Wet van 2 december 1993, houdende regeling van de rechtspositie van ministers en staatssecretarissen

Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rechtspositie van ministers en staatssecretarissen wettelijk te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Na het overlijden van een minister of staatssecretaris wordt op de voet van de regeling voor het burgerlijk rijkspersoneel een uitkering toegekend.

Artikel

4

Artikel

5

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

6

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

7

Deze wet wordt aangehaald als: Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, C. I. Dales
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin