Regeling van de minister van Justitie tot vaststelling van bepalingen met betrekking tot het gebruik van de mogelijkheid van spaarloon als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel h, onder 2°, van de Wet op de loonbelasting ten behoeve van ambtenaren van politie in dienst bij het ministerie van Justitie

Spaarloonregeling politiepersoneel Justitie

De Minister van Justitie,
Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de Ministerraad;

Besluit:

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

1.
personeelslid:

degene, die is aangesteld op grond van het Besluit algemene rechtspositie politie en in dienst is van het ministerie van Justitie,

2.
bevoegd gezag:

degene, die ten aanzien van het personeelslid wordt aangemerkt als inhoudingsplichtige als bedoeld in de Wet op de loonbelasting.

Artikel

2

Het bevoegd gezag houdt op verzoek van het personeelslid op diens salaris een bedrag in en maakt dat over naar een door het personeelslid opgegeven spaarloonrekening danwel de rekening van de financiële instelling waarbij het personeelslid een overeenkomst van levensverzekering waarbij een lijfrente of een kapitaalsuitkering is verzekerd heeft afgesloten. Dit bedrag is niet hoger dan het ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel h, onder 2° juncto artikel 34a, vijfde lid, van de Wet op de loonbelasting vastgestelde maximumspaarbedrag.

Artikel

3

Artikel

4

Bij het in artikel 2 bedoelde verzoek doet het personeelslid opgave van tenminste de volgende gegevens:

  • a.

    het op het salaris in te houden spaarbedrag;

  • b.

    of dit bedrag in gelijke maandelijkse termijnen danwel eenmalig in het kalenderjaar op het salaris moet worden ingehouden;

  • c.

    het bank- of gironummer van de in artikel 3 bedoelde financiële instelling;

  • d.

    het nummer van de spaarloonrekening resp. het polisnummer van de levensverzekering.

Artikel

5

Artikel

6

Het bevoegd gezag stort het op het salaris van het personeelslid ingehouden spaarbedrag onmiddellijk op het door het personeelslid opgegeven bank- of gironummer van de financiële instelling ten gunste van de spaarloonrekening van het personeelslid resp. ten gunste van de afgesloten levensverzekering.

Artikel

7

Het is het personeelslid niet toegestaan rechtstreeks stortingen op zijn spaarloonrekening te verrichten.

Artikel

8

Artikel

9

Voor het opnemen van spaarbedragen als bedoeld in artikel 8, eerste lid onder b, en c., heeft het personeelslid de schriftelijke machtiging van het bevoegd gezag nodig.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Het is het personeelslid niet toegestaan het tegoed op zijn spaarloonrekening resp. de afgesloten levensverzekering op enigerlei wijze in onderpand te geven of zijn rechten hierop over te dragen.

Artikel

13

Deze regeling wordt aangehaald als: Spaarloonregeling politiepersoneel Justitie.

Artikel

14

Deze regeling treedt in werking op 1 mei 1994.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Minister van Justitie, Namens de Minister, De Directeur-Generaal Politie en Criminaliteitsbestrijding