Regeling tot vaststelling van bepalingen met betrekking tot het gebruik van de mogelijkheden van spaarloon als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel h, onder 2, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor personeel van instellingen bedoeld in artikel I-A1, onder d1, d2, d3, d12 en d16 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel.

Spaarloonregeling onderwijspersoneel

De minister van onderwijs en wetenschappen,

Besluit:

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

1.
personeelslid:

. de betrokkene, bedoeld in artikel I-A1, onder e1, e2, e3, e12 of e16 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel;

2.
bevoegd gezag:

. degene, die ten aanzien van het personeelslid wordt aangemerkt als inhoudingsplichtinge als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel

2

Het bevoegd gezag houdt op verzoek van het personeelslid op diens salaris een bedrag in en maakt dat over op een door het personeelslid opgegeven spaarloonrekening dan wel de rekening van de financiële instelling waarbij het personeelslid een overeenkomst van levensverzekering waarbij een lijfrente of een kapitaalsuitkering is verzekerd heeft afgesloten. Dit bedrag is niet hoger dan het ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel h, onder 2 juncto artikel 34a, vijfde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 vastgestelde maximumspaarbedrag.

Artikel

3

Artikel

4

Bij het in artikel 2 bedoelde verzoek doet het personeelslid opgave van tenminste de volgende gegevens:

  • a.

    het op het salaris in te houden spaarbedrag;

  • b.

    of dit bedrag in gelijke maandelijkse termijnen danwel éénmalig in het kalenderjaar op het salaris moet worden ingehouden;

  • c.

    het bank- of gironummer van de in artikel 3 bedoelde financiële instelling;

  • d.

    het nummer van de spaarloonrekening respectievelijk het polisnummer van de levensverzekering.

Artikel

5

Artikel

6

Het bevoegd gezag stort het op het salaris van het personeelslid ingehouden spaarbedrag onmiddellijk op het door het personeelslid opgegeven bank- of gironummer van de financiële instelling ten gunste van de spaarloonrekening van het personeelslid respectievelijk ten gunste van de afgesloten levensverzekering.

Artikel

7

Het is het personeelslid niet toegestaan rechtstreeks stortingen op zijn spaarloonrekening te verrichten.

Artikel

8

Artikel

9

Voor het opnemen van spaarbedragen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder b en c, heeft het personeelslid de schriftelijke machtiging van het bevoegd gezag nodig.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Het is het personeelslid niet toegestaan het tegoed op zijn spaarloonrekening respectievelijk de afgesloten levensverzekering op enigerlei wijze in onderpand te geven of zijn rechten hierop over te dragen.

Artikel

13

Deze regeling zal met de toelichting in Uitleg OenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Artikel

14

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van Uitleg OenW-Regelingen waarin deze regeling is bekendgemaakt en werkt terug tot en met 1 juni 1994.

Artikel

15

Deze regeling wordt aangehaald als: Spaarloonregeling onderwijspersoneel.

De minister van onderwijs en wetenschappen, dr. ir. J.M.M.Ritzen