Wet van 22 december 1993, houdende financiële compensatie voor langdurige militaire dienst
Uitkeringswet KNIL-dienstplichttijd
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een voorziening te treffen houdende een eenmalige financiële compensatie voor militairen die ten minste vijf jaren als dienst- of reserveplichtige bij het voormalige KNIL in werkelijke dienst zijn geweest en daarvoor in de overheidspensioenwetgeving geen vergelding ontvangen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel
1
In deze wet wordt verstaan onder:
a.
militair: degene die onder de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden de dienst- of reserveplicht bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger/Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger (KNIL), dan wel krachtens het Dienstplichtbesluit voor Nederlands-Indië heeft vervuld, tijdens die vervulling Nederlander was of in die periode geen Nederlander was maar thans op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers bij de toepassing van de Nederlandse wetgeving als Nederlander wordt behandeld, en die na afloop van zijn diensttijd naar Nederland is vertrokken of teruggekeerd dan wel door de zorg van de Nederlandse regering is overgebracht naar Nederland;
b.
werkelijke dienst: de door de militair vóór 26 juli 1950 bij het KNIL doorgebrachte diensttijd dan wel krachtens het Dienstplichtbesluit voor Nederlands-Indië doorgebrachte diensttijd;
c.
weduwe: degene die in het tijdvak van de werkelijke dienst met de militair was gehuwd en die naar Nederland is vertrokken of teruggekeerd dan wel door de zorg van de Nederlandse regering is overgebracht naar Nederland.
Artikel
2
a
De gewezen militair die een werkelijke dienst aan kan wijzen van ten minste vijf jaren en voor wie geen recht of uitzicht bestaat op vergelding van die tijd met enig overheidspensioen en die in de periode voor de inwerkingtreding van deze wet tenminste één jaar onafgebroken in Nederland gevestigd is geweest, heeft aanspraak op een eenmalige uitkering ten bedrage van f 7500,-.
b
De in het vorige lid bedoelde aanspraak op een eenmalige uitkering vervalt indien op grond van een gecombineerde Nederlandse en KNIL-dienstplichttijd reeds een uitkering is verstrekt krachtens de Uitkeringswet financiële compensatie langdurige militaire dienst.
Artikel
3
Indien de in artikel 2 genoemde aanspraak in verband met het overlijden van de militair niet kan worden geëffectueerd, heeft de weduwe recht op een eenmalige uitkering, gelijk aan het bedrag dat wordt gevonden door het bedrag van f 7500,- te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan dat deel van de werkelijke dienst waarin zij met de militair gehuwd is geweest en de noemer gelijk is aan de werkelijke dienst.
Artikel
4
Een uitkering ingevolge deze wet wordt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken op aanvraag verleend. De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend en uiterlijk binnen twee jaren na de datum van inwerkingtreding van deze wet bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn ontvangen.
De uitkering blijft buiten beschouwing bij de verlening van bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand en andere, op het inkomen afgestemde publiekrechtelijke uitkeringen of verstrekkingen.
Artikel
7
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel
8
Deze wet wordt aangehaald als: Uitkeringswet KNIL-dienstplichttijd.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.