Regeling van de Verzekeringskamer van 27 juni 1994, nr. 2111/94-1222, houdende uitvoering van artikel 7 van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994 (Regeling actuariële voorziening ziektekostenverzekeringen 1994)

Regeling actuariële voorziening ziektekostenverzekeringen 1994

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 1994.

Artikel

5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling actuariële voorziening ziektekostenverzekeringen 1994.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Apeldoorn
Verzekeringskamer

Bijlage

Rekenschema voor de Actuariële Voorziening Ziektekostenverzekeringen

Alle overeenkomsten van ziektekostenverzekering worden ingedeeld naar actuariële en niet-actuariële tarieftypen. Overeenkomsten van collectieve ziektekostenverzekering zijn afzonderlijke, actuariële danwel niet-actuariële tarieftypen te beschouwen. Standaardpolissen en standaardpakketpolissen worden als één tarieftype, STD, aangemerkt.

Overeenkomsten van aanvullende ziektekostenverzekering worden bij de berekening van de Actuariële Voorziening Ziektekostenverzekeringen geheel buiten beschouwing gelaten.

Voor alle tarieftypen (actuarieel en niet-actuarieel) met uitzondering van tarieftype STD worden produktsoorten p = (A,B) omschreven op basis van

  • A.

    de verzekerde klasse: III (A = 1) of II en hoger (A = 2)

  • B.

    eigen risico: < € 113,45 (B = 1) pf ≥ = € 113,45 (B = 2).

De overeenkomsten van aanvullende klasseverzekering vormen een afzonderlijke produktsoort, p = aanv.

Voor tarieftype STD wordt één enkele produktsoort onderscheiden, p = std.

I

Bepaling portefeuillesamenstelling en gezamenlijke schadenormering

Noteer in tabel I voor iedere produktsoort p en leeftijdscategorie c de aantallen verzekerden per 1 juli van boekjaar, M(p,c).

Noteer in tabel I voor iedere produktsoort p de som over c van M(p,c), Mp.

Noteer in tabel I voor iedere produktsoort p de som van de in het laatste boekjaar geboekte schaden, Sp.

Bereken en noteer in tabel I S als de som van de Sp over de produktsoorten (1,1), (1,2), (2,1) en (2,2):

S = Σp Sp

Bereken en noteer in tabel I de genormeerde schadefactor gS volgens onderstaande formule waarbij de sommering plaatsvindt over de leeftijdsklassen alsmede over de produktsoorten (1,1), (1,2), (2,1) en (2,2):

gS = Σ

19

Σ M(p,c)xS(c)xW(p)

c=1

met schadefactor S(c) en wegingsfactor W(p) als gegeven in tabel I.

Bereken en noteer in tabel I het quotiënt S/gS.

Tabel I

1

0– 4

1,32

2

5– 9

0,56

3

10–14

0,81

4

15–19

0,68

5

20–24

0,61

6

25–29

1,05

7

30–34

1,15

8

35–39

1,01

9

40–44

1,00

10

45–49

1,27

11

50–54

1,56

12

55–59

2,01

13

60–64

2,62

14

65–69

3,83

15

70–74

4,73

16

75–79

5,54

17

80–84

5,97

18

85–89

5,57

19

> = 90

4,68

Mp =

Sp =

W(p) =

1,00

0,75

1,09

0,82

S =

gS =

S/gS =

II

Bepaling actuariële voorziening per actuarieel tarieftype

De bepaling geschiedt door per actuarieel tarieftype T (T ongelijk STD) de tabellen II.1, II.2, II.2 en II.4 in te vullen.

  • 1.

    Bereken en noteer in tabel II.1 voor ieder produktsoort p de maat Gp waarin de actuariële premiestructuur in tarieftype T voorkomt met behulp van het quotiënt van de premie in de leeftijdscategorie c = 11 bij sluiting van de verzekering (B(p,c = 11) en de theoretisch laagst mogelijke premie Bp welke in de leeftijdscategorie c = 11 kan voorkomen, volgens de formule:

    Gp = { B(p,c = 11)/Bp -/- 1 } / 0,7, waarbij max Gp = 1

    Bepaal en noteer in tabel II.1 de maximale premie voorkomend bij de onder de omslagregeling vallende verzekerden van 65 jaar en ouder, verminderd met de wettelijke kostenvergoeding: Pstd.

    Noteer in tabel II.1 de schadenormering S/gS zoals berekend in tabel I.

  • 2.

    Noteer in tabel II.2 voor iedere produktsoort p het aantal verzekerden per leeftijdsklasse per 1 juli van het boekjaar, N(p,c).

    Bereken en noteer (in duizenden euro's) in tabel II.2 per produktsoort p de contante waarde lasten volgens de formule:

    CWL(p,c) = N(p,c)×{fl(c)×W(p)×S/gS + f2(c)×Pstd], voor p = (1,1) en p = (1,2)

    CWL(p,c) = N(p,c)×[fl(c)×W(pg)×S/gS + f2(c)×Pstd + f3(c)×W(aanv)×S/gS} , voor p = (2,1) en p = (2,2)

    CWL(p,c) = N(p,c)×{(fl(c)+f3(c)×W(pg)×S/gS} , voor p = aanv.

  • 3.

    Noteer in tabel II.3 de met N(p,c) corresponderende premies naar de stand per 1 juli van het boekjaar, na aftrek van opslagen voor kosten en provisie, P(p,c).

    Bereken en noteer (in duizenden euro's) in tabel II.3 per produktsoort p de contante waarde baten volgens de formule:

    CWB(p,c) = P(p,c)×f4(c)

  • 4.

    Bereken en noteer (in duizenden euro's) in tabel II.4 per produktsoort p de voorziening Vp als het door Gp bepaalde actuariële deel van het niet-negatieve verschil tussen de contante waarde lasten en de contante waarde baten volgens:

    PLAATJE INVOEGEN

    Vp = Gp x

    19

    max[ {CWL(p,c) -/- CWB(p,c)}, o ]

    c=6

    Bereken en noteer in tabel II.4 de actuariële voorziening Vt voor het tarieftype T als som over de produktsoorten van Vp:

    Vt = Σp Vp

Omschrijving

Tarieftype

Boekjaar =

Tabel II.1

W(p) =

1,00

0,75

1,09

0,82

0,09

Gp =

Pstd =

S/gS =

Tabel II.2

6

25–29

15,64

0,96

4,41

7

30–34

17,08

1,46

6,75

8

35–39

18,14

2,14

9,85

9

40–44

19,66

3,03

13,99

10

45–49

20,24

4,13

19,04

11

50–54

19,12

5,54

25,59

12

55–59

15,16

7,31

33,75

13

60–64

7,22

9,84

45,41

14

65–69

0,00

11,19

53,52

15

70–74

0,00

9,39

49,28

16

75–79

0,00

7,68

42,45

17

80–84

0,00

6,12

33,55

18

75–89

0,00

4,77

24,15

19

> = 90

0,00

3,47

15,90

Tabel II.3

6

25–29

14,00

7

30–34

14,97

8

35–39

15,55

9

40–44

15,91

10

45–49

15,61

11

50–54

15,01

12

55–59

13,87

13

60–64

12,65

14

65–69

11,19

15

70–74

9,39

16

75–79

7,68

17

80–84

6,12

18

75–89

4,77

19

> = 90

3,47

Tabel II.4

Voorziening Vp =

Voorziening Vt =

III

Bepaling actuariële voorziening voor tarieftype STD: standaard- en standaardpakketpolissen

De bepaling geschiedt door tabel III in te vullen.

  • 1.

    Bepaal en noteer in tabel III de maximale premie voorkomend bij de onder de omslagregeling vallende verzekerden van 65 jaar en ouder, verminderd met de wettelijke kostenvergoeding: Pstd.

    Indien geen van de individuele premies binnen bovenomschreven groep lager is dan Pstd, kan verdere invulling van tabel III achterwege blijven.

  • 2.

    Noteer in tabel III per leeftijdsklasse het aantal onder de omslagregeling vallende verzekerden van 65 jaar en ouder per 1 juli van het boekjaar, N(std,c), alsmede de met deze aantallen corresponderende premies per dezelfde datum, onder aftrek van opslagen voor kosten en provisie, P(std,c).

  • 3.

    Bereken en noteer (in duizenden euro's) in tabel III per leeftijdsklasse de actuariële voorziening Vstd(c) volgens de formule:

    Vstd(c) = f2(c)×{ N(std,c)×Pstd -/- P(std,c)/}

  • 4.

    Bereken en noteer (in duizenden euro's) in tabel III de actuariële voorziening Vstd:

    Vstd = Σ

    19

    Vstd(c)

    c=14

Tabel III

14

65–69

11,19

15

70–74

9,39

16

75–79

7,68

17

80–84

6,12

18

85–89

4,77

19

> = 90

3,47

Voorziening Vstd =

IV

Bepaling totale actuariële voorziening

Stel een tabel IV samen waarin voor ieder tarieftype T de voorziening Vt als berekend bij II resp. III genoteerd is.

Bereken en noteer de totale Actuariële Voorziening Ziektekostenverzekeringen, V, als de som over de tarieftypen T van Vt:

V = ΣT Vt

Tabel IV

– STD: Standaard(pakket)polis

Totale voorziening V =

V

Bepaling totale actuariële voorziening 1991

Voor 1991 kan de onder IV gevonden totale voorziening V met 15% worden verlaagd.

Tabel V

Totale voorziening 1991 0.85 × V =

Deze bijlage behoort bij de Regeling van 27 juni 1994, nr. 2111/94-1222.