Artikel
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
ingezetenen:
-
1.
natuurlijke personen, die hun woonplaats in Nederland hebben en in de bevolkingsregisters zijn opgenomen;
-
2.
rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen die in Nederland zijn gevestigd of kantoor houden, alsmede rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen die niet in Nederland zijn gevestigd doch wel vanuit Nederland worden bestuurd, voor zover de Bank zulks bepaalt;
-
3.
in Nederland gevestigde filialen, bijkantoren en agentschappen, voor zover niet reeds vallende onder 2;
-
4.
natuurlijke personen van Nederlandse nationaliteit, voor zover niet vallende onder 1, die op hun verzoek door Onze Minister als ingezetene zijn aangewezen;
-
1.
-
b.
niet-ingezetenen: natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen, filialen, bijkantoren, agentschappen en bedrijven, niet vallende onder de omschrijving "ingezetenen";
-
c.
Gemeenschap: de Europese Gemeenschap;
-
d.
lid-staat: een staat die lid is van de Gemeenschap;
-
e.
derde land: een staat die geen lid is van de Gemeenschap;
-
f.
Verdrag: het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;
-
g.
de ECB: de Europese Centrale Bank bedoeld in artikel 4a van het Verdrag;
-
h.
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
-
i.
de Bank: De Nederlandsche Bank N.V..