Artikel
1.1
In dit besluit en de daarop berustende regelingen wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:
-
a.
aanhangwagen: voertuig dat is bestemd om aan een motorrijtuig te worden gekoppeld, met inbegrip van een oplegger; als aanhangwagen wordt voorts aangemerkt een dolly met een oplegger;
-
b.
achterlicht: licht dat, van de achterzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;
-
c.
achteruitrijlicht: licht, bestemd voor het verlichten van de weg achter het voertuig en voor het waarschuwen van de overige weggebruikers dat het voertuig achteruit rijdt of achteruit gaat rijden;
-
d.
afsleepdolly: aanhangwagen, bestemd voor het dragen van één van de assen van een voertuig;
-
d1:
airbag: een inrichting in motorvoertuigen, gemonteerd ter aanvulling van autogordels, die een systeem bevat dat bij een ernstige botsing van het voertuig automatisch een flexibel omhulsel opblaast dat door samendrukking van het daarin opgesloten gas de ernst van het contact van een of meer delen van het lichaam van een inzittende van het voertuig met de binneninrichting van de passagiersruimte beperkt;
-
e.
ambulance: motorrijtuig, bestemd om te worden gebruikt voor ambulancevervoer als bedoeld in de Wet ambulancevervoer (Stb. 1971, 369);
-
f.
as: geheel van aslichaam met inbegrip van wielgeleidingselementen;
-
f1.
ashefinrichting: een op een voertuig vast aangebrachte inrichting om de belasting op de as of assen naar gelang van de beladingstoestand van het voertuig te verlagen of te verhogen;
-
g.
asstel: combinatie van twee of meer assen, evenwijdig gelegen op een onderlinge afstand van minder dan 1,80 m;
-
g1:
autogordel: een geheel van banden met sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen dat in een motorvoertuig kan worden bevestigd en zodanig is ontworpen dat de kans op verwondingen voor de gebruiker bij botsing of plotselinge vertraging van het voertuig wordt verminderd doordat het de bewegingsmogelijkheid van het lichaam van de gebruiker beperkt en dat mede omvat alle onderdelen die energie kunnen opnemen of waarmee de gordel wordt ingetrokken;
-
g2.
autonome aanhangwagen: aanhangwagen met minimaal twee assen, waarvan in ieder geval één gestuurd is, en die is uitgerust met een beweegbare trekinrichting die het trekkend voertuig verticaal met minder dan 100 kg belast; als autonome aanhangwagen wordt voorts aangemerkt een gekoppelde dolly met een oplegger;
-
h.
bedrijfsauto: motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, een landbouwtrekker een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in onderdeel q of een vierwielige bromfiets, en
-
1.
ingericht voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, of
-
2.
ingericht voor het vervoer van goederen, of
-
3.
ingericht voor het uitvoeren van andere werkzaamheden, of
-
4.
ingericht als kampeerauto;
in ieder geval wordt als bedrijfsauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als bedrijfsauto is aangeduid;
-
1.
-
i.
bermlicht: licht, bestemd voor het verlichten van de berm rechts voor het voertuig;
-
j.
vervallen;
-
k.
bestuurde as: as die rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder kan worden bediend;
-
l.
bestuurd asstel: asstel dat rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder kan worden bediend;
-
l1:
bevestigingspunten: de delen van de voertuigcarrosserie of van de zitplaatsconstructie of andere delen van het voertuig waaraan autogordels moeten worden vastgemaakt;
-
m.
bromfiets: motorrijtuig op twee of drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 45 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cylinderinhoud van ten hoogste 50 cm3 of met een elektromotor en niet zijnde een gehandicaptenvoertuig; motorrijtuigen die op de in artikel 5.6.1, tweede lid, bedoelde wijze zijn voorzien van één of twee gele of oranje platen dan wel gele of oranje vlakken, worden mede als bromfiets aangemerkt; als bromfietsen worden voorts aangemerkt vierwielige motorrijtuigen:
-
a.
met een ledige massa van minder dan 350 kg, de massa van de batterijen in elektrische voertuigen niet inbegrepen,
-
b.
met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 45 km/h, en
-
c.
uitgerust met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking met een cylinderinhoud van ten hoogste 50 cm3 of uitgerust met een ander type motor met een netto maximum vermogen van ten hoogste 4 kW;
-
a.
-
n.
bus: bedrijfsauto, ingericht en blijkens het kentekenbewijs bestemd voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend;
-
n1.
certificaat van overeenstemming: document opgesteld door de fabrikant van een voertuig of van een niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel van een voertuig, die houder is van een typegoedkeuring als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 70/156/EEG of in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn 92/61/EEG voor dat type voertuig of dat type niet-oorpronkelijke technische eenheid of onderdeel, waaruit blijkt dat eerstbedoeld voertuig of niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel overeenstemt met het type waarvoor deze goedkeuring is verleend;
-
n2.
dagrijlicht: een licht dat voorwaarts gericht is en wordt gebruikt om het voertuig tijdens het overdag rijden beter zichtbaar te maken.
-
o.
dimlicht: licht waarmee de weg vóór het voertuig wordt verlicht zonder dat hierdoor andere weggebruikers worden verblind of gehinderd;
-
p.
dolly: aanhangwagen, bestemd voor het dragen van de voorzijde van een oplegger dan wel een deel van in de lengte ondeelbare lading;
-
q.
driewielig motorrijtuig: motorrijtuig op drie symmetrisch geplaatste wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van meer dan 45 km/h of uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm3, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, een landbouwtrekker of een gehandicaptenvoertuig; onder driewielig motorrijtuig wordt mede verstaan een vierwielig motorrijtuig met een motor met een netto maximum vermogen van ten hoogste 15 kW, en met een ledige massa van ten hoogste 400 kg of 550 kg voor voertuigen gebruikt in het goederenvervoer, exclusief de massa van de batterijen in elektrische voertuigen, niet zijnde een vierwielig motorrijtuig als bedoeld in onderdeel m;
-
q1.
EG-goedkeuringsmerk: goedkeuringsmerk als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 92/61/EEG;
-
q2.
fabrikant: persoon of organisatie die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en die instaat voor de overeenstemming van de productie;
-
q3.
Geconditioneerd voertuig: voertuig waarvan de vaste of mobiele bovenbouw speciaal is ingericht voor het vervoer van goederen bij een gecontroleerde temperatuur en waarvan de zijwanden, met inbegrip van de isolatie, ten minste 45 mm dik zijn;
-
r.
gelede bus: bus bestaande uit twee of meer vaste delen die blijvend zijn verbonden door een scharnierende verbinding, waarover de passagiers zich van het ene deel naar het andere kunnen begeven;
-
s.
gestuurde as: as die wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;
-
t.
gestuurd asstel: asstel dat wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;
-
u.
groot licht: licht dat de weg vóór het voertuig over een grote afstand verlicht;
-
v.
handwagen met motorvermogen: motorrijtuig, hoofdzakelijk bestemd om te worden bestuurd door een voetganger;
-
w.
hoofdgroeven: brede groeven in het middelste gedeelte van het loopvlak van een band, welk gedeelte ongeveer drievierde deel van de breedte van het loopvlak inneemt;
-
x.
gehandicaptenvoertuig: voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 m en niet is uitgerust met een motor, dan wel waarvan de door de constructie bepaalde maximum snelheid niet meer dan 45 km/h bedraagt indien het voertuig is uitgerust met een motor, en niet zijnde een bromfiets;
-
y.
kampeerauto: personenauto of bedrijfsauto, waarvan de binnenruimte is ingericht voor het vervoer en verblijf van personen en is voorzien van een vaste kook- en slaapgelegenheid;
-
z.
kermis- en circusvoertuig: voertuig, niet zijnde een voertuig op rupsbanden, dat wordt gebruikt voor het kermis- of circusbedrijf;
-
z1:
kinderbeveiligingssysteem: een geheel van onderdelen, eventueel bestaande uit een combinatie van riemen of flexibele componenten met een sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen, soms tevens voorzien van een zitje of botsingsscherm, dat kan worden bevestigd aan een motorvoertuig, met het oogmerk de kans op verwonding van de gebruiker bij een botsing of een abrupte vertraging van het voertuig te verminderen doordat het de bewegingsmogelijkheid voor het lichaam van de gebruiker beperkt;
-
z2:
klapstoel: extra zitplaats om bij gelegenheid te worden gebruikt en die gewoonlijk is weggeklapt.
-
aa.
lading: alle personen, dieren, goederen, lastdragers, alsmede zonder gebruik van gereedschap van het voertuig los te nemen laad- en losinrichtingen en voertuiguitrustingen, het reservewiel daaronder niet begrepen;
-
ab.
landbouwtrekker: motorrijtuig met twee of meer assen, voornamelijk bestemd voor tractiedoeleinden en in het bijzonder ontworpen voor het trekken, duwen, dragen, in beweging brengen of aandrijven van werktuigen, machines of aanhangwagens, die zijn bestemd voor gebruik in de landbouw;
-
ac.
lastdrager: constructie, met inbegrip van hulpmiddelen, die aan de bumper, op de trekhaak of op het dak van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, of driewielig motorrijtuig is aangebracht en bestemd is voor het vervoer van goederen;
-
ad.
ledige massa: massa van het voertuig, in bedrijfsvaardige staat, met inbegrip van een half gevulde brandstoftank, reservedelen en gereedschappen, die tot de normale uitrusting behoren, maar zonder lading en zonder de bestuurder en andere personen, die met het voertuig worden vervoerd, met dien verstande dat in afwijking hiervan voor motorfietsen, driewielige motorrijtuigen en bromfietsen, die in gebruik zijn genomen na 16 juni 1999, de ledige massa wordt bepaald met een lege brandstoftank;
-
ae.
loopvlak: deel van de band in bedrijfsvaardige toestand dat in de stand van rechtuitrijden in contact komt met het wegdek;
-
af.
luchtband: band waarin zich in normale, bedrijfsvaardige toestand gas bevindt onder een hogere spanning dan de atmosferische;
-
ag.
markeringslicht: licht dat op het breedste punt van het voertuig zo hoog mogelijk is aangebracht, waardoor duidelijk de totale breedte van het voertuig wordt aangegeven;
-
ah.
massa in bedrijfsklare toestand: massa van het voertuig met carrosserie, in bedrijfsklare toestand, met inbegrip van koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, reservewiel, gereedschap en bestuurder; voor het vaststellen van de massa moet de tank voor 90% zijn gevuld en wordt het gewicht van de bestuurder op 75 kg gesteld;
-
ai.
massieve band: band zonder luchtkamers, geheel vervaardigd van een elastisch materiaal;
-
aj.
mechanische koppelinrichting: alle onderdelen en inrichtingen op onderstellen, dragende gedeelten van de carrosserie en het chassis van voertuigen, waarmee het trekkend voertuig en het getrokken voertuig met elkaar kunnen worden verbonden; tevens behoren hiertoe vaste of demontabele onderdelen voor de bevestiging, afstelling of het gebruik van de bovengenoemde koppelinrichtingen;
-
ak.
metalen band: band waarvan het loopvlak geheel van vormvast materiaal is vervaardigd;
-
al.
middenasaanhangwagen: aanhangwagen waarvan de trekinrichting een onbeweeglijk deel vormt, dan wel slechts in- en uitschuifbaar is, en waarbij, bij gelijkmatig verdeelde lading, het trekkend voertuig door de trekinrichting van de aanhangwagen met ten hoogste 10% van de toegestane maximum massa van de aanhangwagen wordt belast, met een maximum van 1000 kg;
-
am.
mistlicht aan de achterzijde: licht dat het voertuig bij dichte mist aan de achterzijde beter waarneembaar maakt;
-
an.
mistlicht aan de voorzijde: licht, bestemd voor een betere verlichting van de weg bij mist, sneeuwval, hevige regenval of stofwolken;
-
ao.
motorfiets: motorrijtuig op twee wielen, met of zonder zijspanwagen, alsmede een motorrijtuig op drie asymmetrisch geplaatste wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van meer dan 45 km/h of uitgerust met een verbrandingsmotor met een cylinderinhoud van meer dan 50 cm3, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid; in ieder geval wordt als motorfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als motorfiets is aangeduid;
-
ap.
motorrijtuig met beperkte snelheid: motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 25 km/h, niet zijnde een landbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en ingericht voor het bij op korte afstand van elkaar gelegen plaatsen afleveren of ophalen van goederen; onder motorrijtuig met beperkte snelheid wordt mede verstaan: motorrijtuig niet zijnde een landbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en
-
1.
ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten de wegen;
-
2.
ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden aan wegen of aan werken op, in, langs en boven wegen.
-
1.
-
ap1.
niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel: technische eenheid of onderdeel dat behoort tot een ander type dan waarvan het voertuig bij de goedkeuring oorspronkelijk was voorzien en dat uitsluitend mag worden gebruikt ter vervanging van die oorspronkelijke technische eenheid of dat oorspronkelijke onderdeel;
-
aq.
ondeelbare lading: lading die ten behoeve van het vervoer over de weg niet in twee of meer ladingen kan worden gesplitst zonder dat zulks overmatige kosten of risico van schade meebrengt en die wegens haar afmetingen of massa niet kan worden vervoerd door een motorrijtuig, aanhangwagen of samenstel van voertuigen dat in alle opzichten aan dit besluit voldoet;
-
aq1.
onderdeel: als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, die aan de eisen van een bijzondere richtlijn als bedoeld in de artikelen 4 van de richtlijnen 70/156/EEG of 92/61/EEG moet voldoen en waarvan de betrokken bijzondere richtlijn een afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk maakt onafhankelijk van een type voertuig;
-
aq2.
oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel: technische eenheid of onderdeel van het type waarvan het voertuig bij de typegoedkeuring of de uitbreiding daarvan is voorzien;
-
ar.
oplegger: aanhangwagen die is bestemd om aan een motorrijtuig te worden gekoppeld op zodanige wijze, dat een deel ervan op het motorrijtuig rust en dat een aanzienlijk deel van de massa van de oplegger en van zijn lading door het motorrijtuig wordt gedragen;
-
as.
parkeerlicht: licht, bestemd om de aanwezigheid van een geparkeerd voertuig aan te geven;
-
at.
personenauto: motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een landbouwtrekker, een gehandicaptenvoertuig een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in onderdeel q of een vierwielige bromfiets, ingericht voor het vervoer van personen, met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, of een kampeerauto; in ieder geval wordt als personenauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als personenauto is aangeduid;
-
au.
remlicht: licht, bestemd om weggebruikers die zich achter het voertuig bevinden kenbaar te maken dat de bestuurder de bedrijfsrem bedient;
-
av.
retroreflector: inrichting, bestemd om de aanwezigheid van een voertuig kenbaar te maken door weerkaatsing van het licht afkomstig van een niet tot dat voertuig behorende lichtbron, waarbij de waarnemer zich nabij deze lichten bevindt;
-
aw.
richtingaanwijzer: licht, bestemd om andere weggebruikers kenbaar te maken dat de bestuurder het voornemen heeft naar links of naar rechts van richting te veranderen;
-
ax.
richtlicht: licht waarvan de lichtbundel naar wens kan worden gericht;
-
ay.
rijdend werktuig: bedrijfsauto of motorrijtuig met beperkte snelheid, ingericht voor het uitvoeren van in hoofdzaak andere werkzaamheden dan het vervoer van goederen of personen;
-
az.
samenstel van voertuigen: trekkend voertuig met een of meer aanhangwagens;
-
ba.
stadslicht: licht dat, van de voorzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;
-
ba1.
technische eenheid: als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, die aan de eisen van een bijzondere richtlijn als bedoeld in de artikelen 4 van de richtlijnen 70/156/EEG of 92/61/EEG moet voldoen en waarvan de betrokken bijzondere richtlijn een afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk maakt uitsluitend in samenhang met een of meer bepaalde typen voertuigen;
-
bb.
trekker: bedrijfsauto, voorzien van een schotelkoppeling, bestemd voor het voortbewegen van een oplegger;
-
bc.
vervallen;
-
bd.
voertuig: motorrijtuig, aanhangwagen, fiets, zijspanwagen, wagen of andere constructie, niet bestemd om langs spoorstaven te worden voortbewogen; onder een andere constructie wordt niet verstaan een kinderwagen, niet-gemotoriseerde rolstoel, kruiwagen of soortgelijke kleine constructie;
-
be.
waarschuwingsknipperlicht: gelijktijdige werking van alle richtingaanwijzers, bestemd om aan te geven dat het voertuig tijdelijk een bijzonder gevaar oplevert voor andere weggebruikers;
-
bf.
wagens: voertuigen, met uitzondering van motorrijtuigen, aanhangwagens, niet-gemotoriseerde gehandicaptenvoertuigen, fietsen en zijspanwagens, doch met inbegrip van handwagens met motorvermogen;
-
bg.
werklicht: licht, bestemd voor het verlichten van een plaats waar werkzaamheden worden verricht;
-
bh.
wet: Wegenverkeerswet 1994;
-
bi.
wielbasis:
-
1.
ten aanzien van vóór 1 april 1983 in gebruik genomen voertuigen: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste as, van het eerste asstel of van de koppelingspen en het hart van de laatste as of het hart van het laatste asstel,
-
2.
ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen voertuigen, niet zijnde opleggers: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste en het hart van de laatste as van het voertuig,
-
3.
ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen opleggers: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen de verticale hartlijn van de koppelingspen en het hart van de laatste as;
-
1.
-
bj.
zelfsturende as: as die wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan van het voertuig volgen;
-
bk.
zelfsturend asstel: asstel dat wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan van het voertuig volgen;
-
bl.
zijmarkeringslicht: licht dat, van de zijkant gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt;
-
bm.
zijspanwagen: voertuig, afneembaar verbonden aan de zijkant van een fiets, bromfiets of motorfiets;
-
bn.
zitbank: een constructie, die plaats biedt aan tenminste twee volwassenen;
-
bo.
zitplaats: constructie die al dan niet een integrerend deel vormt van de constructie van het voertuig en die plaats biedt aan een volwassen persoon. De zitplaats kan zowel een afzonderlijke zitplaats zijn als een gedeelte van een bank dat plaats biedt aan één persoon;