Artikel
I
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Hebben goedgevonden en verstaan:
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
In dit artikel wordt verstaan onder:
Rechtspositiebesluit: Het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel;
belanghebbende:
een belanghebbende, bedoeld in artikel I-S201, eerste lid, die op 1 januari 1994 is benoemd aan een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d1, en sedert 31 december 1985 zonder onderbreking aan dezelfde instelling benoemd is gebleven.
een belanghebbende, bedoeld in artikel I-S301, onderdeel c2, die op 1 januari 1994 is benoemd aan een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d2, en sedert 31 december 1985 zonder onderbreking aan dezelfde instelling benoemd is gebleven.
schaalsalaris: een bedrag in een schaal dat behoort bij een normbetrekking.
Het bepaalde in de overige leden van dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van de belanghebbende wiens betrekking op zijn verzoek op 31 december 1993 wordt beëindigd en die aansluitend wordt belast met een functie waarbij een maximumschaal behoort die lager is dan de maximumschaal die behoort bij de functie die hem zou kunnen worden toebedeeld. De belanghebbende wordt in dat geval voor de toepassing van het bepaalde in de hoofdstukken I-P tot en met I-S van het Rechtspositiebesluit aangemerkt als een belanghebbende die in dienst treedt.
De aan de hand van dit artikel uit te voeren berekeningen geschieden op basis van het loonpeil dat geldt op 31 december 1993.
Indien de belanghebbende op 31 december 1993 verlof volgens het bepaalde in een of meer der hoofdstukken I-C, I-D of I-E genoot, wordt dat verlof alsmede de daarmee samenhangende vermindering van de bezoldiging voor de toepassing van het bepaalde in de overige bepalingen van dit artikel buiten beschouwing gelaten.
Ten aanzien van de belanghebbende op wiens bezoldiging op de dag voorafgaande aan de overgang, in verband met andere door hem genoten inkomsten een anticumulatie als bedoeld in het Rechtspositiebesluit dan wel enige andere daarmee overeenkomende regeling, werd toegepast, wordt die anticumulatie voor de toepassing van het bepaalde in de overige bepalingen van dit artikel buiten beschouwing gelaten.
Voor de belanghebbende wordt op 1 januari 1994 een schaalsalaris vastgesteld in de hoogst mogelijke schaal die bij zijn functie behoort, dat zo dicht mogelijk ligt bij en tenminste gelijk is aan het salaris bij een normbetrekking dat voor hem op 31 december 1993 gold.
Indien het salaris van een belanghebbende bij een normbetrekking op 31 december 1993 hoger is dan het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal, geschiedt de inpassing op een schaalsalaris dat zo dicht mogelijk ligt bij en tenminste gelijk is aan zijn salaris bij een normbetrekking op 31 december 1993 en wel in de laagste schaal waarvan het maximum gelijk is aan of hoger is dan dat salaris bij normbetrekking.
Voor de belanghebbende wordt een uitzicht op salarisvaststelling na 31 december 1993 vastgesteld op het maximumsalaris behorende bij een normbetrekking dat voor hem volgens de op 31 december 1993 geldende regeling gold, voor zover dat maximumsalaris hoger zou zijn dan het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal.
Het in het achtste lid bedoelde uitzicht wordt uitgedrukt in het nummer van de schaal en het salarisnummer binnen die schaal waarbij het bedrag waarop uitzicht wordt gegeven, is vermeld.
Het in het negende lid bedoelde bedrag is een schaalsalaris, dat zo dicht mogelijk ligt bij het ingevolge het negende lid vast te stellen bedrag bij een normbetrekking op 31 december 1993, in de laagste schaal waarvan het maximum gelijk is aan of hoger dan het bedrag waarop uitzicht wordt gegeven; indien het laatstbedoelde bedrag op gelijke afstand ligt tot twee bedragen in de laagste schaal, wordt het schaalsalaris vastgesteld op het naasthogere bedrag.
Voor de belanghebbende, voor wie volgens het bepaalde in het achtste tot en met tiende lid een uitzicht zou moeten worden vastgesteld dat lager is dan het schaalsalaris dat voor hem per 1 januari 1994 met toepassing van het bepaalde in het zesde en zevende lid is berekend, wordt het uitzicht vastgesteld op het laatstbedoelde niveau.
In dit artikel wordt verstaan onder:
Rechtspositiebesluit: het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel;
belanghebbende: de speltherapeut/creatieve therapeut bedoeld in artikel I-S302, eerste lid, die op 31 mei en 1 juni 1992 aan dezelfde instelling is verbonden.
In de paragrafen van dit artikel zijn de begripsbepalingen van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel van overeenkomstige toepassing, behoudens het bepaalde in het tweede lid.
In dit artikel wordt verstaan onder:
Rechtspositiebesluit: het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel;
instelling: de instelling, bedoeld in artikel I-A1, onder d13, sub b, van het Rechtspositiebesluit, de instelling, bedoeld in artikel I-A1, onder d3, van het Rechtspositiebesluit voor zover het betreft een avondschool voor vwo, havo, mavo of meao dan wel een instelling voor algemeen en op het beroep gericht onderwijs, alsmede de instelling, bedoeld in artikel I-A1, onder d6, van het Rechtspositiebesluit;
instituut: de instelling, bedoeld in artikel I-A1, onder d13, sub a, van het Rechtspositiebesluit;
belanghebbende: degene die is benoemd bij een instituut en zonder onderbreking wordt benoemd bij een instelling;
overgang: de benoeming van de belanghebbende vanuit een instituut bij een instelling op een dag in de periode van 1 januari 1992 tot 1 januari 1996 in verband met de opheffing dan wel de overdracht van bestuur, bedoeld in respectievelijk artikel 45, tweede lid en 45, derde lid, van de Kaderwet Volwasseneneducatie 1991, van dat instituut op die dag.
De overige artikelen van deze regeling zijn niet van toepassing ten aanzien van de belanghebbende wiens betrekking wordt beëindigd in verband met de overgang en die aansluitend op zijn verzoek wordt belast met een functie waarbij een maximumschaal behoort die lager is dan de maximumschaal die behoort bij de functie die hem op grond van het bepaalde in dit besluit zou kunnen worden toegedeeld. De belanghebbende wordt in dat geval voor de toepassing van het bepaalde in de hoofdstukken I-P tot en met I-S van het Rechtspositiebesluit aangemerkt als een belanghebbende die in dienst treedt.
Indien de belanghebbende op de dag voorafgaande aan de overgang verlof volgens een of meer der hoofdstukken I-C, I-D of I-E, of een taakvermindering als bedoeld in artikel C4 van de Overgangsregeling ondersteuning VE genoot, wordt dat verlof alsmede de daarmee eventueel samenhangende vermindering van de bezoldiging voor de toepassing van de overige bepalingen van deze regeling buiten beschouwing gelaten.
Ten aanzien van de belanghebbende op wiens bezoldiging op de dag voorafgaand aan de overgang, in verband met andere door hem genoten inkomsten, een anticumulatie als bedoeld in het Rechtspositiebesluit werd toegepast, wordt die anticumulatie voor de toepassing van de overige bepalingen van dit besluit buiten beschouwing gelaten.
Behoudens het geval waarin een instelling is ontstaan door overdracht van het bestuur als bedoeld in artikel 45, derde lid van de Kaderwet Volwasseneneducatie 1991, van één instituut, stelt het bevoegd gezag uiterlijk zes maanden nadat de bij de instelling te verrichten werkzaamheden daadwerkelijk zijn aangevangen de formatie en de daarin voorkomende functies ten behoeve van de ondersteuning van de volwasseneneducatie vast.
Het bevoegd gezag deelt de functies aan de belanghebbenden toe, daarbij rekening houdend met de overige bepalingen in dit besluit.
Zolang het bevoegd gezag het formatiebeleid als bedoeld in artikel B1 nog niet heeft vastgesteld, behoudt de belanghebbende een functie die naar aard overeenkomt met zijn functie binnen het instituut.
Na overleg met de belanghebbende kan het bevoegd gezag, in het belang van de instelling, aan hem andere werkzaamheden met andere verantwoordelijkheden opdragen tot het moment waarop hem een functie als bedoeld in B1 wordt toegedeeld.
Aan de belanghebbende wordt, na vaststelling van de formatie ten behoeve van de ondersteuning van de volwasseneneducatie, een functie toegedeeld die naar niveau en maximumsalaris zo veel mogelijk overeenkomt met de functie die hij bij het instituut vervulde.
Op de dag van overgang wordt voor de belanghebbende bij de instelling een salaris vastgesteld in dezelfde schaal en op hetzelfde salarisnummer als voor hem op evenbedoelde dag zouden hebben gegolden volgens de regeling zoals die op de dag voor de overgang luidde.
Indien het salaris van een belanghebbende bij een normbetrekking hoger is dan het maximum van de bij zijn functie, als bedoeld in artikel B3, behorende maximumschaal, geschiedt de inpassing op een salaris dat zo dicht mogelijk ligt bij en tenminste gelijk is aan zijn salaris bij een normbetrekking en wel in de laagste schaal waarvan het maximum gelijk is aan of hoger is dan dat salaris bij een normbetrekking.
Na toepassing van het eerste lid wordt het voor de belanghebbende vastgestelde inpassingsbedrag uitgedrukt in een salarisnummer in de voor hem vastgestelde schaal.
Met ingang van de dag van overgang blijft voor de belanghebbende de betrekkingsomvang ten minste gelijk aan die welke voor hem op evenbedoelde datum zou hebben gegolden volgens de regeling zoals die laatstelijk voor hem van toepassing was.
In de gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, beslist Onze Minister.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte waarin het wordt geplaatst.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, werkt het bepaalde in artikel I, onderdeel A, onder 1, sub c, onderdeel B, onder 5, onderdeel N, onderdeel P, onder 2 en onder 3, onderdeel S, onderdeel V, onder 3, 4 en 5, onderdeel X, onder 3, 4 en 5, onderdeel AA en onderdeel BB, alsmede artikel IV, terug tot en met 1 januari 1992.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, werkt het bepaalde in artikel I, onderdeel C, onder 19, sub c, onderdeel E, onder 3, sub b, onderdeel H, onder 1, 2, 3, 4 en 5, onderdeel O, onderdeel P, onder 1, 4, 5 en 6 en artikel III, terug tot en met 1 juni 1992.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, werkt het bepaalde in artikel I, onderdeel B, onder 1, onderdeel E, onder 1, 2, 3, sub c, 4, 5, 6, 7, 8, sub a, 10, sub b, 11, 12, 13, sub a en c, 15 en 20, artikel V en artikel VI, teruig tot en met 1 augustus 1992.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, werkt het bepaalde in artikel I, onderdeel C, onder 26, en onderdeel T, terug tot en met 1 maart 1993.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, werkt het bepaalde in artikel I, onderdeel A, onder 2, terug tot en met 1 april 1993.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, treedt het bepaalde in artikel I, onderdeel D, onder 1, 2 en 3, onderdeel F, onder 1, onderdeel G, onderdeel H, onder 7, 8 en 9, onderdeel I, onderdeel J, onderdeel K, onderdeel M, onder 1, 2 en 5, onderdeel Q, onderdeel U, onderdeel V, onder 1 en 2, onderdeel W, onderdeel X, onder 1 en 2, onderdeel Y en artikel II, in werking met ingang van 1 januari 1994.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.