Besluit van 18 april 1994, houdende regeling van de rechtspositie van de leden van de commissie belast met het beheer van het schadefonds geweldsmisdrijven
Besluit regeling van de rechtspositie van de leden van de commissie belast met het beheer van het schadefonds geweldsmisdrijven
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, van 17 januari 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 421707/94/6,
Onze Minister kan aan een lid van een enkelvoudige kamer van de commissie een bezoldiging toekennen.
2
Een lid van een enkelvoudige kamer, dat is aangewezen om het geheel of een deel van de voor burgerlijke rijksambtenaren geldende werktijd te vervullen, wordt bezoldigd overeenkomstig salarisschaal 15 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.
3
Een lid van een enkelvoudige kamer, dat is aangewezen om het geheel of een deel van de voor burgerlijke rijksambtenaren geldende werktijd te vervullen, en tevens als voorzitter van de commissie is aangewezen, wordt bezoldigd overeenkomstig salarisschaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.
4
Een lid van een enkelvoudige kamer, dat niet is aangewezen om het geheel of een deel van de voor burgerlijke rijksambtenaren geldende werktijd te vervullen, wordt niet bezoldigd.
Voorzover in het Besluit schadefonds geweldsmisdrijven of in dit besluit niet anders is bepaald, zijn op een bezoldigd lid van een enkelvoudige kamer van toepassing de rechtspositiebepalingen, zoals die voor burgerlijke rijksambtenaren zijn vastgesteld in het Algemeen Rijksambtenarenreglement.
Artikel
4
Aanspraken in geval van ziekte
In afwijking van het bepaalde in artikel 39, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, geldt voor een bezoldiging lid van een enkelvoudige kamer dat wegens ziekte niet in staat is de aan zijn ambt verbonden werkzaamheden te verrichten, dat hij gedurende de kalendermaand waarin deze verhindering is ontstaan en gedurende 18 maanden daarna zijn volle bezoldiging geniet en vervolgens 80% van zijn bezoldiging.
Artikel
5
Uitkering bij ontslag
Een bezoldigd lid van een enkelvoudige kamer heeft recht op wachtgeld op de voet van de bepalingen van het Rijkswachtgeldbesluit 1959, indien hij als lid van de commissie wordt ontslagen of na het verstrijken van zijn benoemingstermijn niet wordt herbenoemd, dan wel zijn aanwijzing als lid van een enkelvoudige kamer door Onze Minister wordt ingetrokken, behoudens wanneer hij een direct ingaand recht heeft op pensioen of op een uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden.
Artikel
6
Reis- en verblijfskosten; vacatiegelden
1
De leden en plaatsvervangende leden van de commissie genieten voor hun werkzaamheden vergoeding voor reis- en verblijfskosten overeenkomstig de bepalingen, welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn vastgesteld.
2
Voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie wordt hun een vacatiegeld toegekend tot een door Onze Minister, in overleg met Onze Minister van Financiën, te bepalen bedrag, behoudens voor zover zij tevens lid zijn van een enkelvoudige kamer en uit dien hoofde reeds bezoldiging ontvangen.
Artikel
7
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en werkt terug tot en met 1 januari 1994.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.