Regeling vaststelling omvang verplaatsbare mestproductie

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op artikel 1, derde lid, en artikel 6, eerste lid, van de Wet verplaatsing mestproduktie;
Gezien de adviezen van het Produktschap voor Veevoeder, het Produktschap Vee en Vlees, het Produktschap voor Pluimvee en Eieren, het Produktschap voor Zuivel en het Landbouwschap;

Besluit:

Paragraaf

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Paragraaf

2

Hoeveelheid niet-gebonden mestproductierechten die bij verplaatsing maximaal kan worden geregistreerd

Artikel

2

Vanaf het moment van inwerkingtreding van de wet geldt voor elk van de in de Regeling aanwijzing diersoorten en hun mestproduktie, zoals deze luidde tot 1 januari 1998, aangewezen diersoorten een niet-gebonden mestproductierecht waarvan de omvang wordt bepaald door de op die datum bij het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond toe te rekenen aan achtereenvolgens het mestproductierecht voor rundvee en kalkoenen, het mestproductierecht voor schapen, het mestproductierecht voor geiten, vossen, nertsen, eenden en konijnen, en het mestproductierecht voor varkens en kippen.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Indien de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond op enig moment wordt verkleind, wordt, in de gevallen als bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdeel b, van de Meststoffenwet, het verplaatsbare deel van het niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen vergroot met 125 kilogram fosfaat per hectare waarmee de oppervlakte landbouwgrond wordt verkleind.

Artikel

6

Indien binnen hetzelfde kalenderjaar sprake is van een vergroting gevolgd door een verkleining of van een verkleining gevolgd door een vergroting, vindt in zoverre in afwijking van de artikelen 4 en 5 geen wijziging plaats van de omvang van de onderscheiden niet-gebonden mestproductierechten en het verplaatsbare en het niet-verplaatsbare deel daarvan, voor zover de omvang van de verkleining overeenstemt met de omvang van de vergroting.

Artikel

6a

Artikel

6b

De vermindering, bedoeld in artikel 56 van de Meststoffenwet, komt ten laste van achtereenvolgens het niet-verplaatsbare deel van het niet-gebonden mestproductierecht en het verplaatsbare deel van het niet-gebonden mestproductierecht, zoals dat geldt op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c van de Meststoffenwet.

Paragraaf

3

Bijzondere bepalingen

Artikel

7

Na inwerkingtreding van de wet bij het Bureau Heffingen ingediende aangiften of verzoeken tot correctie van reeds eerder ingediende aangiften worden voor de toepassing van de wet niet in aanmerking genomen.

Artikel

8

Indien het mestproductierecht voor varkens en kippen of het mestproductierecht voor rundvee en kalkoenen na 31 december 1987 en voor inwerkingtreding van de wet is toegenomen door toepassing van het bepaalde bij of krachtens de Meststoffenwet, is artikel 5, tweede lid, van de wet niet van toepassing op het bedrijf waarop de desbetreffende mestproductierechten zijn geregistreerd.

Artikel

9

Indien op dezelfde dag dat overeenkomstig artikel 9 of artikel 10 van de wet aan het Bureau Heffingen van de verplaatsing kennis wordt gegeven tevens de tot het bedrijf behorende oppervlakte grond wijzigt, wordt bij de in genoemde artikelen bedoelde registratie uitgegaan van de tot het bedrijf behorende oppervlakte grond zoals deze op die dag is gewijzigd.

Artikel

9a

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Paragraaf

4

Slotbepalingen

Artikel

10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wet.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
voor deze: De directeur-generaal Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, G. van derLely