Bij circulaire BO/BO/H- 89032375 d.d. 21 december 1989 heb ik aangekondigd om – afhankelijk van de ontwikkeling van de rentestand – telkenmale de rentecomponent van leningen na 10 jaar aan te passen.
De voorliggende regeling voorziet in aanpassing van de rentecomponent van leningen die zijn afgesloten in het jaar 1984.
Artikel
2
Algemeen
Per 1 mei 1994 zal de lening van het jaar 1984 worden omgezet. Het rentepercentage van deze stichtingsjaren wordt voor de vergoeding gewijzigd in het percentage dat de N.V. Bank voor de Nederlandsche Gemeenten (BNG) op 1 mei 1994 vaststelt voor langlopende leningen (20 jaren) met recht op wederzijdse renteaanpassing om de 10 jaren, onder het voorbehoud dat de rente op die datum een niveau heeft waarop oversluiting voor het Rijk voordelig is.
Uiteraard geldt dat de bijstelling slechts plaatsvindt voor de volgens de vergoedingsregeling genormeerde boekwaarden die behoren bij de op het moment van effectueren van de omzetting van leningen nog in vergoeding zijnde gebouwen bij het basisonderwijs. Hierin zijn begrepen de gebouwen die niet meer in gebruik zijn voor het geven van onderwijs doch die als gevolg van de goedkeuring van het gemeenteraadsbesluit tot buitengebruikstelling in aanmerking komen voor doorvergoeding van het schuldrestant.
Artikel
3
Rentepercentages
Conform de opgave van de BNG wordt het rentepercentage voor leningen met een lineaire aflossingsmethodiek (looptijd 20 jaar) en voor leningen met een annuītaire methodiek (looptijd 20 jaar) vastgesteld op 1 mei 1994.
Telkenmale na 10 jaar zal ik dit percentage brengen op het dan geldende niveau van een lening van opnieuw 20 jaar. Een en ander in overeenstemming met de bepalingen van de in 1987 in werking getreden Wet financiering lagere overheden.
Artikel
4
Boeterente
Voor het vervroegd aflossen van geldleningen is een zogenaamde boeterente verschuldigd. Deze boeterente wordt berekend over de restant hoofdsom na reguliere aflossing van de lening op het moment van vervroegd aflossen.
De vergoeding van deze boeterente zal evenals in voorgaand jaar op basis van een door de gemeenten af te sluiten 15-jarige annuïteitenlening ter grootte van het boeterentebedrag worden vergoed. Het bijbehorende rentepercentage is conform de eerder bedoelde opgave van de BNG.
Artikel
5
Inwerkingtreding
Bij de effectuering van de maatregel om vergoedingsbedragen bij te stellen op basis van de huidige rentepercentages, zijn in verband met de opening van het jaar 1994 de vergoedingsbedragen van het Rijk aan gemeenten voor rente en aflossing, per 1 januari 1994 aangepast, met dien verstande dat vooralsnog de voorlopige percentages uit de programma's van eisen 1994 worden gehanteerd. Tevens heeft de vergoeding van de boeterente op 1 januari 1994 een aanvang genomen. Bij de definitieve afrekening zullen de eerder genoemde vastgestelde percentages en de juiste ingangsdatum van 1 mei 1994 worden toegepast.
Artikel
6
Uitzondering lokaalgroepen ex-KO
Met ingang van de renteconversie 1994 zal de berekening van de jaarvergoeding na oversluiting bij 60-jarige annuitaire financieringen t.b.v. lokaalgroepen ex-KO worden gewijzigd.
Tot nu toe werd uitgegaan van de oorspronkelijke financiering op het moment van oversluiting in plaats van de boekwaarde en de resterende looptijd. Een en ander resulteert op het overzicht financieringsverplichtingen in een lagere boekwaarde op datum oversluiting en een lagere jaarvergoeding.
Hoewel de verschillen marginaal zijn zal bij het afrekenen het (definitieve) ‘oversluit-rentepercentage’ zodanig worden verhoogd dat de jaarvergoeding op het juiste niveau wordt gebracht (zie de bijlage voor rekenvoorbeelden).
Bij het toekomstige redesign van het WBO-systeem zal de wijziging van de looptijd na oversluiting van annuïtaire financieringen in de programmatuur worden aangebracht.
Artikel
7
Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vervroegde aflossing van leningen basisonderwijs
De minister van onderwijs en wetenschappen,
namens deze, mr. H.Strietman,
hoofddirecteur centrale financiën instellingen
Bijlage
Onderstaand volgen twee berekeningen van de jaarvergoeding van een 60-jarige annuïtaire financiering na oversluiting na 10 jaar. In voorbeeld 1 wordt de jaarvergoeding berekend volgens de ‘correcte’ systematiek (= aanpassen looptijd); in voorbeeld 2 wordt de jaarvergoeding berekend volgens de alternatieve systematiek. Hieruit blijkt dat de gewenste methode hetzelfde resultaat oplevert als de gekozen methode.
Gegevens
Investeringsbedrag 1984:
f 100.000,00
Schuldrestant 01-01-1994:
f 99.085,56
rentepercentage oversluiting (voorlopig):
6,74%
Voorbeeld 1
Berekening volgens de gewenste systematiek, te weten wijziging van de looptijd na oversluiting (dus aanpassing in de programmatuur):
Investeringsbedrag = schuldrestant:
f 99.085,56
looptijd resterend:
50 jaar
soort financiering:
annuītair
rentepercentage (voorlopig):
6,74%
jaarbedrag 01-01-1994:
f 6.945 (6.945,62) 1
Voorbeeld 2
Berekening volgens de voorgestelde systematiek, dat wil zeggen door een zodanige verhoging van het oversluitpercentage (in dit geval 0,722%) dat het jaarbedrag gelijk wordt aan het bedrag dat men zou ontvangen als de resterende looptijd als uitgangspunt zou zijn genomen:
Investeringsbedrag 1984:
f 100.00,00
looptijd oorspronkelijk:
60 jaar
soort financiering:
annuītair
rentepercentage 6,74 + 0,0722:
6,8122%
jaarbedrag 01-01-1994:
f 6.945 (6.945,38)1
1 In het systeem worden de jaarbedragen KO afgerond op gehele guldens.