Wet van 15 december 1993, houdende enkele wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Beginselenwet gevangeniswezen omtrent de terbeschikkingstelling en de observatie

Wijzigingswet Wetboek van Strafrecht, enz. (terbeschikkingstelling en de observatie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele bepalingen van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Beginselenwet gevangeniswezen omtrent de terbeschikkingstelling en de observatie te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

II

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

III

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

IV

In gevallen waarin op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet nog moet worden beslist op een vordering als bedoeld in artikel 38c Sr vindt artikel I onder C sub 3 geen toepassing.

Artikel

V

Artikel I onder E heeft geen gevolgen ten aanzien van de ter beschikking gestelden ten aanzien van wie de rechter vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet heeft bevolen dat zij van overheidswege zullen worden verpleegd.

Artikel

VI

Met betrekking tot de te volgen procedure ten aanzien van de eerstkomende verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet worden de op dat tijdstip vervallen bepalingen toegepast.

Artikel

VII

Ten aanzien van de bevelen tot observatie ingevolge het bepaalde in de artikelen 196 tot en met 198, 317 en 509g van het Wetboek van Strafvordering, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet worden tenuitvoer gelegd, worden de op dat tijdstip vervallen bepalingen toegepast.

Artikel

IX

Artikel II onder A heeft geen gevolgen voor strafzaken die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn geëindigd.

Artikel

X

Deze wet treedt in werking op een nader bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Justitie, A. Kosto
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin