Besluit van 4 februari 1994, houdende vaststelling van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel en het Kaderbesluit rechtspositie HBO i.v.m. Convenant II

Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 6 oktober 1993, nr. 93063184, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
De Raad van State gehoord (advies van 8 december 1993, nr. WO5.93.0662);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen, mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 19 januari 1994, nr. 93085743, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

I

Hoofdstuk

I

Wettelijke uitkeringen bij werkloosheid

§

1

Algemeen

Artikel

1

Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, voor wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

  • b.

    betrokkene:

    alsmede in voorkomende gevallen de gewezen betrokkene door wie een uitkering is aangevraagd of aan wie een uitkering ingevolge dit besluit is toegekend, dan wel een uitkering ontvangt als bedoeld in artikel II, eerste lid van dit besluit;

    De betrokkene die ter zake van zijn arbeidsverhouding niet als overheidswerknemer in de zin van de WPA wordt aangemerkt, kan aan dit besluit geen aanspraken ontlenen.

  • c.

    loon: het loon als bedoeld in artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen;

  • d.

    minimumloon: het minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, of indien het een betrokkene jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, bedoeld in artikel 7, derde lid, van genoemde wet, beide vermeerderd met de daarover berekende vakantietoeslag, bedoeld in artikel 15 van die wet en vervolgens gedeeld door 21,75;

  • e.

    betrekking: iedere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke arbeidsverhouding waarbij in dienst van een natuurlijk persoon of een lichaam werkzaamheden tegen beloning worden verricht. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, 5 en 6 van de Werkloosheidswet is van overeenkomstige toepassing;

  • f.

    lichamen: rechtspersonen, maat- en vennootschappen, samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid die met verenigingen maatschappelijk gelijk kunnen worden gesteld, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens;

  • g.

    WPA: de Wet privatisering ABP;

  • gg.

    het pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting pensioenfonds ABP;

  • h.

    uitvoeringsorgaan: het orgaan dat is belast met de uitvoering van dit besluit.

Artikel

1a

Personeel hogescholen niet betrokken in de zin van dit besluit

Vervallen

§

2

De voorwaarden voor het recht op loongerelateerde uitkering en vervolguitkering

Artikel

2

Met inachtneming van de artikelen 3 tot en met 7 en de daarop berustende bepalingen heeft de betrokkene die werkloos is recht op uitkering.

Artikel

3

Werkloos

Artikel

3a

Artikel

4

Recht op uitkering

Recht op uitkering ontstaat voor een betrokkene, indien hij:

  • a.

    in de periode van 39 weken onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van werkloosheid in ten minste 26 weken arbeid heeft verricht; en

  • b.
    • 1°.

      aantoont in de periode van vijf kalenderjaren onmiddellijk voorafgaande aan het jaar waarin zijn eerste werkloosheidsdag is gelegen, in ten minste vier kalenderjaren over 52 of meer dagen per jaar loon te hebben ontvangen; of

    • 2°.

      onmiddellijk voorafgaande aan of op zijn eerste dag van werkloosheid recht heeft op een uitkering op grond van een wet als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b, c of d

    .

Artikel

4a

Wijze waarop weken in aanmerking worden genomen voor de berekening, bedoeld in artikel 4, onder a

Artikel

4b

Wijze waarop jaren in aanmerking genomen worden voor de berekening van de periode, bedoeld in artikel 4, onder b, ten eerste

Artikel

4c

Samenvoeging van rechten

Artikel

5

Geen recht op uitkering

Artikel

6

Beëindiging recht op uitkering

Artikel

7

Herleving van het recht op uitkering

§

3

Het geldend maken van het recht op loongerelateerde uitkering en vervolguitkering

Artikel

8

Vaststelling recht

Het uitvoeringsorgaan stelt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden, vast of een recht op uitkering bestaat, nadat daartoe een aanvraag is ingediend.

Artikel

9

Vaststelling niet vóór de referteperiode

Het recht op uitkering kan niet worden vastgesteld over perioden gelegen voor de 26 weken voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag om een uitkering werd ingediend. Het uitvoeringsorgaan is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van de eerste volzin.

Artikel

10

Verplichting van betrokkene

Artikel

11

Informatie

De betrokkene is verplicht:

  • a.

    aan het uitvoeringsorgaan op verzoek of uit eigen beweging onverwijld alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of het bedrag van de uitkering dat aan de betrokkene wordt betaald; en

  • b.

    zich zodanig te gedragen dat hij door zijn doen en laten het uitvoeringsorgaan niet benadeelt of zou kunnen benadelen.

Artikel

12

Inschrijvingsverplichting

Artikel

13

Sancties

Artikel

13a

Bij ministeriële regeling kunnen voor alle betrokkenen dan wel bepaalde categorieën van betrokkenen reïntegratiebevorderende regelingen worden gesteld.

Artikel

14

Beperking uitkeringsduur na herleving

§

4

De uitbetaling van de loongerelateerde uitkering en de vervolguitkering

Artikel

15

Uitbetaling van de uitkering

Artikel

16

Voorschot

Artikel

17

Uitkering wordt niet in ontvangst genomen

De uitkering die niet in ontvangst is genomen of is ingevorderd binnen drie maanden na de dag van betaalbaarstelling, wordt niet meer betaald. Het uitvoeringsorgaan kan in bijzondere gevallen ten gunste van de betrokkene afwijken van de in de eerste volzin genoemde drie maanden.

Artikel

18

Betaling uitkering en vakantie-uitkering

Artikel

19

Anticumulatie inkomsten wegens loonderving en pensioenen

Artikel

20

Anticumulatie inkomen uit arbeid of bedrijf

Indien de werkloze betrokkene arbeid als betrokkene gaat verrichten gedurende minder dan vijf en minder dan de helft van de arbeidsuren, bedoeld in artikel 3, wordt de uitkering verminderd met 70% van hetgeen hij met de arbeid verdient.

Artikel

20a

Korting inkomsten uit of in verband met scholing

Indien de betrokkene deelneemt aan een voor hem naar het oordeel van Onze minister noodzakelijke opleiding of scholing en het recht op uitkering op grond van artikel 35 blijft bestaan, worden op de uitkering 70% van de inkomsten uit of in verband met de opleiding of scholing in mindering gebracht, voor zover deze inkomsten meer bedragen dan een nader door Onze minister vast te stellen bedrag.

Artikel

20b

Maximering uitkering bij samenloop van uitkeringen

Artikel

21

Terugbetaling en terugvordering

Artikel

22

Uitbetaling aan derden

Indien de betrokkene op grond van geestelijke gestoordheid niet in staat is kwijting te verlenen voor betaling van de uitkering, kan het uitvoeringsorgaan de uitkering betalen aan een door het uitvoeringsorgaan aan te wijzen persoon of lichaam.

Artikel

23

Onvervreemdbaarheid van uitkering

§

5

De duur van de loongerelateerde uitkering

Artikel

24

Duur van de loongerelateerde uitkering

Artikel

25

Verschuiving van de uitkering na gehele beëindiging

§

6

De hoogte van de uitkering

Artikel

26

Berekeningsbasis loongerelateerde uitkering

De loongerelateerde uitkering in deze paragraaf wordt berekend naar het dagloon.

Artikel

27

Nadere regels met betrekking tot het dagloon

De minister is bevoegd regels te stellen met betrekking tot de vaststelling van het dagloon. Deze regels bevatten voor zover nodig bepalingen op grond waarvan voor een betrokkene die naast een loongerelateerde uitkering op grond van dit besluit, een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten ontvangt, dan wel een uitkering ontvangt die naar aard en strekking daarmee overeenkomt, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80%, een evenredige verlaging van het dagloon plaatsvindt, overeenkomend met een percentage dat gelijk is aan het verschil tussen 100 en het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse, waarin de werknemer is ingedeeld.

Artikel

28

Herziening dagloon

Artikel

29

Hoogte loongerelateerde uitkering

§

7

Vervolguitkering

Artikel

30

Ingang vervolguitkering

De vervolguitkering gaat in zodra het einde van de duur van de loongerelateerde uitkering is bereikt.

Artikel

31

De duur van de uitkering

Artikel

32

Verlenging vervolguitkering bij herleving

§

8

Hoogte vervolguitkering

Artikel

33

Hoogte vervolguitkering

Artikel

34

Uitkering lager dan minimumloon

Artikel

35

Omscholing

Paragraaf

9

Kortdurende uitkering bij werkloosheid

Artikel

34a

Met inachtneming van de artikelen 3 en 34b tot en met 34d en de daarop berustende bepalingen heeft de betrokkene die werkloos is recht op kortdurende uitkering.

Artikel

34b

Recht op kortdurende uitkering

Artikel

34c

Geen recht op kortdurende uitkering

De artikelen 4a, 4c, 5, 6 en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

34d

Herleving van het recht op kortdurende uitkering

Paragraaf

10

Het geldend maken van het recht op kortdurende uitkering

Paragraaf

11

De uitbetaling van de kortdurende uitkering

Artikel

34f

De uitbetaling van de kortdurende uitkering

De artikelen 15 tot en met 23, alsmede de daarop berustende bepalingen, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

34g

De duur van de kortdurende uitkering

De duur van de kortdurende uitkering is zes maanden, te rekenen vanaf de eerste dag waarop het recht op uitkering is ontstaan.

Artikel

34h

Verlenging kortdurende uitkering bij herleving

Artikel

34i

De hoogte van de kortdurende uitkering

Hoofdstuk

II

Aanvullende uitkering

§

1

Duur en hoogte van de aanvullende uitkering

Artikel

36a

Duur van de uitkering

Artikel

36b

Verschuiving aanvullende uitkering

Artikel

36c

Einde recht op uitkering

In afwijking van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, onder j, eindigt het recht op uitkering ingevolge dit besluit op de dag waarop de betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

§

2

Loonsuppletieregeling

Artikel

38

Loonsuppletieregeling

§

3

Ziekte-aanspraken

Artikel

39

Ziekte-uitkering

Artikel

40

Vervallen

§

4

Rechten van nabestaanden bij overlijden

Artikel

42

Uitkeringsbasis

Artikel

43

Nabestaanden

Artikel

44

Bedrag en uitbetaling

Artikel

45

Verrekening met andere uitkeringen

Artikel

46

Vermindering van reeds genoten inkomsten

Op de ingevolge de voorgaande artikelen berekende uitkering bij overlijden wordt de reeds vóór zijn overlijden aan de betrokkene uitbetaalde loon of bezoldiging over een na zijn overlijden gelegen tijdvak, in mindering gebracht.

Artikel

47

Geen nabestaanden

Indien de overledene geen nabestaanden als bedoeld in artikel 43 nalaat, kan het bedrag, bedoeld in artikel 44, door het uitvoeringsorgaan geheel of gedeeltelijk worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, voor zover nalatenschap voor de betaling ontoereikend is.

§

5

Vergoeding verhuis-, reis en pensionkosten

Artikel

48

Verhuis-, reis en pensionkosten

Artikel

49

Afkoop uitkering

Artikel

49a

Algemene eindejaarsuitkering

Artikel

49b

Zes-maandstermijn

Indien het niveau van de uitkering krachtens de Werkloosheidswet een algemeen neerwaartse wijziging ondergaat, wordt deze neerwaartse wijziging, behoudens indien in de Sectorcommissie Onderwijs en Wetenschappen, als bedoeld in artikel 2 van het Overlegbesluit onderwijs- en onderzoekpersoneel, overeenstemming wordt bereikt, binnen zes maanden na de datum van het Staatsblad waarin de maatregel is gepubliceerd, op overeenkomstige wijze doorgevoerd ten aanzien van het totaal aan wettelijke en bovenwettelijke aanspraken van betrokkene, vanaf de in het Staatsblad vermelde datum van inwerkingtreding van bedoelde maatregel, doch niet eerder dan zes maanden na datum van het Staatsblad.

Artikel

50

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.

Overgangsrecht

Artikel

II

Bestaande rechten

Artikel

IIa

Overgangsrecht loonsuppletie

Artikel

IIb

Overgangsrecht termijn waarbinnen het recht op uitkering kan herleven

In afwijking van het bepaalde in artikel 7, vierde lid, begint de termijn van anderhalf jaar op 1 januari 1996 voor de betrokkene die op 31 december 1995 reeds werkzaam was in de uitoefening van een bedrijf dan wel de zelfstandige uitoefening van een beroep. Voor de betrokkene, bedoeld in de vorige volzin, voor wie dit tot een gunstiger resultaat leidt herleeft de BWOO-uitkering binnen vier jaar na de aanvang van zijn uitkeringsrecht, doch uiterlijk op 31 december 1997.

Artikel

IIc

Overgangsrecht bij samenloop van uitkeringen

Artikel

IId

Overgangsrecht bij samenloop van uitkeringen op grond van dit besluit

Artikel

IIe

Overgangsbepaling verlenging vervolguitkering

Artikel

III

Afbouw van scholen/instellingen

Artikel

IV

Het volgen van scholing

De betrokkene die recht heeft op een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, het Rechtspositiebesluit KO/LO, het Rechtspositiebesluit WVO, de Rechtspositieregeling Vormingswerk voor jeugdigen, het B3-reglement onderwijs, hoofdstuk H van het Rechtspositiebesluit WLW, het Rijkswachtgeldbesluit en de Uitkeringsregeling, zal niet worden gekort op zijn uitkering wegens prijsgegeven inkomsten, zoals bedoeld in voornoemde regelingen in verband met ontslag op eigen verzoek uit een korttijdelijke betrekking waarvan de duur minder bedraagt dan 3 maanden of waarvan nog een duur resteert van minder dan 3 maanden, wegens het volgen van een opleiding of scholing, indien:

  • a.

    de opleiding of scholing plaatsvindt op initiatief van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie;

  • b.

    de Arbeidsvoorzieningsorganisatie schriftelijk heeft verklaard dat de opleiding of scholing een reële kans op een nieuwe betrekking biedt;

  • c.

    de opleiding of scholing niet langer duurt dan één kalenderjaar. Onze minister bepaalt in welke gevallen de termijn van één jaar wordt verlengd.

Artikel

V

Stimuleringsregeling oudere uitkeringsgerechtigden

Artikel

VI

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

VII

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

VIII

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

IX

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

X

Dit besluit treedt in werking voor wat betreft:

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, J. M. M. Ritzen
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, P. Bukman
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin