien de totale referentiehoeveelheid van de vervreemder minder dan 10 000 kg bedraagt en deze hoeveelheid in zijn geheel tijdelijk wordt overgedragen.
b.
per bedrijf kan door tijdelijke overdracht maximaal 75 000 kg referentiehoeveelheid worden verkregen;
c.
een tijdelijke overdracht kan slechts plaatsvinden indien een vervreemder voordien in de betrokken heffingsperiode geen referentiehoeveelheden tijdelijk heeft verkregen en een verkrijger voordien in de betrokken heffingsperiode geen referentiehoeveelheden tijdelijk heeft vervreemd.
d.
producenten die een verzoek, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, hebben ingediend, kunnen de referentiehoeveelheden waarop dit verzoek betrekking heeft in de betrokken heffingsperiode niet tijdelijk overdragen.
2
Een melding van een tijdelijke overdracht dient per heffingsperiode vóór een door het productschap vast te stellen datum bij het productschap te worden ingediend, volgens daartoe door het productschap te stellen regelen.
3
Er kan eerst een aanspraak op een referentiehoeveelheid worden gemaakt vanaf de registratie door het productschap.
Paragraaf
8
Vaststelling, oplegging en inning van de heffing
Artikel
26
1
Het productschap is belast met de vaststelling, de oplegging en de inningen van de heffingen, bedoeld in de artikelen 2, 3, en 4.
2
Het productschap stelt met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, derde lid van Verordening (EG) nr. 1392/2001 de equivalenties vast voor alle andere zuivelproducten dan room en boter.
Artikel
27
1
Aan het eind van de heffingsperiode stelt de koper een afrekening op voor de producent conform het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1392/2001.
2
De koper deelt jaarlijks voor 15 mei, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1392/2001 en overeenkomstig de door het productschap daartoe gestelde regelen, aan het productschap het overzicht mede, waarin zijn opgenomen alle in voornoemd artikel 5, tweede lid, bedoelde gegevens.
Indien de in het tweede lid bedoelde aangifte niet tijdig wordt gedaan, legt het productschap de in artikel 5, derde en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1392/2001 bedoelde sanctie op aan de koper.
5
Het productschap stelt de koper in kennis van het bedrag van de heffing die deze verschuldigd is, zulks na al dan niet, volgens het besluit van het productschap, de ongebruikte referentiehoeveelheden geheel of gedeeltelijk opnieuw te hebben toegewezen aan de kopers met het oog op omslag over de betrokken producenten.
6
De koper betaalt de verschuldigde heffing aan het productschap vóór 1 september. Bij overschrijding van deze termijn is de koper vanaf overschrijding tot het moment van voldoening van de schuld rente als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1392/2001 verschuldigd zonder dat ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst is vereist.
Artikel
28
1
In afwijking van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, vindt over de in onderdeel a bedoelde hoeveelheden geen doorberekening plaats, indien het productschap op verzoek van de producent of producenten daarvoor toestemming heeft gegeven. Zodanige toestemming kan slechts worden gegeven indien:
a.
op een bedrijf meer dan één referentiehoeveelheid is geregistreerd en de melk, of het equivalent daarvan, door de betrokkenen gezamenlijk aan een koper wordt geleverd tot ten hoogste deze referentiehoeveelheden en
b.
de productie en de levering van melk, of het equivalent daarvan, plaatsvindt op één te onderscheiden zelfstandige bedrijfseenheid en
c.
de melk, of het equivalent daarvan, rechtstreeks wordt geleverd vanuit één op deze bedrijfseenheid geplaatst gebouw of complex van gebouwen.
2
Het in het eerste lid bedoelde verzoek dient te worden ingediend bij het productschap op een daartoe door het productschap voorgeschreven formulier. Indien dit verzoek in het tijdvak van door het productschap vast te stellen datum tot en met het einde van de heffingsperiode bij het productschap wordt ingediend, kan de toestemming eerst met ingang van de volgende heffingsperiode worden verleend. Het productschap beslist op dit verzoek. Aan de door het productschap verleende toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.
3
De toestemming vervalt zodra niet meer wordt voldaan aan een of meer voorwaarden voor de verlening van de toestemming.
4
Indien partijen zelf de regeling wensen te beëindigen vervalt de toestemming met ingang van een volgende heffingsperiode.
5
De producent of producenten aan wie de in het eerste lid bedoelde toestemming is verleend, dient of dienen, zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verlening van de toestemming, of indien zij zelf de regeling wensen te beëindigen, hiervan het productschap onverwijld in kennis te stellen.
Artikel
29
1
De in artikel 4 bedoelde producent doet conform het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1392/2001 en conform de door het productschap daartoe gestelde regelen, aangifte bij het productschap van de hoeveelheid melk of andere melkproducten die hij in de vorige heffingsperiode rechtstreeks aan de consument, groot- of detailhandel of aan affineurs heeft geleverd, gespecificeerd per product.
2
Indien de producent de in het eerste lid bedoelde aangifte niet voor 15 mei heeft gedaan of een onjuiste aangifte heeft ingediend, legt het productschap de in artikel 6, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1392/2001 bedoelde sanctie op aan de producent, behoudens in de in artikel 6, vijfde lid, van Verordening (EG) Nr. 1392/2001 bedoelde gevallen.
4
Het productschap stelt de producent in kennis van het bedrag van de heffing die deze verschuldigd is, na al dan niet, volgens het besluit van het productschap, de ongebruikte referentiehoeveelheden geheel of gedeeltelijk opnieuw te hebben toegewezen aan de betrokken producenten.
5
De producent betaalt de verschuldigde heffing aan het productschap vóór 1 september. Bij overschrijding van deze termijn is de producent vanaf overschrijding tot het moment van voldoening van de schuld rente als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1392/2001 verschuldigd zonder dat ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst is vereist.
6
De in het vijfde lid bedoelde rente is eveneens vanaf het in dat lid bedoelde tijdstip verschuldigd zonder dat ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst is vereist indien de producent niet of niet volledig heeft voldaan aan de ingevolge het eerste lid op hem rustende verplichting en het productschap de in het vierde lid bedoelde kennisgeving eerst op of na 1 september heeft gedaan.
7
De producent die over een referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkoop beschikt, is verplicht, indien hij in de betrokken heffingsperiode geen melk heeft geleverd, daarvan tijdig aangifte te doen bij het productschap.
Artikel
30
Voor de vaststelling en oplegging van de heffingen, bedoeld in de artikelen 2, 3, en 4 wordt geen rekening gehouden met rechtshandelingen waarvan op grond van de omstandigheden dat zij geen wezenlijke verandering van feitelijke verhoudingen hebben ten doel gehad, of op grond van andere bepaalde feiten en omstandigheden moet worden aangenomen, dat zij achterwege zouden zijn gebleven indien daarmede niet de vaststelling of oplegging voor het vervolg geheel of ten dele zou worden onmogelijk gemaakt.
Paragraaf
9
De administratieverplichting
Artikel
31
1
De koper dan wel de producent, die ingevolge de artikelen 2, 3 of 4 een heffing verschuldigd is of kan worden, is verplicht overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 13, tweede lid, en 14 van Verordening (EG) nr. 1392/2001 en conform de door het productschap gestelde regelen een administratie te voeren.
2
Het productschap kan ambtshalve de afgeleverde hoeveelheid vaststellen, indien de verplichtingen uit het eerste lid, dan wel uit artikel 27, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, niet of, naar het oordeel van het productschap, onvoldoende worden nagekomen.
Artikel
32
1
Een ieder die anders dan als koper bedrijfsmatig melk en/of andere zuivelproducten geleverd krijgt, dient in zijn administratie te verantwoorden van wie hij welke hoeveelheden geleverd krijgt.
2
Degene die niet conform het eerste lid, de oorsprong van de geleverde melk en/of andere zuivelproducten kan aantonen, wordt een heffing opgelegd ter hoogte van het percentage genoemd in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3950/92.
Artikel
33
1
Degene die melk of het equivalent daarvan bedrijfsmatig vervoert, dient tijdens dit vervoer te beschikken over de door het productschap voorgeschreven documenten.
2
Het is verboden om melk, of het equivalent daarvan, te vervoeren indien niet op eerste vordering van de ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst alle inlichtingen worden verstrekt die deze in verband met de uitvoering van zijn taak behoeft.
3
Indien de vervoerder van melk of het equivalent daarvan niet voldoet aan het bepaalde in het eerste en tweede lid, wordt hij beschouwd als koper.
Paragraaf
10
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
34
Het productschap regelt overigens, met inachtneming van de EG-verordeningen en, zo nodig, de aanwijzingen van de minister, al hetgeen voor een goede uitvoering van deze regeling is vereist.
Artikel
35
Vervallen
Artikel
36
Wijzigt de Beschikking superheffing SLOM-deelnemers.
Artikel
37
1
De Beschikking superheffing 1988 geldt voor de periode tot en met 31 maart 1993 en blijft van kracht voor zover en tot zolang nodig is voor de goede uitvoering van het daarin bepaalde.
2
Artikel 24 van de Beschikking superheffing 1988 blijft tot een nader te bepalen tijdstip van kracht.
3
De Beschikking van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 27 juni 1990 nr. J.907307, houdende een uitvoeringsregeling op basis van artikel 25, tweede lid, van de Beschikking superheffing 1988 (Stcrt. 127) wordt ingetrokken.
Artikel
38
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 1993.