-
a.
vergoedingen die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren, een en ander volgens de in of krachtens hoofdstuk IIA gestelde normeringen en beperkingen (vrije vergoedingen);
-
b.
verstrekkingen die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren, een en ander volgens de in of krachtens de artikelen 17 en 17a gestelde normeringen en beperkingen (vrije verstrekkingen);
-
c.
aanspraken ingevolge een pensioenregeling, een en ander volgens de in of krachtens hoofdstuk IIB gestelde normeringen en beperkingen;
-
d.
aanspraken ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding, een en ander volgens de in of krachtens de artikelen 18i en 19f gestelde normeringen en beperkingen;
-
e.
aanspraken ingevolge de Ziektewet, de Wet arbeid en zorg, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet;
-
f.
aanspraken, die naar aard en strekking overeenkomen met aanspraken als bedoeld in onderdeel e;
-
g.
aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon, mits:
-
1°.
deze aanspraken voorzien in aan de werknemer of gewezen werknemer toekomende periodieke uitkeringen die niet later ingaan dan in het jaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt of in periodieke uitkeringen die bij zijn overlijden ingaan en toekomen aan zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot dan wel degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert of heeft gevoerd en met wie geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat, of aan zijn kinderen of pleegkinderen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt;
-
2°.
voor deze aanspraken als verzekeraar optreedt een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen a, b of d, of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel e; en
-
3°.
deze aanspraken niet zijn opgekomen ingevolge artikel 19b;
-
h.
aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval;
-
i.
aanspraken op de in onderdeel m en de in artikel 31, tweede lid, onderdeel g, bedoelde uitkeringen en verstrekkingen alsmede vergoedingen en verstrekkingen ter zake van op de werknemer drukkende uitgaven voor het volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning
-
j.
bedragen die worden ingehouden:
-
1°.
als bijdrage ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding;
-
2°.
als premie ingevolge de Werkloosheidswet;
-
3°.
als bijdrage voor aanspraken die ingevolge de onderdelen f en h niet tot het loon behoren;
-
4°.
in de plaats van premies en bijdragen als bedoeld onder 2° en 3°;
-
5°.
als bijdragen ingevolge een regeling voor verlofsparen;
-
k.
uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke zaken;
-
l.
uitkeringen en verstrekkingen tot dekking van op de werknemer drukkende kosten ter zake van ziekte, invaliditeit en bevalling, behoudens vergoedingen ter zake van premies en bijdragen voor ziektekostenregelingen, uitkeringen en verstrekkingen die naar aard en omvang overeenkomen met uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Ziekenfondswet;
-
m.
eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van overlijden van de werknemer, zijn partner in het kalenderjaar of in het voorafgaande kalenderjaar – in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of zijn kinderen en pleegkinderen, voorzover deze uitkeringen en verstrekkingen niet overtreffen driemaal het loon over een maand bepaald met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels;
-
n.
uitkeringen en verstrekkingen, andere dan die ter zake van ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie en overlijden, die de werknemer ontvangt uit een fonds tot welks middelen de inhoudingsplichtige gedurende de laatstverlopen vijf kalenderjaren evenveel of minder heeft bijgedragen dan de bij het fonds betrokken werknemers, tenzij die uitkeringen en verstrekkingen geschieden ingevolge een aanspraak die niet tot het loon behoort;
-
o.
een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 40 jaar, voor zover de waarde daarvan het loon over een maand niet overtreft, mits is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
-
p.
geschenken ter gelegenheid van algemeen erkende feestdagen en het Sint-Nikolaasfeest, een jubileum van de inhoudingsplichtige, dan wel de verjaardag en andere persoonlijke feestdagen van de werknemer, voorzover de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend, met overeenkomstige toepassing van het krachtens artikel 13, tweede lid, bepaalde, € 136 per jaar niet overtreft;
-
q.
verstrekking en terbeschikkingstelling van computers en bijbehorende apparatuur, alsmede vergoedingen van de kosten daarvan, voorzover de waarde in het economische verkeer van de computers en de apparatuur tezamen in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren niet meer bedraagt dan € 2269 en niet aannemelijk is dat zij niet mede dienen ter vervulling van de dienstbetrekking;
-
r.
verstrekking en terbeschikkingstelling van inrichting van de werkruimte in de woning, de aanhorigheden daaronder begrepen, van de werknemer, alsmede vergoedingen van de kosten daarvan, voorzover de waarde in het economische verkeer van die inrichting in het kalenderjaar en de vier voorafgaande kalenderjaren niet meer bedraagt dan € 1815 en niet aannemelijk is dat zij niet mede dient ter vervulling van de dienstbetrekking, mits:
-
1°.
de werknemer krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van de inhoudingsplichtige dan wel van de inhoudingsplichtige en een of meer andere inhoudingsplichtigen ten minste eenmaal per week, gedurende de gebruikelijke werktijd en zonder dat tevens wordt gereisd naar een buiten de woning gelegen arbeidsplaats, in die werkruimte ter vervulling van de dienstbetrekking pleegt te werken met behulp van telematica; en
-
2°.
de inrichting voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden; een en ander met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen nadere regels;
-
s.
aanspraken:
-
1°.
op vakantieverlof en compensatieverlof, voorzover deze aanspraken aan het einde van het kalenderjaar in totaal niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van vijftig weken;
-
2°.
op bij ministeriële regeling aan te wijzen geclausuleerd verlof;
-
3°.
op verlof tijdens rust- en feestdagen;
-
4°.
ingevolge een regeling voor verlofsparen;
-
t.
hetgeen wordt genoten ter zake van het verrichten van arbeid in de onderneming van de partner van de werknemer, indien bij het bepalen van de winst uit die onderneming de kosten en lasten die verband houden met de vergoeding voor die arbeid op grond van artikel 3.16, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet in aftrek komen.