Besluit van 22 maart 1994, houdende regels betreffende de rechtspositie van wethouders

Rechtspositiebesluit wethouders

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van 16 juli 1993, nr. BW93/U1602, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken;
Gelet op de artikelen 44, eerste en tweede lid, en 51, tweede lid, van de Gemeentewet;
De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1994, nr. W04.93.0474.);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, van 18 maart 1994, nr. BW94/274, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b.

    bezoldiging: de bezoldiging, bedoeld in artikel 3, eerste en vijfde lid;

  • c.

    inwonertal: het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari;

  • d.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie waarin de gemeente is gelegen;

  • e.

    tabel: de tabel, opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage;

  • f.

    tijdstip van beëindiging van het wethouderschap: het tijdstip van aftreden, bedoeld in artikel 42 van de Gemeentewet, de dag van ingang van het ontslag, bedoeld in artikel 43, tweede lid en artikel 47, eerste lid, van de Gemeentewet, de dag van ingang van het ontslag bedoeld in artikel 49 van de Gemeentewet of de dag volgende op die van het overlijden;

  • g.

    voormalig wethouder: de wethouder, die is afgetreden of ontslagen of die het lidmaatschap van de raad heeft verloren, dan wel is overleden;

  • h.

    tijdsbestedingsnorm: het deel van de werkweek, dat de wethouder in staat dient te worden gesteld aan het wethouderschap te besteden.

Artikel

2

Vervallen

Hoofdstuk

2

De bezoldiging

Artikel

3

Artikel

3a

Vervallen

Artikel

4

Artikel

4a

Indien een wethouder naast zijn bezoldiging als wethouder, tevens aanspraak heeft op een vergoeding voor werkzaamheden als raadslid gedurende een tijdvak als bedoeld in artikel 36b, tweede lid, onder a of b, van de Gemeentewet, dan vervalt gedurende dit tijdvak zijn aanspraak op een vergoeding voor werkzaamheden als raadslid.

Artikel

4b

Artikel

5

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

De overgang van een gemeente naar een lagere klasse, is niet van invloed op de bezoldiging van de op het tijdstip van overgang in functie zijnde wethouder, tot uiterlijk het tijdstip van beëindiging van het wethouderschap.

Hoofdstuk

3

Vergoeding bijzondere kosten en andere financiële voorzieningen

§

1

Vergoedingen in verband met de tijdelijke vervanging in verband met zwangerschap en bevalling of ziekte

Artikel

10

De tijdelijke vervanger van de wethouder die verlof heeft wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ontvangt per maand voor zijn verzekering voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden het bij zijn gemeentegrootte behorende bedrag, bedoeld in de onderstaande tabel.

Tot en met 8.000

€ 262

  8.001– 14.000

€ 303

 14.001– 24.000

€ 343

 24.001– 40.000

€ 369

 40.001– 60.000

€ 410

 60.001–100.000

€ 450

100.001–150.000

€ 491

150.001–375.000

€ 518

375.001 en meer

€ 590

Artikel

11

§

2

Voorzieningen in verband met ziekte, een dienstongeval of een functionele beperking

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Artikel

21

§

2a

Voorzieningen in verband met bewaken en beveiligen

Artikel

21a

Indien het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van een veilige woon- en werkplek van een wethouder kosten maakt, die in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen zijn aangemerkt als werkgeverskosten, komen deze ten laste van de gemeente.

§

3

Vergoeding onkosten

Artikel

22

Artikel

22a

Vervallen

Artikel

23

Artikel

23a

Indien aan de wethouder een dienstauto ter beschikking is gesteld en hij voor het gebruik van deze dienstauto loon- en inkomstenbelasting is verschuldigd, kan het college van burgemeester en wethouders bepalen dat deze belastingheffing door de gemeente aan de wethouder wordt vergoed. De vergoeding betreft ten hoogste de verschuldigde loon- en inkomstenbelasting voor het gebruik van de dienstauto.

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

27a

Artikel

28

Artikel

28a

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen:

Artikel

28b

Hoofdstuk

4

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

29

Artikel 21 zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van het Besluit van 22 december 2005 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, blijft van toepassing op de voormalig wethouder, indien de in dat artikel bedoelde invaliditeit op die dag reeds bestond of, indien de invaliditeit op een later tijdstip is ontstaan, kan worden vastgesteld dat de oorzaak van deze invaliditeit voor de datum van bovengenoemd besluit 22 december 2005 is gelegen.

Artikel

29b

Vervallen

Artikel

30

Dit besluit wordt aangehaald als: Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, D.IJ . W. de Graaff-Nauta
De Minister van Binnenlandse Zaken, E. van Thijn
De Minister van Justitie a.i., E. van Thijn

Bijlage

Tabel I Bezoldiging wethouders

1

Tot en met 8.000

€ 4.669,57

2

8.001–14.000

€ 5.292,12

3

14.001–24.000

€ 5.919,51

4

24.001–40.000

€ 6.334,90

5

40.001–60.000

€ 6.960,16

6

60.001–100.000

€ 7.584,32

7

100.001–150.000

€ 8.283,52

8

150.001–375.000

€ 8.774,65

9

375.001 en meer

€ 9.955,80