Wet van 27 november 1986, houdende regelen inzake het verhandelen van meststoffen en de afvoer van mestoverschotten

Meststoffenwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen met betrekking tot het verhandelen van meststoffen, zowel in het belang van de bevordering van de deugdelijkheid voor het doel waarvoor zij zijn bestemd als in het belang van de bescherming van de bodem, en voorts regelen te stellen in het belang van een doelmatige afvoer van mestoverschotten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemeen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Hoofdstuk

II

Regels inzake het verhandelen van meststoffen

Artikel

4

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in het belang van de bevordering van de deugdelijkheid voor het doel waarvoor meststoffen zijn bestemd, alsmede in het belang van de bescherming van de bodem, het verhandelen van meststoffen worden verboden indien deze meststoffen niet voldoen aan de bij of krachtens die maatregel gestelde eisen met betrekking tot:

  • a.

    de hoedanigheid, de aard, de gehalten aan bepaalde stoffen en verdere samenstelling, het gewicht en de verpakking van meststoffen;

  • b.

    de benaming, de gebruiksaanwijzing en andere vermeldingen voor meststoffen;

  • c.

    de wijze waarop de vermeldingen van meststoffen worden aangebracht.

Deze eisen kunnen verschillend worden vastgesteld afhankelijk van het gebruiksdoel van de desbetreffende meststof.

Artikel

5

Het is verboden een product, dat blijkens zijn aanduiding of anderszins kennelijk bestemd is om als meststof te worden gebruikt, te verhandelen, indien dat product niet voldoet aan de krachtens artikel 4 met betrekking tot meststoffen gestelde eisen.

Artikel

5a

Het is verboden ten aanzien van een meststof waar verordening (EU) 2019/1020 op van toepassing is, te handelen in strijd met artikel 7 van genoemde verordening.

Artikel

6

Hoofdstuk

III

Gebruiksnormen

Artikel

7

Het is verboden in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen.

Artikel

8

Het in artikel 7 gestelde verbod geldt niet indien de op of in de landbouwgrond gebrachte hoeveelheid meststoffen in het desbetreffende jaar geen van de volgende normen overschrijdt:

  • a.

    de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen;

  • b.

    de stikstofgebruiksnorm voor meststoffen;

  • c.

    de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Hoofdstuk

IV

Regels in het belang van een doelmatige afvoer van mestoverschotten

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

De toepassing van de in de artikel 15 bedoelde regels kan worden beperkt tot bepaalde, bij of krachtens de in artikel 15 bedoelde maatregel aangewezen gebieden, waarbij deze regelen per gebied en per categorie van bedrijven alsmede dierlijke meststoffensoort verschillend kunnen worden vastgesteld.

Hoofdstuk

V

Regels inzake de productie van dierlijke meststoffen

Titel

1

Algemeen

Artikel

18

Voor de toepassing van dit hoofdstuk:

  • a.

    worden de aantallen varkens, onderscheiden naar diercategorie, uitgedrukt in varkenseenheden overeenkomstig de in bijlage II daarvoor opgenomen normen;

  • b.

    worden de aantallen kippen en kalkoenen, onderscheiden naar diercategorie, uitgedrukt in pluimvee-eenheden overeenkomstig de in bijlage II daarvoor opgenomen normen.

Artikel

18a

Titel

2

Uitbreidingsverboden

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

21a

Artikel

21b

Artikel

22

Artikel

22a

Titel

3

Omvang productierecht bij aanvang

Artikel

23

Artikel

24

Titel

4

Overgang van het productierecht

Artikel

25

Een productierecht kan, onder welke titel dan ook, overgaan naar een ander bedrijf, overeenkomstig het bepaalde in deze paragraaf en artikel 32.

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Titel

5

Verlaging van het productierecht bij overgang

Artikel

32

Artikel

32a

Artikel

33

Titel

5a

Omzetting van het productierecht

Artikel

33Aa

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het omzetten door Onze Minister van een productierecht in een varkensrecht, pluimveerecht of fosfaatrecht met dien verstande dat de landbouwer op wiens bedrijf het om te zetten productierecht rust met omzetting instemt en de omzetting geen toename veroorzaakt van de hoeveelheid geproduceerde stikstofverbindingen, fosfaat en fijnstof.

Titel

5b

Verlaging van het productierecht

Artikel

33Ab

Artikel

33Ac

Titel

6

Mestverwerking

Artikel

33a

Artikel

33b

Artikel

33c

Artikel

33d

Hoofdstuk

VI

Verantwoording en hoeveelheidsbepaling

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het opmaken, bewaren, overleggen en afdragen van gegevens door degenen die:

Hoofdstuk

VII

Overige bepalingen

Artikel

37a

Artikel

38

Artikel

38a

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Vervallen

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Artikel

44

De voordracht voor algemene maatregelen van bestuur krachtens deze wet wordt Ons gedaan door Onze Minister of, voor zover deze maatregelen worden getroffen in het belang van de bescherming van de bodem, door Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu te zamen.

Artikel

45

De ministeriële regelingen, bedoeld in Hoofdstuk III en in artikel 37a, en krachtens artikel 38, eerste lid, vastgestelde regelingen houdende vrijstelling van het bij of krachtens hoofdstuk III bepaalde worden vastgesteld door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

Artikel

46

Onze Minister zendt in 2007 en vervolgens telkens na ten hoogste vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Hoofdstuk

VIII

Handhaving

Titel

1

Algemeen

Artikel

47

Artikel

47a

Artikel

47b

Artikel

48

Onze Minister kan voorschriften geven betreffende de monsterneming, de verpakking, de conservering, de verzegeling, de verzending en het onderzoek van de in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde monsters.

Artikel

49

Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Artikel

49a

Titel

2

Bestuurlijke boetes

§

1

Bevoegdheid

Artikel

50

Vervallen

Artikel

52

Vervallen

Artikel

53

Vervallen

Artikel

54

Vervallen

Artikel

55

Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven, wordt zij aan het openbaar ministerie voorgelegd.

Artikel

56

Vervallen

§

2

Hoogte bestuurlijke boete

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

58a

In geval van overtreding van artikel 21, eerste lid, bedraagt de bestuurlijke boete € 11 per kilogram fosfaat ten aanzien waarvan de landbouwer de beperking als bedoeld in artikel 21, derde lid, niet in acht heeft genomen. De boete wordt vermeerderd met € 11 per kilogram fosfaat ten aanzien waarvan de landbouwer niet heeft gehandeld overeenkomstig artikel 21, tweede lid, onderdeel d, voor zover het kilogrammen fosfaat betreft die niet reeds als gevolg van de eerste volzin voor de bepaling van de boeteomvang in aanmerking zijn genomen.

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

Vervallen

Artikel

62

§

3

De procedure

Artikel

63

Vervallen

Artikel

64

Vervallen

Artikel

65

Vervallen

Artikel

66

Vervallen

Artikel

67

Vervallen

Artikel

68

Vervallen

§

4

Betaling

Artikel

69

Onze Minister kan de bestuurlijke boete verrekenen met te verstrekken subsidies bij of krachtens de Kaderwet EZ-subsidies.

Artikel

70

Vervallen

Artikel

71

Vervallen

Artikel

72

Vervallen

Artikel

73

Vervallen

Hoofdstuk

IX

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

74

Artikel

75

Artikel 74, eerste lid, is niet van toepassing indien met betrekking tot de in dat lid bedoelde overgang:

  • a.

    vóór 23 april 2010 een kennisgeving als bedoeld in artikel 27, eerste lid, heeft plaatsgevonden; of

  • b.

    vóór 23 april 2010 een schriftelijke overeenkomst is gesloten en vóór 8 mei 2010 een kennisgeving als bedoeld in artikel 27, eerste lid, heeft plaatsgevonden.

Artikel

75a

Artikel 32a, eerste lid, zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige artikel, blijft van toepassing op de overgang van een fosfaatrecht, of gedeelte daarvan, waarvan voor dat tijdstip een kennisgeving als bedoeld in artikel 27, eerste lid, heeft plaatsgevonden.

Artikel

75b

Artikel 1, onderdeel kk, zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de wet van [PM datum]23 februari 2022 tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten, blijft van toepassing voor de toepassing van het bij of krachtens artikel 23, derde, vijfde, zesde en negende lid, bepaalde en voor de berekening van:

  • a.

    een melkveefosfaatreferentie;

  • b.

    het melkveefosfaatoverschot dat in het jaar 2014 is ontstaan, bedoeld in artikel 21, derde lid;

  • c.

    het aantal additionele kilogrammen fosfaat, bedoeld in artikel 21, derde lid, in een kalenderjaar voorafgaand aan het in de aanhef bedoelde tijdstip van inwerkingtreding, en

  • d.

    het overschot per hectare, bedoeld in artikel 21, derde lid, in een kalenderjaar voorafgaand aan het in de aanhef bedoelde tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel

76

Artikel

77

Artikel

77a

Artikel

77b

Uiterlijk twee weken nadat het totaal aantal fosfaatrechten niet meer bedraagt dan het fosfaat productie plafond, bedoeld in de staatssteunbeschikking van de Europese Commissie van 19 december 2017 (C(2017) 8483), wordt bij koninklijk besluit in artikel 32a, eerste lid, «80 procent» vervangen door «90 procent».

Artikel

78

Deze wet wordt aangehaald als: Meststoffenwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw en Visserij, G. J. M. Braks
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. H. T. M. Nijpels
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes

Bijlage

I

behorende bij de artikelen 1, eerste lid, en 26 van de Meststoffenwet

Gebied I omvat, gerekend naar de situatie op 1 januari 1997, het grondgebied van de navolgende gemeenten:

Aalten

Almelo

Ambt-Delden

Amerongen

Amersfoort

Angerlo

Apeldoorn

Baarn

Barneveld

Bathmen

Bergh

De Bilt

Borculo

Borne

Brummen

Bunschoten

Dalfsen 1)Tot het grondgebied van de gemeente Dalfsen wordt uitsluitend gerekend het deel van Lemelerveld dat voor de datum van herindeling werd gerekend tot het grondgebied van de gemeenten Ommen en Raalte.

Denekamp

Deventer

Didam

Diepenheim

Diepenveen

Dinxperlo

Doesburg

Doetinchem

Doorn

Driebergen/Rijsenburg

Duiven

Ede

Eemnes

Eibergen

Elburg

Enschede

Epe

Ermelo

Gendringen

Goor

Gorssel

Groenlo

Haaksbergen

Den Ham

Harderwijk

Hattem

Heerde

Hellendoorn

Hengelo Gld.

Hengelo Ov.

Hoevelaken

Holten

Hummelo en Keppel

Leersum

Leusden

Lichtenvoorde

Lochem

Losser

Maarn

Markelo

Millingen a/d Rijn

Neede

Nunspeet

Nijkerk

Oldenbroek

Oldenzaal

Olst

Ommen

Ootmarsum

Putten

Raalte

Renswoude

Rhenen

Ruurlo

Rijnwaarden

Rijssen

Scherpenzeel

Soest

Stad-Delden

Steenderen

Tubbergen

Ubbergen

Veenendaal

Voorst

Vorden

Vriezenveen

Warnsveld

Weerselo

Wehl

Westervoort

Wierden

Winterswijk

Wisch

Woudenberg

Wijhe

Zeist

Zelhem

Zevenaar

Zutphen

Gebied II omvat, gerekend naar de situatie op 1 januari 1997, het grondgebied van de navolgende gemeenten:

Alphen-Chaam

Ambt Montfort

Arcen en Velden

Asten

Baarle Nassau

Beesel

Belfeld

Bergen (L)

Bergeijk

Bernheze

Best

Bladel

Boekel

Boxtel

Breda 1)Tot het grondgebied van de gemeente Breda wordt niet gerekend het grondgebied van de opgeheven gemeenten Prinsenbeek en Teteringen.

Broekhuizen

Budel

Deurne

Dongen2)Tot het grondgebied van de gemeente Dongen wordt uitsluitend gerekend het grondgebied van de opgeheven gemeente Dongen.

Echt

Eersel

Eindhoven

Geldrop

Gemert-Bakel

Gennep

Gilze en Rijen

Goirle

Grubbenvorst

Haelen

Heel en Panheel

Heeze-Leende

Helden

Helmond

's-Hertogenbosch

Heusden 3)Tot het grondgebied van de gemeente Heusden wordt uitsluitend gerekend het grondgebied van de opgeheven gemeente Drunen.

Heythuysen

Hilvarenbeek

Horst

Hunsel

Kessel

Laarbeek

Land van Cuijk

Lith

Loon op Zand

Maasbracht

Maasbree

Maasdonk

Maashorst

Meerlo-Wanssum

Meyel

Mierlo

Mook en Middelaar

Nederweert

Nuenen, Gerwen en Nederwetten

Oirschot

Oisterwijk

Oss

Ravenstein

Reusel-De Mierden

Roerdalen

Roermond

Roggel

Roggel en Neer

Rucphen 4)Tot het grondgebied van de gemeente Rucphen wordt uitsluitend gerekend het grondgebied van deze gemeente, zoals dat werd begrensd vóór de datum van herindeling.

Schijndel

Sevenum

St. Michielsgestel

St. Oedenrode

Someren

Son en Breugel

Stramproy

Swalmen

Tegelen

Thorn

Tilburg

Valkenswaard

Veghel

Veldhoven

Venlo

Venray

Vierlingsbeek

Vught

Waalre

Weert

Zundert

Bijlage

II

Behorende bij artikel 18 van de Meststoffenwet

I. Varkens

Fokkerij/vermeerdering

1. Fokzeugen (ten minste éénmaal gedekt of geïnsemineerd: guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn):

a. waarvan de biggen aan een ander bedrijf worden geleverd ca. 6 weken na hun geboorte (ook fokzeugen die nog geen biggen hebben)

1,97 ve

b. waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht van ca. 25 kg (ook fokzeugen waarvan de biggen op het eigen bedrijf worden gehouden)

2,74 ve

2. Opfokzeugen (jonge zeugen, nooit gedekt of geïnsemineerd, gehouden voor de fokkerij):

a. van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (aangeleverde opfokzeugen van ca. 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden of iets ouder; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf van exact 25 kg, die worden afgeleverd op ca. 7 maanden)

0,96 ve

b. van ca. 7 maanden tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 7 maanden of iets jonger, tot de eerste dekking)

1,59 ve

c. van ca. 25 kg tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 25 kg, die niet op 7 maanden worden afgeleverd, maar worden aangehouden tot de eerste dekking; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf die worden aangehouden van exact 25 kg tot de eerste dekking)

1,11 ve

3. Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (jonge nog niet dekrijpe beren, die worden aangehouden voor de fokkerij, van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden of iets ouder; ook beren afkomstig van het eigen bedrijf vanaf exact 25 kg)

1,09 ve

4. Dekberen, van ca. 7 maanden en ouder (dekrijpe beren – ook zoekberen – van ca. 7 maanden en ouder; ook aangeleverde beren van iets jonger dan 7 maanden; beren afkomstig van het eigen bedrijf te rekenen vanaf exact 7 maanden)

1,86 ve

5. Biggen, aangeleverd op ca. 6 weken, tot ca. 25 kg (gespeende biggen die op ca. 6 weken zijn aangeleverd, die worden afgeleverd op ca. 25 kg; ook op 6 weken aangeleverde biggen die op het eigen bedrijf worden aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg)

0,36 ve

Mesterij

6. Slachtzeugen (zeugen die niet meer gebruikt worden voor de fokkerij, maar worden afgemest)

1,59 ve

7. Vleesvarkens (varkens die doorgaans worden gemest vanaf ca. 25 kg of iets lichter tot ca. 110 kg; ook biggen afkomstig van het eigen, gesloten bedrijf vanaf exact 25 kg)

1 ve

II. Kippen

Legrassen

1. Opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger dan ca. 18 weken (opfokhennen en -hanen voor de vervanging van hennen en hanen van legrassen, inclusief (groot)ouderdieren, die worden afgeleverd op ca. 18 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 18 weken meegeteld)

0,4 pe

2. Hennen en hanen van legrassen, ca. 18 weken en ouder (hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren – die zijn aangeleverd op ca. 18 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren –, vanaf exact 18 weken)

1 pe

Vleesrassen

3. Opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken (opfokhennen en -hanen ter vervanging van (groot)ouderdieren van vleesrassen, die worden afgeleverd op ca. 19 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 19 weken meegeteld)

0,5 pe

4. Ouderdieren van vleesrassen, ca. 19 weken en ouder (ouderdieren – inclusief grootouderdieren – van vleesrassen, die zijn aangeleverd op ca. 19 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige (ouder)dieren, vanaf exact 19 weken)

1,48 pe

5. Vleeskuikens (kuikens die voor de slacht worden afgeleverd)

0,48 pe

III. Kalkoenen

Voor broedeieren

1. Hennen en hanen voor de productie van broedeieren:

a. ca. 0 tot ca. 6 weken (hennen en hanen van ca. 0 tot ca. 6 weken, gehouden op een quarantainebedrijf)

0,52 pe

b. ca. 6 tot ca. 30 weken (hennen en hanen van ca. 6 tot ca. 30 weken, gehouden op een opfokbedrijf)

2,94 pe

c. ca. 30 weken en ouder (hennen en hanen van ca. 30 weken en ouder)

4 pe

Vleeskalkoenen

2. Vleeskalkoenen (vanaf het opzetten bij aanvang van de mestperiode tot de aflevering voor de slacht)

1,58 pe