Besluit van 25 juni 1993, houdende regels voor het georganiseerd overleg in de sector Defensie

Besluit georganiseerd overleg sector Defensie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze minister van Defensie van 1 februari 1993, nr. PAV2210/93002671;
Gelet op artikel 12, onder p, van de Militaire Ambtenarenwet 1931, artikel 125, eerste lid, onder m van de Ambtenarenwet 1929 en artikel 2, onder m, van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen;
De Raad van State gehoord (advies van 29 maart 1993, nr. W07.93.0060);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Defensie van 16 juni 1993, nr. PAV 2210/93008962;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Hoofdstuk

2

Het overleg met de sectorcommissie Defensie

Artikel

2

Er is een sectorcommissie Defensie voor het georganiseerd overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van militaire ambtenaren en ambtenaren.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Het standpunt van de sectorcommissie wordt bepaald bij eenvoudige meerderheid van stemmen. Elke centrale brengt één stem uit.

Artikel

13

In de artikelen 14 tot en met 22 wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemers aan het overleg:

    de voorzitter en de tot het overleg toegelaten centrales;

  • b.

    advies- en arbitragecommissie:

    de Advies- en Arbitragecommissie genoemd in artikel 18.

Artikel

14

De artikelen 15 tot en met 22 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 3, voorzover die aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand van militaire ambtenaren of ambtenaren, met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, betreffen.

Artikel

15

Indien de voorzitter dan wel één of meer van de centrales, in het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet tot een uitkomst zal leiden die de instemming van alle deelnemers aan dat overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen drie dagen nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Binnen twee weken na ontvangst van het advies wordt het overleg over het geschil voortgezet.

Artikel

22

De uitspraak van de advies- en arbitragecommissie heeft bindende kracht.

Artikel

23

Het standpunt van de sectorcommissie over de in het overleg besproken aangelegenheden, alsmede over de aan de commissie ingevolge artikel 34, tweede lid, ter kennis gekomen adviezen van een bijzondere commissie, wordt schriftelijk aan Onze Minister bevestigd, waarbij desverlangd een samenvatting van de aan dit standpunt ten grondslag liggende argumenten wordt gegeven. Indien in de sectorcommissie een minderheidsstandpunt is, wordt daarvan desverlangd melding gemaakt.

Artikel

24

Indien over een aangelegenheid in afwijking van het standpunt van de sectorcommissie wordt beslist, brengt Onze minister de redenen van die afwijking zo spoedig mogelijk ter kennis van de sectorcommissie.

Artikel

25

Artikel

26

Hoofdstuk

3

Het overleg met de bijzondere commissies

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Het standpunt van de bijzondere commissie wordt bepaald bij eenvoudige meerderheid van stemmen. Elke centrale brengt één stem uit.

Artikel

33

De artikelen 13 tot en met 22 zijn van overeenkomstige toepassing op het overleg met een bijzondere commissie, met dien verstande dat de in artikel 18 genoemde advies- en arbitragecommissie voor de behandeling van een geschil met een bijzondere commissie wordt uitgebreid met twee bijzondere leden, die worden benoemd door Onze Minister. Één lid wordt benoemd op voordracht van de voorzitter en één lid op voordracht van de tot het overleg toegelaten centrales. Niet benoembaar tot bijzonder lid zijn:

  • a.

    personen die ingevolge artikel 18, tweede lid zijn uitgesloten van het lidmaatschap of het plaatsvervangend lidmaatschap;

  • b.

    personen die lid of plaatsvervangend lid zijn van de bijzondere commissie, dan wel van wie dit lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap nog niet langer dan twee jaar is beëindigd.

Artikel

34

Artikel

35

De voorzitter wordt bijgestaan door een secretaris. Artikel 25, tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

36

De voorzitter van het overleg met een bijzondere commissie doet aan de voorzitter van het in artikel 3 bedoelde overleg en aan de sectorcommissie tijdig de agenda van elke vergadering toekomen, alsmede een exemplaar van de notulen van de gehouden vergadering.

Artikel

37

Op het overleg met een bijzondere commissie zijn de artikelen 10, 24 en 26 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

4

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

38

Onze Minister kan in afwijking van artikel 6, eerste lid, bepalen dat het aantal vertegenwoordigers van de centrales in de sectorcommissie tijdelijk wordt verhoogd.

Artikel

39

Artikel

40

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

41

Het Besluit georganiseerd overleg militairen wordt ingetrokken.

Artikel

42

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1993.

Artikel

43

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit georganiseerd overleg sector Defensie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Defensie, A. L. ter Beek
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin