Besluit van 20 december 1993, houdende bepalingen inzake de algemene berekeningswijzen voor de bekostiging van universiteiten, hogescholen en de Open Universiteit

Bekostigingsbesluit WHW

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, van 15 juli 1993, nr. 92091035/4675, directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gezien het advies van de Onderwijsraad (advies van 23 april 1993, nr. OR 93000072/T);
De Raad van State gehoord (advies van 13 december 1993, nr. W05.93.0520);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, van 17 december 1993, nr. 93099780/4675, directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • b.

    Onze minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voorzover het betreft het onderwijs en onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • c.

    universiteit: een universiteit als bedoeld in de onderdelen a en b van de bijlage van de wet;

  • d.

    hogeschool: een hogeschool als bedoeld in de onderdelen c, d, e, f en g van de bijlage van de wet;

  • e.

    Open Universiteit: de Open Universiteit, genoemd in onderdeel h van de bijlage van de wet;

  • f.

    academisch ziekenhuis: een academisch ziekenhuis als bedoeld in onderdeel i van de bijlage van de wet;

  • g.

    Centraal register inschrijving: het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52 van de wet;

  • h.

    Centraal register opleidingen: het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13 van de wet;

  • i.

    opleiding: een opleiding, opgenomen in het Centraal register opleidingen;

  • j.

    opleiding van eerste inschrijving: opleiding waarvoor degene die zich inschrijft het volledige collegegeld als bedoeld in de artikelen 7.43 en 7.44 van de wet heeft voldaan;

  • k.

    student: een blijkens het Centraal register inschrijving voor een opleiding van eerste inschrijving ingeschreven student;

  • l.

    getuigschrift: een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een opleiding;

  • m.

    proefschrift: een proefschrift dan wel een proefontwerp uitmondend in een promotie als bedoeld in artikel 7.18 van de wet;

  • n.

    ontwerperscertificaat: een getuigschrift uitgereikt aan een technologisch ontwerper, met dien verstande dat de desbetreffende ontwerpersopleiding door een door Onze minister aangewezen, door de openbare universiteiten te Groningen, Delft, Eindhoven en Enschede gezamenlijk ingestelde, commissie dient te zijn gecertificeerd;

  • o.

    accountant: een door het instellingsbestuur aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel

1.3

Controleprotocol

Hoofdstuk

2

Universiteiten

§

1

Algemeen

Artikel

2.1

Reikwijdte

De bepalingen van dit hoofdstuk hebben betrekking op de universiteiten, bedoeld in artikel 2.1 van de wet, waarvoor de rijksbijdrage wordt vastgesteld door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de openbare universiteit te Wageningen.

Artikel 2.1a

Vervallen

Artikel

2.2

Begripsbepalingen hoofdstuk 2

Artikel

2.3

Samenstelling rijksbijdrage universiteiten

De rijksbijdrage van een universiteit is samengesteld uit:

  • a.

    een onderwijsdeel, waaronder een component eerstejaars, een component getuigschriften, een component basisvoorziening onderwijs en in voorkomende gevallen bedragen ten behoeve van numerus fixus geneeskunde, de werkplaats diergeneeskunde en de werkplaats tandheelkunde,

  • b.

    een onderzoekdeel, waaronder een component basisvoorziening onderzoek, een component proefschriften en ontwerperscertificaten, een component afbouw dynamisering Smart Mix, een component onderzoekscholen, een component strategische overwegingen en in voorkomende gevallen een component toponderzoekscholen,

  • c.

    in voorkomende gevallen een deel leraartraject,

  • d.

    in voorkomende gevallen een deel academisch ziekenhuis, en

  • e.

    een investeringsdeel.

Artikel 2.3a

Vervallen

Artikel

2.4

Vaststelling omvang landelijke delen

In overeenstemming met het desbetreffende onderdeel van de voor het desbetreffende begrotingsjaar vastgestelde rijksbegroting, wordt jaarlijks door Onze minister de omvang vastgesteld van de landelijk voor de in artikel 2.3 genoemde samenstellende delen, componenten en bedragen van de rijksbijdrage van de universiteiten beschikbare middelen.

Artikel

2.4a

Bekostigingsniveau nieuwe opleidingen

Voor 1 januari besluit Onze minister op welk niveau de opleidingen die in de periode van 2 oktober van het derde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar tot en met 1 oktober van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar, voor het eerst in het Centraal register opleidingen zijn opgenomen, zullen worden bekostigd ten aanzien van de componenten eerstejaars en getuigschriften, bedoeld in de artikelen 2.6 en 2.6a, en de component basisvoorziening onderzoek, bedoeld in artikel 2.9.

§

2

Onderwijsdeel

Artikel

2.5

Samenstelling landelijk onderwijsdeel

Het landelijk beschikbaar onderwijsdeel bestaat uit:

  • a.

    een component eerstejaars,

  • b.

    een component getuigschriften,

  • c.

    een component basisvoorziening onderwijs, en

  • d.

    in voorkomende gevallen bedragen ten behoeve van de numerus fixus geneeskunde, de werkplaats diergeneeskunde en de werkplaats tandheelkunde.

Artikel

2.6

Verdeling landelijke component eerstejaars

Artikel

2.6a

Verdeling landelijke component getuigschriften

Artikel

2.6b

Omvang landelijke component basisvoorziening onderwijs

De landelijke component basisvoorziening onderwijs voor een begrotingsjaar is gelijk aan het na toepassing van de artikelen 2.6, 2.6a, 2.6d en 2.6e voor dat begrotingsjaar resterende landelijke beschikbare onderwijsdeel.

Artikel

2.6c

Verdeling landelijke component basisvoorziening onderwijs

Artikel

2.6d

Verdeling landelijke bedragen ten behoeve van de numerus fixus geneeskunde, de werkplaats diergeneeskunde, de werkplaats tandheelkunde en de numerus fixus klinische technologie

De landelijke bedragen ten behoeve van de numerus fixus geneeskunde, de werkplaats diergeneeskunde, de werkplaats tandheelkunde en de numerus fixus klinische technologie, voor een begrotingsjaar vastgesteld op grond van artikel 2.4, worden over de universiteiten verdeeld naar rato van de omvang van die bedragen per universiteit in het voorafgaande begrotingsjaar.

Artikel

2.6e

Bijzondere bepaling universiteit Maastricht

Artikel

2.7

Omvang onderwijsdeel per universiteit

Het onderwijsdeel van een universiteit bestaat uit de som van de component eerstejaars per universiteit, de component getuigschriften per universiteit en de component basisvoorziening onderwijs per universiteit. In voorkomende gevallen wordt het onderwijsdeel van die universiteit vermeerderd met bedragen per universiteit ten behoeve van de numerus fixus geneeskunde, de werkplaats diergeneeskunde en de werkplaats tandheelkunde.

§

3

Onderzoekdeel

Artikel

2.8

Samenstelling onderzoekdeel per universiteit

Het onderzoekdeel van een universiteit bestaat uit:

  • a.

    een component basisvoorziening onderzoek,

  • b.

    een component proefschriften en ontwerperscertificaten,

  • c.

    een component afbouw dynamisering Smart Mix,

  • d.

    een component onderzoekscholen,

  • e.

    in voorkomende gevallen een component toponderzoekscholen, en

  • f.

    een component strategische overwegingen.

Artikel

2.9

Verdeling component basisvoorziening onderzoek

Artikel

2.10

Verdeling landelijke component proefschriften en ontwerperscertificaten

Artikel

2.11

Verdeling landelijke component afbouw dynamisering Smart Mix

De verdeling van de landelijke component afbouw dynamisering Smart Mix over de universiteiten wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel

2.12

Verdeling component onderzoekscholen

De landelijke component onderzoekscholen, vastgesteld op grond van artikel 2.4, wordt verdeeld op basis van de volgende percentages per universiteit:

a.

de openbare universiteit te Leiden:

9,153%,

b.

de openbare universiteit te Utrecht:

12,809%,

c.

de openbare universiteit te Groningen:

9,662%,

d.

de openbare universiteit te Rotterdam:

5,279%,

e.

de openbare universiteit te Maastricht:

3,814%,

f.

de openbare universiteit te Amsterdam:

11,851%,

g.

de openbare universiteit te Delft:

14,802%,

h.

de openbare universiteit te Enschede:

6,228%,

i.

de openbare universiteit te Eindhoven:

8,000%,

j.

de bijzondere universiteit te Amsterdam:

8,036%,

k.

de bijzondere universiteit te Tilburg:

2,291%,

l.

de bijzondere universiteit te Nijmegen:

8,075%.

Artikel

2.13

Verdeling component toponderzoekscholen

Artikel

2.13a

Omvang landelijke component strategische overwegingen

Artikel

2.14

Verdeling component strategische overwegingen

Artikel

2.15

Aanduiding prioriteiten en posterioriteiten

Artikel

2.15a

Vervallen

Artikel

2.15b

Vervallen

Artikel

2.15c

Vervallen

Artikel

2.16

Herverdeling component strategische overwegingen

Artikel

2.16a

Bekostigingsniveau wetenschapsgebieden

Onze minister besluit op welk niveau een wetenschapsgebied als bedoeld in artikel 2.10 zal worden bekostigd.

Artikel

2.16b

Innovatie hoger onderwijs Open Universiteit

De Open Universiteit ontvangt jaarlijks vanwege de bijdrage aan de innovatie van het hoger onderwijs, bedoeld in artikel 1.3, derde lid, van de wet, een bedrag van 6,9 miljoen euro.

§

4

Deel leraartraject

Artikel

2.17

Samenstelling deel leraartraject per universiteit

Artikel

2.18

Component basisvoorziening leraartraject

Artikel

2.19

Component inschrijvingen leraartraject en getuigschriften

Artikel

2.20

Berekening component inschrijvingen leraartraject en getuigschriften per universiteit

§

5

Deel academisch ziekenhuis

Artikel

2.21

Samenstelling deel academisch ziekenhuis per universiteit

Artikel

2.22

Bijzondere toekenning uit landelijk deel academische ziekenhuizen

Uit het landelijk beschikbare deel academische ziekenhuizen, vastgesteld op grond van artikel 2.4, wordt aan de rijksbijdrage van de openbare universiteit te Maastricht en van de bijzondere universiteit te Amsterdam een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag toegevoegd ten behoeve van de klinische ondersteuning van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek.

Artikel

2.23

Gedeelte 1988 t/m 1992 van de component rente en afschrijvingen

Artikel

2.24

Gedeelte 1993 t/m 1996 van de component rente en afschrijvingen

Artikel

2.25

Gedeelte 1997 t/m 2003 van de component rente en afschrijvingen

Artikel

2.25a

Gedeelte vanaf 2004 van de component rente en afschrijvingen

Artikel

2.26

Component basisvoorziening

Artikel

2.27

Component onderwijs en onderzoek

Artikel

2.28

Verrekening component rente en afschrijvingen

Indien ten aanzien van een universiteit artikel 2.25, zesde lid derde volzin, voor een of meer begrotingsjaren toepassing heeft gevonden, worden de teveel toegekende vergoedingen voor rente en afschrijvingen met betrekking tot het OCenW-deel van investeringsbedragen, bedoeld in genoemd artikel, over een of meer begrotingsjaren verrekend met de component rente en afschrijvingen van het deel academisch ziekenhuis van de desbetreffende universiteit.

§

6

Uitkeringen na ontslag

Artikel

2.29

Verdeling landelijk beschikbare deel uitkeringen na ontslag

Vervallen

§

7

Investeringsdeel

Artikel

2.30

Verdeling landelijk investeringsdeel

Het landelijk investeringsdeel, door Onze minister vastgesteld op grond van artikel 2.4, wordt verdeeld over de universiteiten naar evenredigheid van de som van het onderwijsdeel, het onderzoekdeel en in voorkomende gevallen het deel universitaire eerstegraads lerarenopleidingen per universiteit.

Hoofdstuk

3

Hogescholen

§

1

Algemeen

Artikel

3.1

Reikwijdte

De bepalingen van dit hoofdstuk hebben betrekking op de algemene berekeningswijze voor het exploitatiedeel, het huisvestingsdeel en het deel ontwerp en ontwikkeling hbo van de rijksbijdrage van de hogescholen.

§

2

Exploitatiedeel

Artikel

3.2

Vaststelling en verdeling landelijk beschikbaar exploitatiedeel

Artikel

3.3

Bepaling onderwijsvraag per hogeschool

Artikel

3.3a

Bepaling onderwijsvraag opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst

Artikel

3.3b

Limitering bekostiging eerstejaars studenten opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst

Vervallen

Artikel

3.4

Bepaling onderwijsvraag masteropleidingen hbo en voortgezette opleidingen

In afwijking van artikel 3.3 wordt de onderwijsvraag voor de opleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder b, en artikel 18.20 van de wet, bepaald op het aantal ingeschreven studenten op 1 oktober van het tweede aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar.

Artikel

3.4a

Bepaling onderwijsvraag gezondheidszorgopleidingen

In afwijking van artikel 3.3 wordt de onderwijsvraag voor de tweedegraads lerarenopleidingen verpleegkunde, de opleidingen tot verpleegkundige in de maatschappelijke gezondheidszorg, de opleidingen management in de zorg en de opleidingen van kader in de gezondheidszorg bepaald op het aantal ingeschreven studenten op 1 oktober van het tweede aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar.

Artikel

3.5

Bepaling onderwijsvraag opleidingen in opbouw

Voor de bepaling van de onderwijsvraag van een opleiding die:

  • a.

    in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het begrotingsjaar voor het eerst in het Centraal register opleidingen is opgenomen, en

  • b.

    geen voortzetting vormt van een opleiding met gelijke studielast, wordt de onderwijsvraagfactor gesteld op de landelijk gemiddelde onderwijsvraagfactor. Deze berekening wordt toegepast tot en met het tweede begrotingsjaar volgend op het begrotingsjaar waarin de eerste getuigschriften, gelet op de studielast, kunnen worden uitgereikt.

Artikel

3.6

Bepaling onderwijsvraag opleidingen in afbouw

Voor de bepaling van de onderwijsvraag van een opleiding waarvan de registratie wordt beëindigd overeenkomstig artikel 6.15 van de wet, ten aanzien waarvan artikel 3.5 niet van toepassing is en die niet wordt voortgezet in een opleiding met gelijke studielast, wordt met betrekking tot de begrotingsjaren volgend op het derde begrotingsjaar waarin geen studenten zich voor het eerst inschrijven aan die opleiding, de laatstelijk voor deze opleiding vastgestelde onderwijsvraagfactor aangehouden, totdat de registratie is beëindigd.

Artikel

3.7

Berekening exploitatiedeel hogescholen

Artikel

3.8

Bekostigingsniveau nieuwe opleidingen

Onze minister maakt jaarlijks voor 1 juli aan de desbetreffende hogeschool bekend op welk niveau een opleiding die in dat kalenderjaar voor het eerst in het Centraal register opleidingen wordt opgenomen, zal worden bekostigd.

§

3

Deel ontwerp en ontwikkeling hbo

Artikel

3.9

Vaststelling en verdeling landelijk beschikbaar deel ontwerp en ontwikkeling hbo

§

4

Huisvestingsdeel

Artikel

3.10

Omschrijving gezamenlijk wettelijk deel uitkeringen na ontslag

Vervallen

Artikel

3.11

Berekening van het verrekeningsbedrag per hogeschool

Vervallen

Artikel

3.12

Vaststelling en verdeling landelijk beschikbaar huisvestingsdeel

Artikel

3.13

Wijze verdeling landelijk beschikbaar huisvestingsdeel

Hoofdstuk

4

Open universiteit

Artikel

4.1

Samenstelling rijksbijdrage Open Universiteit

De rijksbijdrage van de Open Universiteit is samengesteld uit:

  • a.

    een deel basisvoorziening,

  • b.

    een prestatiegebonden deel,

  • c.

    een investeringsdeel, en

  • d.

    een deel uitkeringen na ontslag.

Artikel

4.2

Vaststelling basisvoorziening en prestatiegebonden deel

Artikel

4.3

Berekening prestatiegebonden deel

Artikel

4.4

Herberekening basisvoorziening voor wat betreft de regionale studiecentra

Vervallen

Artikel

4.5

Herberekening prestatiegebonden deel op grond van realisatie vastgestelde beoogde ontwikkeling

Artikel

4.6

Berekening rijksbijdrage

De rijksbijdrage van de Open Universiteit omvat de som van de door Onze minister vastgestelde, in artikel 4.1 bedoelde delen van de rijksbijdrage, berekend met toepassing van de artikelen 4.2 tot en met 4.5.

Hoofdstuk

5

Overgangsbepalingen; afwijking bekostiging hogescholen en universiteiten

§

1

Overgangsbepalingen

Artikel

5.1

Gegevens Centraal register inschrijving

Vervallen

Artikel

5.2

Universitaire eerstegraads lerarenopleidingen

Vervallen

Artikel

5.3

Overgangsbepalingen voor opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst

Vervallen

Artikel

5.4

Vervallen.

Artikel

5.5

Opleidingen tot leraar basisonderwijs

§

2

Afwijkingen bekostiging hogescholen 2007

Artikel

5.6

Verhoging exploitatiedeel hbo in 2007

Na toepassing van artikel 3.7, eerste lid, worden in het begrotingsjaar 2007 de exploitatiedelen van de onder a tot en met u genoemde hogescholen verhoogd met de onderstaande bedragen uitgedrukt in duizenden euro:

a.

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

16,

b.

Gerrit Rietveld Academie (Amsterdam)

28,

c.

Hotelschool Den Haag

23,

d.

Design Academy Eindhoven

13,

e.

Hogeschool Helicon (Zeist)

4,

f.

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten (Rotterdam)

49,

g.

Hogeschool Drenthe (Emmen)

35,

h.

Hogeschool Zeeland (Vlissingen)

17,

i.

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

56,

j.

NHTV internationale hogeschool Breda

22,

k.

Fontys Hogescholen Venlo

226,

l.

Christelijke Hogeschool Nederland (Leeuwarden)

18,

m.

Saxion Hogeschool Enschede

125,

n.

Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans (Den Haag)

45,

o.

Hanzehogeschool Groningen

90,

p.

Hogeschool Zuyd (Heerlen)

207,

q.

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (Arnhem)

103,

r.

ArteZ hogeschool (Arnhem)

67,

s.

CAH Dronten

46,

t.

Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein (Rheden)

9, en

u.

Van Hall Instituut (Leeuwarden)

10.

Artikel

5.7

Additionele ruimtebehoefte hogescholen

Vervallen

Artikel

5.8

Afwijking berekening exploitatiedeel hogeschool in 2001

Vervallen

Artikel

5.9

Bepaling aantallen te bekostigen eerstejaars

Vervallen

Artikel

5.10

Bedragen numerus fixus geneeskunde, werkplaats tandheelkunde en werkplaats diergeneeskunde per universiteit in 2002

Vervallen

Artikel

5.11

Component strategische overwegingen per universiteit in 2001

Vervallen

Artikel

5.12

Herverdeling in 2001

Vervallen

Artikel

5.13

Herverdeling in 2002

Vervallen

Artikel

5.14

Herverdeling deel academisch ziekenhuis in 2003

Vervallen

§

3

Afwijkingen bekostiging universiteiten 2003

Artikel

5.15

Verdeling bedrag basisvoorziening onderwijs plus in 2003

In afwijking van artikel 2.6c, vijfde lid, wordt in het begrotingsjaar 2003 het bedrag basisvoorziening onderwijs plus over de universiteiten verdeeld op basis van de omvang van de component basisvoorziening onderwijs in het voorafgaande begrotingsjaar. Artikel 5.13, vierde lid, zoals die bepaling op 31 december 2002 luidde, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

5.16

Verdeling bedrag compensatie onderwijs in 2003

In afwijking van artikel 2.6c, zesde lid, wordt in het begrotingsjaar 2003 het bedrag compensatie onderwijs over de universiteiten verdeeld op basis van de volgende percentages per universiteit:

a. de openbare universiteit te Leiden:

7,435%,

b. de openbare universiteit te Utrecht:

15,350%,

c. de openbare universiteit te Groningen:

10,897%,

d. de openbare universiteit te Rotterdam:

6,884%,

e. de openbare universiteit te Maastricht:

6,961%,

f. de openbare universiteit te Amsterdam:

11,523%,

g. de openbare universiteit te Delft:

10,584%,

h. de openbare universiteit te Enschede:

4,833%,

i. de openbare universiteit te Eindhoven:

4,705%,

j. de bijzondere universiteit te Amsterdam:

8,899%,

k. de bijzondere universiteit te Tilburg:

3,062%, en

l. de bijzondere universiteit te Nijmegen:

8,867%.

Artikel

5.17

Verdeling bedrag strategische overwegingen plus in 2003

In afwijking van artikel 2.14, vijfde lid, wordt in het begrotingsjaar 2003 het bedrag strategische overwegingen plus over de universiteiten verdeeld op basis van de volgende percentages per universiteit:

a. de openbare universiteit te Leiden:

8,966%,

b. de openbare universiteit te Utrecht:

12,217%,

c. de openbare universiteit te Groningen:

8,986%,

d. de openbare universiteit te Rotterdam:

4,584%,

e. de openbare universiteit te Maastricht:

4,085%,

f. de openbare universiteit te Amsterdam:

11,072%,

g. de openbare universiteit te Delft:

18,053%,

h. de openbare universiteit te Enschede:

6,724%,

i. de openbare universiteit te Eindhoven:

8,604%,

j. de bijzondere universiteit te Amsterdam:

7,778%,

k. de bijzondere universiteit te Tilburg:

1,843%, en

l. de bijzondere universiteit te Nijmegen:

7,088%.

Artikel

5.18

Verdeling bedrag compensatie onderzoek in 2003

In afwijking van artikel 2.14, zesde lid, wordt in het begrotingsjaar 2003 het bedrag compensatie onderzoek over de universiteiten verdeeld op basis van de volgende percentages per universiteit:

a. de openbare universiteit te Leiden:

7,424%,

b. de openbare universiteit te Utrecht:

16,558%,

c. de openbare universiteit te Groningen:

11,604%,

d. de openbare universiteit te Rotterdam:

7,395%,

e. de openbare universiteit te Maastricht:

7,178%,

f. de openbare universiteit te Amsterdam:

11,692%,

g. de openbare universiteit te Delft:

8,903%,

h. de openbare universiteit te Enschede:

4,065%,

i. de openbare universiteit te Eindhoven:

3,958%,

j. de bijzondere universiteit te Amsterdam:

9,414%,

k. de bijzondere universiteit te Tilburg:

2,575%, en

l. de bijzondere universiteit te Nijmegen:

9,235%.

Artikel

5.19

Incidentele correctie i.v.m. budgettair neutrale compensatie afschaffing tweejaars gemiddelden eerstejaars en getuigschriften in 2003

1. Aan de component basisvoorziening onderwijs van de rijksbijdrage van de onder a tot en met h genoemde universiteiten worden in het begrotingsjaar 2003 de onderstaande bedragen, uitgedrukt in miljoenen euro, toegevoegd:

a. de openbare universiteit te Leiden:

0,826,

b. de openbare universiteit te Utrecht:

1,760,

c. de openbare universiteit te Groningen:

0,330,

d. de openbare universiteit te Maastricht:

0,755,

e. de openbare universiteit te Enschede:

0,140,

f. de bijzondere universiteit te Amsterdam:

0,728,

g. de bijzondere universiteit te Tilburg:

0,574, en

h. de bijzondere universiteit te Nijmegen:

0,530.

2. Op de component basisvoorziening onderwijs van de rijksbijdrage van de onder a tot en met d genoemde universiteiten worden in het begrotingsjaar 2003 de onderstaande bedragen, uitgedrukt in miljoenen euro, in mindering gebracht:

a. de openbare universiteit te Rotterdam:

1,856,

b. de openbare universiteit te Amsterdam:

1,078,

c. de openbare universiteit te Delft:

1,484, en

d. de openbare universiteit te Eindhoven:

1,225.

Artikel

5.20

Incidentele correctie i.v.m. compensatie afschaffing tweejaars gemiddelden proefschriften en ontwerperscertificaten in 2003

1. Na toepassing van artikel 5.17 worden aan de component strategische overwegingen van de rijksbijdrage van de onder a tot en met f genoemde universiteiten in het begrotingsjaar 2003 de onderstaande bedragen, uitgedrukt in miljoenen euro, toegevoegd:

a. de openbare universiteit te Utrecht:

0,615,

b. de openbare universiteit te Groningen:

0,266,

c. de openbare universiteit te Rotterdam:

0,092,

d. de openbare universiteit te Amsterdam:

0,824,

e. de openbare universiteit te Enschede:

0,269, en

f. de bijzondere universiteit te Tilburg:

0,087.

2. Na toepassing van artikel 5.17 worden op de component strategische overwegingen van de rijksbijdrage van de onder a tot en met l genoemde universiteiten in het begrotingsjaar 2003 de onderstaande bedragen, uitgedrukt in miljoenen euro, in mindering gebracht:

a. de openbare universiteit te Leiden:

0,676,

b. de openbare universiteit te Maastricht:

0,060,

c. de openbare universiteit te Delft:

0,319,

d. de openbare universiteit te Eindhoven:

0,428,

e. de bijzondere universiteit te Amsterdam:

0,442, en

f. de bijzondere universiteit te Nijmegen:

0,228.

Artikel

5.21

Verhoging bedragen de numerus fixus geneeskunde, werkplaats diergeneeskunde en werkplaats tandheelkunde per universiteit in 2003

1. Na toepassing van artikel 2.6d worden in het begrotingsjaar 2003 aan het bedrag ten behoeve van de numerus fixus van de rijksbijdrage van de onder a tot en met h genoemde universiteiten de onderstaande bedragen uitgedrukt in miljoenen euro toegevoegd:

a. de openbare universiteit te Leiden

1,020,

b. de openbare universiteit te Utrecht

0,788,

c. de openbare universiteit te Groningen

0,777,

d. de openbare universiteit te Rotterdam

0,320,

e. de openbare universiteit te Maastricht

0,498,

f. de openbare universiteit te Amsterdam

0,196,

g. de bijzondere universiteit te Amsterdam

0,777, en

h. de bijzondere universiteit te Nijmegen

0,551.

2. Na toepassing van artikel 2.6d wordt in het begrotingsjaar 2003 aan het bedrag voor de werkplaats diergeneeskunde van de rijksbijdrage van de openbare universiteit te Utrecht 0,802 miljoen euro toegevoegd.

3. Na toepassing van artikel 2.6d worden in het begrotingsjaar 2003 aan het bedrag voor de werkplaats tandheelkunde van de rijksbijdrage van de onder a tot en met d genoemde universiteiten de onderstaande bedragen uitgedrukt in miljoenen euro toegevoegd:

a. de openbare universiteit te Groningen

0,194,

b. de openbare universiteit te Amsterdam

0,147,

c. de bijzondere universiteit te Amsterdam

0,147, en

d. de bijzondere universiteit te Nijmegen

0,294.

§

4

Afwijkingen bekostiging universiteiten 2004

Artikel

5.22

Herverdeling deel academisch ziekenhuis in 2004, 2005 en 2006

Vervallen

Artikel

5.23

Verdeling component basisvoorziening onderwijs plus in 2004

Vervallen

Artikel

5.24

Verdeling component strategische overwegingen plus in 2004

Vervallen

Artikel

5.25

Verhoging bedragen numerus fixus geneeskunde, werkplaats tandheelkunde en werkplaats diergeneeskunde per universiteit in 2004

Vervallen

Artikel

5.26

Overgangsbepaling besluit inzake bouwvolume 2004

Vervallen

§

5

Afwijkingen bekostiging universiteiten vanaf 2005

Artikel

5.27

Verhoging bedragen numerus fixus geneeskunde, werkplaats tandheelkunde, werkplaats diergeneeskunde en klinische technologie per universiteit in 2005

Vervallen

Artikel

5.28

Tijdelijke maatregel indeling getuigschriften masteropleidingen vanaf 2005

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip worden in afwijking van de artikelen 2.6a en 2.9 de getuigschriften van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs aangemerkt als getuigschriften van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een ongedeelde opleiding in het wetenschappelijk onderwijs, indien uit het Centraal register inschrijving blijkt

  • a.

    dat een student voor een ongedeelde opleiding was ingeschreven in een van de vijf studiejaren die voorafgaan aan het studiejaar dat eindigt in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar, en

  • b.

    dat aan die student in het studiejaar dat eindigt in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar, en in de vijf daaraan voorafgaande studiejaren geen getuigschrift van een bacheloropleiding in het hoger onderwijs of van een kandidaatsexamen in het wetenschappelijk onderwijs is uitgereikt.

Artikel

5.29

Deel internationaal onderwijs; vaststelling omvang landelijk deel internationaal onderwijs universiteiten

Artikel

5.30

Bedragen landelijk deel internationaal onderwijs

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip worden de bedragen voor de universiteiten, bedoeld in artikel 5.29, door Onze minister vastgesteld.

Artikel

5.31

Deel internationaal onderwijs; vaststelling omvang landelijk deel internationaal onderwijs Open Universiteit

Artikel

5.32

Overgangsbepaling besluit inzake bouwvolume 2005

Vervallen

Artikel

5.33

Verdeling van het bedrag strategische overwegingen plus in 2005

Vervallen

§

6

Afwijking bekostiging universiteiten in 2006

Artikel

5.33a

Verhoging bedragen numerus fixus geneeskunde, werkplaats tandheelkunde, werkplaats diergeneeskunde en klinische technologie per universiteit in 2006

Artikel

5.33b

Verdeling landelijke component dynamisering Smart Mix in 2006

Vervallen

Artikel

5.33c

Verdeling van het bedrag strategische overwegingen plus in 2006

In het begrotingsjaar 2006 wordt, nadat artikel 2.14, vijfde lid, is toegepast, het bedrag strategische overwegingen plus van de bijzondere universiteit te Tilburg verhoogd met 0,370 miljoen euro.

§

7

Afwijkingen bekostiging universiteiten 2007

Artikel

5.34

Verdeling van het bedrag strategische overwegingen plus in 2007

Vervallen

Artikel

5.35

Verdeling van het bedrag basisvoorziening onderwijs plus in 2007

Na toepassing van artikel 2.6c, vijfde lid, worden in het begrotingsjaar 2007 de bedragen basisvoorziening onderwijs plus van de onder a tot en met h genoemde universiteiten verhoogd met de onderstaande bedragen uitgedrukt in duizenden euro:

a.

de openbare universiteit te Maastricht

486,

b.

de openbare universiteit te Amsterdam

565,

c.

de openbare universiteit te Delft

64,

d.

de openbare universiteit te Enschede

42,

e.

de openbare universiteit te Eindhoven

500,

f.

de bijzondere universiteit te Tilburg

229,

g.

de bijzondere universiteit te Nijmegen

65, en

h.

de openbare universiteit te Wageningen

42.

Artikel

5.36

Aanpassing bedragen numerus fixus geneeskunde, werkplaats diergeneeskunde, werkplaats tandheelkunde en numerus fixus klinische technologie per universiteit in 2007

§

8

Afwijkingen bekostiging universiteiten 2008

Artikel

5.37

Verdeling van het bedrag strategische overwegingen plus in 2008

In afwijking van artikel 2.14, vijfde lid, wordt het bedrag strategische overwegingen plus in 2008 over de universiteiten verdeeld naar rato van de omvang van het bedrag strategische overwegingen plus per universiteit in 2007, nadat de bedragen strategische overwegingen plus van de onder a tot en met c genoemde universiteiten zijn verlaagd met de onderstaande bedragen uitgedrukt in miljoenen euro:

a. de openbare universiteit te Rotterdam

1,50,

b. de openbare universiteit te Maastricht

2,25, en

c. de bijzondere universiteit te Tilburg

2,25.

Artikel

5.38

Aanpassing bedragen numerus fixus geneeskunde, werkplaats diergeneeskunde, werkplaats tandheelkunde en numerus fixus klinische technologie per universiteit in 2008

Hoofdstuk

6

Slotbepalingen

Artikel

6.1

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, M. J. Cohen
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, P. Bukman
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

1

(gedeelte 1988 t/m 1992 van de component rente en afschrijvingen)

startkosten

8 700,0

2 175,0

54,4

217,5

bouwrente

46 142,8

11 535,7

288,4

1 163,9

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ Utrecht

7.90%

bouw

94 700,0

23 675,0

758,0

6 064,0

startkosten

42 500,0

10 625,0

266,0

2 128,0

bouwrente

23 459,0

5 864,8

147,0

1 176,0

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ Groningen

8.74%

bouw

308 544,0

77 136,0

2 363,0

11 137,5

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ Rotterdam

8.63%

bouw

206 000,0

51 500,0

1 648,0

6 592,0

bouwrente

40 603,0

10 150,7

253,8

1 015,1

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ Maastricht

9.10%

bouw

305 000,0

122 000,0

3 172,0

26 810,4

startkosten

26 300,0

10 520,0

263,0

2 222,9

bouwrente

35 100,0

14 040,0

351,0

2 966,7

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ UvAmsterdam

8.75%

bouw

3 600,0

900,0

28,8

115,2

bouwrente

175,5

43,9

1,1

4,4

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ VU Amsterdam

9.28%

bouw

43 800,0

10 950,0

350,4

2 471,5

bouwrente

8 074,2

2 018,6

50,5

201,9

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

AZ Nijmegen

9.24%

bouw

97 900,0

24 475,0

783,2

3 132,8

startkosten

9 000,0

2 250,0

56,3

225,0

bouwrente

22 394,0

5 598,5

140,0

559,8

kleine werken

6 500,0

1 625,0

81,3

443,8

Betekenis afkortingen

INVEST.: investeringen;

AFS: afschrijvingen;

gecum. AFS: gecumuleerde afschrijvingsbedrag.

Bijlage

2

(gedeelte 1993 t/m 1996 van de component rente en afschrijvingen)

1

Bedragen

startkosten

10 200,0

2 550,0

191,3

10 500,0

2 625,0

131,3

kleine werken

3 500,0

875,0

175,0

3 500,0

875,0

131,3

AZ Utrecht

kleine werken

3 500,0

875,0

175,0

3 500,0

875,0

131,3

AZ Groningen

bouw

74 300,0

18 575,0

1 783,2

73 100,0

18 275,0

1 169,6

startkosten

0,0

0,0

0,0

6 600,0

1 650,0

82,5

kleine werken

5 000,0

1 250,0

250,0

5 000,0

1 250,0

187,5

AZ Rotterdam

bouw

9 600,0

2 400,0

230,4

7 900,0

1 975,0

126,4

kleine werken

5 000,0

1 250,0

250,0

5 000,0

1 250,0

187,5

AZ Maastricht

kleine werken

3 500,0

875,0

175,0

3 500,0

875,0

131,3

AZ UvAmsterdam

bouw

5 800,0

1450,0

139,2

3 100,0

775,0

49,6

startkosten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

250,0

5 000,0

1 250,0

187,5

AZ VU Amsterdam

bouw

10 600,0

2 650,0

254,4

25 100,0

6 275,0

401,6

startkosten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

250,0

5 000,0

1 250,0

187,5

AZ Nijmegen

bouw

16 400,0

4 100,0

393,6

15 600,0

3 900,0

249,6

startkosten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

250,0

5 000,0

1 250,0

187,5

startkosten

10 800,0

2 700,0

67,5

9 900,0

2 475,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ Utrecht

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ Groningen

bouw

62 400,0

15 600,0

499,2

52 700,0

13 175,0

0,0

startkosten

11 200,0

2 800,0

70,0

11 500,0

2 875,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ Rotterdam

bouw

5 200,0

1 300,0

41,6

6 700,0

1 675,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ Maastricht

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ UvAmsterdam

bouw

700,0

175,0

5,6

10 300,0

2 575,0

0,0

startkosten

0,0

0,0

0,0

100,0

25,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ VU Amsterdam

bouw

23 400,0

5 850,0

187,2

16 300,0

4 075,0

0,0

startkosten

0,0

0,0

0,0

2 800,0

700,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

AZ Nijmegen

bouw

20 800,0

5 200,0

166,4

41 900,0

10 475,0

0,0

startkosten

0,0

0,0

0,0

2 000,0

500,0

0,0

kleine werken

5 000,0

1 250,0

125,0

5 000,0

1 250,0

62,5

Betekenis afkortingen

INVEST.: investeringen;

gecum. AFS: gecumuleerde afschrijvingsbedrag.

2

Overige gegevens

a.Afschrijvingspercentages

bouw 3.2%

startkosten 2.5%

kleine werken 5.0%.

b.Rentepercentages

1993 7.2 %

1994 6.5 %

1995 7.0 %

1996 6.75%.

Bijlage

3

bij artikel 3.9, derde lid (Verdeling deel ontwerp en ontwikkeling hbo)

Vervallen