Besluit van 6 april 1993, houdende onder meer voorschriften omtrent het onderwijs aan scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs

Inrichtingsbesluit W.V.O.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen van 29 december 1992, nr. 92096883/3180A, directie Wetgeving en Juridische Zaken, mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gezien het advies van de Onderwijsraad van 30 juni 1992, nr. OR 92000096/S;
De Raad van State gehoord (advies van 3 maart 1993, nr. W05.92.0663);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen van 2 april 1993, nr. 93019728/3180A, directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

DEEL

I

VOORTGEZET ONDERWIJS

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

In deel I van dit besluit wordt verstaan onder:

wet: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en wat het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving betreft, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

inspectie: de inspectie, bedoeld in artikel 113 of 114 van de wet;

v.w.o.: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs;

h.a.v.o.: hoger algemeen voortgezet onderwijs;

m.a.v.o.: middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;

v.b.o.: voorbereidend beroepsonderwijs;

v.m.b.o.: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 21 van de wet, verzorgd door een in dat artikel bedoelde school of scholengemeenschap;

school: een school voor v.w.o., een school voor h.a.v.o., een school voor m.a.v.o. , een school voor v.b.o. of een school voor praktijkonderwijs.

profiel: het profiel, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de wet;

gemeenschappelijk deel: het in artikel 12, vierde lid, onderdeel a, van de wet bedoelde onderdeel van het profiel;

profieldeel: het in artikel 12, vierde lid, onderdeel b, van de wet bedoelde onderdeel van het profiel;

vrij deel: het in artikel 12, vierde lid, onderdeel c, van de wet bedoelde onderdeel van het profiel;

normatieve studielast: de normatieve studielast, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de wet;.

theoretische leerweg: de theoretische leerweg, genoemd in artikel 10 van de wet;

basisberoepsgerichte leerweg: de basisberoepsgerichte leerweg, genoemd in artikel 10b van de wet;

kaderberoepsgerichte leerweg: de kaderberoepsgerichte leerweg, genoemd in artikel 10b van de wet;

gemengde leerweg: de gemengde leerweg, genoemd in artikel 10d van de wet;

praktijkonderwijs: het praktijkonderwijs, bedoeld in artikel 10f van de wet;

intrasectoraal programma: een in artikel 26j genoemd intrasectoraal programma;

bevoegd gezag: het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1 van de wet;

stage: de stage, bedoeld in artikel 22, derde lid, onderdeel b, van de wet;

stagegever: de rechtspersoon of de natuurlijke persoon bij wie de stage wordt doorlopen;

stageleraar: de leraar van de school waarop de leerling is ingeschreven, belast met de begeleiding van de leerling tijdens de stage;

stagebegeleider: degene die is belast met de begeleiding van de leerling en werkzaam is bij de stagegever;

de vakken behorende tot de beeldende vorming: tekenen, handvaardigheid (handenarbeid), handvaardigheid (textiele werkvormen), fotografie, film, audio-visuele vorming;

kunstvakken: de vakken behorende tot de beeldende vorming, alsmede muziek, dans en drama.

Hoofdstuk

II

Toelating, voorwaardelijke bevordering, verwijdering

Artikel

2

Toelating algemeen

Artikel

3

Toelating eerste leerjaar v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o., v.b.o., uitgezonderd praktijkonderwijs.

Artikel

4

Aanvullende toelatingsvoorwaarden eerste leerjaar v.w.o., h.a.v.o. en m.a.v.o.

Artikel

5

Melding toelatingsprocedure, toelatingsbeslissingen en studieresultaten

Artikel

6

Afwijkingen van artikel 3 of artikel 4

Artikel

7

Toelatingsvoorwaarde praktijkonderwijs

Tot een school of afdeling voor praktijkonderwijs kan als leerling worden toegelaten degene die de leeftijd van ten minste 12 jaar heeft bereikt.

Artikel

8

Bijzondere toelatingsvoorwaarden scholen en afdelingen v.b.o., aangewezen op grond van artikel 24, zesde lid, W.V.O.

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 3, 7 en 10, eerste lid, wordt een kandidaat-leerling niet toegelaten tot een school of afdeling, aangewezen op grond van artikel 24, zesde lid, van de wet, dan nadat het bevoegd gezag zich ervan heeft vergewist dat dit onderwijs voor hem het meest aangewezen is, gelet op de bijzondere aard en doelstelling van het desbetreffende onderwijs.

Artikel

9

Toelating gelijksoortige school

Een leerling, komende van een gelijksoortige school, wordt bij toelating geplaatst in het leerjaar waarin de leerling op die school onderwijs had mogen volgen.

Artikel

10

Toelating hogere leerjaren

Artikel

11

Verlenging verblijfsduur in verband met onbillijkheden

Alvorens toepassing te geven aan artikel 27, tiende lid, van de wet, vergewist de inspectie zich ervan, dat het bevoegd gezag de ouders van de betrokken leerling in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord over het verzoek van het bevoegd gezag. De inspectie betrekt bij haar beslissing in elk geval de zienswijze van de ouders.

Artikel

12

Voorwaardelijke bevordering

Artikel

13

Schorsing

Artikel

14

Definitieve verwijdering

Artikel

15

Beslistermijn bij bezwaar

Hoofdstuk

III

Inrichting van het onderwijs

§

1

Algemeen

Artikel

16

Vakanties

Artikel

17

Begin en einde van de zomervakantie

Bij ministeriële regeling worden het begin en het einde van de zomervakantie vastgesteld. De begin- en einddatum kunnen per groep van scholen verschillen.

§

2

Basisvorming

Artikel

18

Combinaties van vakken

Gedurende de periode van basisvorming kunnen de onderstaande vakken in combinatie met elkaar worden gegeven:

  • a.

    natuur- en scheikunde, biologie;

  • b.

    twee of drie van de vakken geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, economie;

  • c.

    twee of meer van de vakken behorende tot de beeldende vorming;

  • d.

    informatiekunde en een van de vakken Nederlandse taal, economie, wiskunde, natuur- en scheikunde, techniek.

Artikel

19

Afwijkingen onderdelen basisvorming

Artikel

20

Toetsen basisvorming

§

3

Overige inrichtingsvoorschriften v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o., v.b.o.

Artikel

21

Vakken in de periode van de eerste drie leerjaren v.w.o. en h.a.v.o.

Artikel

22

Vakken vierde leerjaar v.w.o.

Vervallen

Artikel

23

Minimum aantal lessen lichamelijke opvoeding v.w.o. en h.a.v.o.; minimum aantal lessen bepaalde vakken m.a.v.o. en v.b.o.

Artikel

24

Minimum aantal lessen vakken v.b.o.

Vervallen

Artikel

25

Vakken doorstroomprogramma

Onderwijs dat door het bevoegd gezag van een school voor m.a.v.o. of voor v.b.o. wordt verzorgd met het oog op een goede aansluiting op vervolgonderwijs, omvat ten minste de vakken waarvan het bevoegd gezag, na overleg met het vervolgonderwijs, heeft vastgesteld dat deze van belang zijn voor doorstroming van de leerling naar assistentopleidingen en basisberoepsopleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel a onderscheidenlijk onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel

25a

Vakken praktijkonderwijs

Praktijkonderwijs omvat ten minste Nederlandse taal, rekenen/wiskunde, informatiekunde en lichamelijke opvoeding, alsmede de vakken waarvan het bevoegd gezag, na overleg met de gemeente die daarbij de werkgevers betrekt die werkzaam zijn op de regionale arbeidsmarkt, heeft vastgesteld dat deze van belang zijn voor het uitoefenen van functies binnen die arbeidsmarkt.

Artikel

26

Adviesurentabellen v.m.b.o.

Artikel

26a

Normatieve studielast onderdelen profiel

Artikel

26b

Inrichting profielen v.w.o.

Artikel

26c

Inrichting profielen h.a.v.o.

Artikel

26d

Nadere voorschriften vrij deel

Artikel

26e

Vrijstellingen in periode voorbereidend hoger onderwijs v.w.o. en h.a.v.o.

Artikel

26f

Geringere omvang in schooltijd verzorgd onderwijsprogramma in laatste leerjaar v.w.o. en h.a.v.o.

Het in schooltijd verzorgde onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de wet omvat in het laatste leerjaar van het v.w.o. en h.a.v.o. een aantal van ten minste 700 uren onderwijs.

Artikel

26g

Nadere voorschriften derde leerjaar v.m.b.o. theoretische leerweg

Artikel

26h

Nadere voorschriften vrije deel v.m.b.o. beroepsgerichte leerwegen

De afdelingsvakken, bedoeld in artikel 10b, zevende lid, onderdeel a, van de wet, zijn bouwtechniek, metaaltechniek, elektrotechniek, voertuigentechniek, installatietechniek, grafische techniek, transport en logistiek, verzorging, uiterlijke verzorging, administratie, handel en verkoop, mode en commercie, consumptief, en landbouw en natuurlijke omgeving.

Artikel

26i

Nadere voorschriften vrije deel v.m.b.o. gemengde leerweg

Artikel

26j

Intrasectorale programma's v.m.b.o. beroepsgerichte leerwegen en gemengde leerweg

Artikel

26k

Aanvraagprocedure i.v.m. verzorgen van intrasectorale programma's v.m.b.o.

Artikel

26l

Criteria voor toekennen van intrasectorale programma's v.m.b.o.

Artikel

26m

Vervallen toestemming voor verzorgen van intrasectorale programma's

Een ingevolge artikel 26k verleende toestemming tot het verzorgen van een intrasectoraal programma vervalt van rechtswege met ingang van een schooljaar indien het desbetreffende intrasectorale programma gedurende de twee daaraan voorafgaande schooljaren door geen leerlingen is bezocht. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt uitgegaan van het aantal leerlingen op 1 oktober van elk van de twee in die volzin bedoelde schooljaren.

Artikel

26n

Vrijstellingen v.m.b.o.

Paragraaf

4

Voorwaarden verzorgen onderdelen programma v.m.b.o. beroepsgerichte leerwegen of gemengde leerweg door andere school

Artikel

27

Verzorgen onderdelen v.b.o. door andere school voor v.b.o.

Artikel

28

Afdelingen v.b.o. met corresponderende afdelingen individueel v.b.o.

Vervallen

Artikel

29

Vervallen.

§

5

Stichten van afdelingen v.b.o.

Artikel

30

Stichten van afdelingen v.b.o.

Onze Minister neemt een afdeling als bedoeld in artikel 69, derde lid, van de wet, op in het plan van scholen, bedoeld in artikel 65 van de wet, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die afdeling zal worden bezocht door ten minste 120 leerlingen, gelet op:

  • a.

    het bepaalde in artikel 69, vijfde lid, van de wet,

  • b.

    de belangstelling voor de desbetreffende afdeling en

  • c.

    het leerlingenverloop, blijkens statistische gegevens, waaronder die verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

§

6

Stages

Artikel

31

Reikwijdte

Artikel

32

Stages

Artikel

33

Stageplan

Het doel, de inhoud, de omvang, de opbouw en de organisatie van de stage worden beschreven in een stageplan.

Artikel

34

Stageplaatsen

Een stage wordt doorlopen op een of meer stageplaatsen, ter beschikking gesteld door een of meer stagegevers.

Artikel

35

Stage-overeenkomst

Artikel

36

Samenwerkingsovereenkomst

Met het oog op de stage kan het bevoegd gezag ten behoeve van de leerlingen een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst met een of meer stagegevers aangaan waarin mede een of meer onderdelen van de stage-overeenkomst, bedoeld in artikel 35, tweede lid, worden opgenomen.

§

7

Aanwijzing groepen leerlingen in verband met onderwijs in taal land van oorsprong

Artikel

37

Aanwijzing groepen leerlingen in verband met onderwijs in taal land van oorsprong

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de volgende groepen leerlingen, onderwijs in de taal van het land van oorsprong van die leerlingen in het schoolplan opnemen:

  • a.

    leerlingen die behoren tot de Molukse bevolkingsgroep;

  • b.

    leerlingen van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Griekenland, Italië, het voormalige Joegoslavië, Kaapverdië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië of Turkije;

  • c.

    leerlingen die ten laste komen van een onderdaan van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen, niet zijnde Nederland;

  • d.

    leerlingen van wie ten minste een der ouders door Onze Minister van Justitie als vluchteling is toegelaten op grond van artikel 15 van de Vreemdelingenwet.

DEEL

II

VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

38

Begripsbepalingen

In deel II van dit besluit wordt verstaan onder:

wet: deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

school: een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 125 van de Wet op het voortgezet onderwijs, tenzij het tegendeel blijkt;

bevoegd gezag voor wat betreft:

  • a.

    een openbare school: het college van burgemeester en wethouders voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit wenselijk oordeelt, met inachtneming van door hem te stellen regelen, dan wel het krachtens een gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan;

  • b.

    een bijzondere school: de rechtspersoon bedoeld in artikel 175 van de wet;

ouders: ouders, voogden of verzorgers;

schooljaar: het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraanvolgend;

stage: de stage bedoeld in artikel 137 van de wet;

stagegever: de rechtspersoon of de natuurlijke persoon bij wie de stage wordt doorlopen;

stageleraar: leraar van de school waarop de leerling is ingeschreven, belast met de begeleiding van de leerling tijdens de stage;

stagebegeleider: degene die is belast met de begeleiding van de leerling en werkzaam is bij de stagegever;

symbiose: onderwijs waarbij een leerling of leerlingen, ter uitvoering van een deel van het schoolplan, onderwijs ontvangt onderscheidenlijk ontvangen op een school voor voortgezet onderwijs;

ambulante begeleiding: de begeleiding door een aan een school verbonden leraar van een of meer leerlingen het voortgezet onderwijs die zonder deze begeleiding zou onderscheidenlijk zouden zijn aangewezen op het onderwijs dat de school verzorgt, alsmede de ondersteuning van een school voor voortgezet onderwijs bij de opvang van zodanige leerlingen door een leraar, orthopedagoog, psycholoog of logopedist van de school;

teldatum: een van de data, bedoeld in artikel 234 van de wet.

Hoofdstuk

II

Stage

Artikel

39

Stage

Het onderwijs kan een stage omvatten die wordt gegeven op een of meer stageplaatsen.

Artikel

40

Stageplan

Indien het onderwijs een stage omvat, worden het doel, de inhoud, de omvang, de opbouw en de organisatie van de stage beschreven in een stageplan.

Artikel

41

Duur van de stage

Artikel

42

Stage-overeenkomst

Artikel

43

Verzekering

Het bevoegd gezag draagt zorg dat de leerling gedurende de stage en gedurende de reis van de school naar het terrein van de stagegever en omgekeerd, alsmede de stageleraar gedurende de tijd dat hij zich bevindt op het terrein van de stagegever, zijn verzekerd tegen het risico van ongevallen en wettelijke aansprakelijkheid. Van de verplichting bedoeld in de vorige volzin, kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag ontheffing verlenen, indien het godsdienstige of levensbeschouwelijke bezwaren heeft tegen verzekering. Onze Minister verleent de ontheffing slechts indien het bevoegd gezag aantoont dat een afdoende andere voorziening is getroffen waaruit de gevolgen van een ongeval of van aansprakelijkheid in geval van schade aan derden kunnen worden gedekt.

Hoofdstuk

III

Symbiose

Artikel

44

Symbiose

Indien symbiose plaatsheeft, volgt de leerling, dan wel volgen de leerlingen aan de school of inrichting voor voortgezet onderwijs gedurende ten minste 180 minuten per week onderwijs.

Artikel

45

Symbiose-overeenkomst

Artikel

46

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Ambulante begeleiding, partieel en tijdelijk meetellen van leerlingen

Artikel

47

Partieel en tijdelijk meetellen van leerlingen met betrekking tot het onderwijs bedoeld in artikel 125, tweede lid, van de wet

Leerlingen die ten minste 1 jaar voortgezet speciaal onderwijs hebben gevolgd op een school waar onderwijs wordt gegeven als bedoeld in artikel 125, tweede lid, van de wet en die op grond van een advies van de commissie waarin ambulante begeleiding als voorwaarde wordt gesteld, zijn ingeschreven bij een school voor voortgezet onderwijs of een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2., eerste lid, onder a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs tellen op de eerstvolgende teldatum na die inschrijving voor 1/4 mee bij het bepalen van de formatie, bedoeld in artikel 233 van de wet.

Artikel

48

Ambulante begeleiding met betrekking tot het onderwijs als bedoeld in artikel 125, tweede lid, van de wet

De leerlingen bedoeld in artikel 47, komen gedurende ten hoogste 1 jaar direct volgend op hun in dat artikel bedoelde inschrijving voor ambulante begeleiding in aanmerking.

Hoofdstuk

V

Bewijzen van bekwaamheid

Artikel

49

Bewijzen van bekwaamheid

De bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in een allochtone levende taal als bedoeld in artikel 273 van de wet zijn:

  • a.

    het diploma van de applicatiecursus volledig bevoegd onderwijzer voor buitenlandse onderwijsgevenden;

  • b.

    het diploma van de applicatiecursus eigen taal en cultuur te zamen met

    • 1°.

      een verklaring van het Instituut voor Toetsontwikkeling dat de toets Nederlands als tweede taal voor OETC-leraren met goed gevolg is afgelegd,

    • 2°.

      een diploma van het staatsexamen Nederlands als tweede taal volgens programma II,

    • 3°.

      een verklaring van het Instituut voor Toetsontwikkeling dat een, twee of drie onderdelen van de toets Nederlands als tweede taal voor OETC-leraren met goed gevolg is onderscheidenlijk zijn afgelegd alsmede de met de overige onderdelen van die toets overeenkomende certificaten van het staatsexamen Nederlands als tweede taal volgens programma II,

    • 4°.

      een certificaat Nederlands als vreemde taal van de Nederlandse Taalunie waarbij de examens op het hoogste niveau zijn afgelegd,

    • 5°.

      een diploma, een certificaat Nederlandse taal en letterkunde of een certificaat Nederlandse taal van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, het hoger algemeen voortgezet onderwijs of een opleiding van het middelbaar beroepsonderwijs die uitsluitend of mede is gericht op doorstroming naar het hoger beroepsonderwijs,

    • 6°.

      één van de bewijzen van bekwaamheid, genoemd in artikel 286, eerste lid, van de wet, dan wel een bevoegdheid op grond van artikel 286, tweede lid eerste volzin, van de wet,

    • 7°.

      een met een onder 5° of 6° bedoeld diploma vergelijkbaar diploma behaald in het Nederlandstalige onderwijs in België,

    • 8°.

      een getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de vierjarige deeltijdse studierichting leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Arabisch, of

    • 9°.

      een getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de vierjarige deeltijdse studierichting leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Turks;

  • c.

    het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de studierichting die voorbereidt op het beroep van leraar in één der allochtone levende talen in het primair onderwijs;

  • d.

    het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de studierichting die voorbereidt op het beroep van leraar basisonderwijs, tezamen met een verklaring dat de leerroute onderwijs in allochtone levende talen met gunstig resultaat is voltooid;

  • e.

    het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd examen in de vierjarige deeltijdse studierichting leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Turks, of in Arabisch, tezamen met een verklaring dat de leerroute onderwijs in allochtone levende talen met gunstig resultaat is voltooid;

  • f.

    het diploma van de pedagogisch-didactische cursus onderwijs in een allochtone levende taal.

De bevoegdheid bedoeld in de eerste volzin betreft het geven van onderwijs in de taal van het land van oorsprong van de bezitter van het diploma of van diens ouders.

Hoofdstuk

VI

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

50

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

51

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Inrichtingsbesluit W.V.O.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, J. Wallage
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, P. Bukman
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin