Wet van 2 maart 1994, houdende algemene regels ter bescherming tegen discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat

Algemene wet gelijke behandeling

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om, mede in verband met artikel 1 van de Grondwet, ter bevordering van de deelneming op gelijke voet aan het maatschappelijk leven bescherming te bieden tegen discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat, dat het daarom wenselijk is behoudens wettelijke uitzonderingen onderscheid op deze gronden te verbieden en dat het in verband met de handhaving van dit verbod wenselijk is een Commissie gelijke behandeling in te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Gelijke behandeling van personen ongeacht hun godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    onderscheid: direct en indirect onderscheid;

  • b.

    direct onderscheid: onderscheid tussen personen op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat;

  • c.

    indirect onderscheid: onderscheid op grond van andere hoedanigheden of gedragingen dan die bedoeld in onderdeel b, dat direct onderscheid tot gevolg heeft.

Artikel

2

Artikel

3

Deze wet is niet van toepassing op:

  • a.

    rechtsverhoudingen binnen kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd, alsmede binnen andere genootschappen op geestelijke grondslag;

  • b.

    het geestelijk ambt.

Artikel

5

Artikel

6

Onderscheid is verboden met betrekking tot de voorwaarden voor en de toegang tot het vrije beroep en de mogelijkheden tot uitoefening van en ontplooiing binnen het vrije beroep.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Bedingen in strijd met deze wet zijn nietig.

Artikel 10

Vervallen

Hoofdstuk

2

De commissie gelijke behandeling

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Hoofdstuk

3

Slotbepalingen

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek.

Artikel

25

Vervallen

Artikel

26

Wijzigt de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

Artikel

28

In afwijking van artikel 17, tweede lid, geschiedt de benoeming van de daar bedoelde personen voor de eerste maal zonder voordracht van de Commissie.

Artikel

29

Artikel

30

Vervallen

Artikel

31

Wijzigt de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel

32

Wijzigt de Wet medezeggenschap onderwijs 1992.

Artikel

34

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de zesde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Bij koninklijk besluit kan een eerder tijdstip van inwerkingtreding worden vastgesteld.

Artikel

35

Deze wet wordt aangehaald als: Algemene wet gelijke behandeling.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, E. van Thijn
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Wallage
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, J. M. M. Ritzen
De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. d’Ancona
De Minister van Justitie a.i., E. van Thijn