Wet van 25 maart 1994, houdende nieuwe regels inzake de financiële betrekkingen met het buitenland

Wet financiële betrekkingen buitenland 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is in verband met de totstandkoming van de Europese Unie, nieuwe regels inzake de financiële betrekkingen met het buitenland vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    ingezetenen:

    • 1.

      natuurlijke personen, die hun woonplaats in Nederland hebben en in de bevolkingsregisters zijn opgenomen;

    • 2.

      rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen die in Nederland zijn gevestigd of kantoor houden, alsmede rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen die niet in Nederland zijn gevestigd doch wel vanuit Nederland worden bestuurd, voor zover de Bank zulks bepaalt;

    • 3.

      in Nederland gevestigde filialen, bijkantoren en agentschappen, voor zover niet reeds vallende onder 2;

    • 4.

      natuurlijke personen van Nederlandse nationaliteit, voor zover niet vallende onder 1, die op hun verzoek door Onze Minister als ingezetene zijn aangewezen;

  • b.

    niet-ingezetenen: natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen, filialen, bijkantoren, agentschappen en bedrijven, niet vallende onder de omschrijving "ingezetenen";

  • c.

    Gemeenschap: de Europese Gemeenschap;

  • d.

    lid-staat: een staat die lid is van de Gemeenschap;

  • e.

    derde land: een staat die geen lid is van de Gemeenschap;

  • f.

    Verdrag: het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

  • g.

    de ECB: de Europese Centrale Bank bedoeld in artikel 4a van het Verdrag;

  • h.

    Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • i.

    de Bank: De Nederlandsche Bank N.V..

Artikel

2

Artikel

3

Onze Minister kan ter uitvoering van een besluit dat is genomen op grond van artikel 73 C, tweede lid, van het Verdrag voorschriften geven betreffende het kapitaalverkeer naar of uit derde landen in verband met directe investeringen - met inbegrip van investeringen in onroerende goederen -, vestiging, het verrichten van financiële diensten of de toelating van waardepapieren tot de kapitaalmarkten.

Artikel

4

Onze Minister kan ter uitvoering van een besluit dat is genomen op grond van artikel 73 F van het Verdrag voorschriften geven betreffende het kapitaalverkeer naar of uit derde landen. Deze voorschriften gelden voor een duur van ten hoogste zes maanden.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9b

Artikel

9c

Artikel

9d

Degene jegens wie door de Bank een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel

9e

Artikel

9f

Artikel

9g

Artikel

9h

Artikel

9i

Artikel

9j

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel

9k

Artikel

10

Beperkende bepalingen, vervat in op grond van deze wet gegeven voorschriften en regels, zijn niet van toepassing op de Staat en de Bank.

Artikel

11

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

12

De Nederlandse strafwet is ook van toepassing op overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet, voor zover zij opzettelijk en buiten Nederland zijn begaan.

Artikel

14

De Wet financiële betrekkingen buitenland wordt ingetrokken.

Artikel

15

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

16

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet financiële betrekkingen buitenland 1994.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, W. Kok
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

bedoeld in artikel 9c van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994

Artikel 1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 9a tot en met 9k van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

1.

€  2 268

2.

€  4 537

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 1, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer, gerekend over een periode van 12 maanden voorafgaande aan de geconstateerde overtreding, van toepassing met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: een ieder met een omzet in het buitenlands betalingsverkeer van minder dan € 453 800; Factor: 1;

Categorie II: een ieder met een omzet in het buitenlands betalingsverkeer van ten minste € 453 800 maar minder dan € 2 269 000; Factor: 2;

Categorie III: een ieder met een omzet in het buitenlands betalingsverkeer van ten minste € 2 269 000 maar minder dan € 4 538 000; Factor: 4;

Categorie IV: een ieder met een omzet in het buitenlands betalingsverkeer van ten minste € 4 538 000; Factor: 10.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer, bedoeld in het eerste lid. 1Aangezien voor geen enkel artikellid geldt dat ten aanzien van alle normgeadresseerden, ongeacht de indeling in een bepaalde categorie, bedoeld in artikel 2, een boete van ten hoogste 10 000 gulden kan worden opgelegd, worden in deze bijlage geen artikelen op grond van artikel 9e, tweede lid, aangewezen.

3. Indien de gegevens omtrent de totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer, gerekend over een periode van 12 maanden voorafgaande aan de geconstateerde overtreding, niet aan de Bank beschikbaar zijn gesteld, kan de Bank aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie IV van toepassing.

Tabel 1

7, eerste lid

1

7, tweede lid

1

Tabel 2

7, derde lid

2

7, vierde lid

2