Wet van 29 juni 1994, houdende regels inzake een algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen in de Europese Gemeenschappen
Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is bij de wet regels te stellen ter uitvoering van richtlijn nr. 92/51/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van richtlijn nr. 89/48/EEG (PbEG 1992, L 209);
dat deze regels ten aanzien van onderdanen van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen de toelating moeten waarborgen tot beroepen waarvoor in Nederland een nationaal kort-hoger-onderwijsdiploma dan wel een nationaal diploma ter afsluiting van een beroepsopleiding op niet-hoger-onderwijsniveau wordt vereist, indien deze onderdanen in één van de overige Lid-Staten gerechtigd zijn overeenkomstige beroepen uit te oefenen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk
I
Begripsbepalingen en reikwijdte
Artikel
1
Definities
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover niet anders bepaald, verstaan onder:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen;
b.
richtlijn 89/48: richtlijn nr. 89/48/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988, betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PbEG 1989, L 019) naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld;
c.
richtlijn 92/51: richtlijn nr. 92/51/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992, betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van richtlijn nr. 89/48/EEG (PbEG 1992, L 209) naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld;
d.
gereglementeerd beroep: een geheel van activiteiten, al dan niet in loondienst verricht, waarvoor
1°.
bij of krachtens wet voor de toelating of voor het voeren van een beroepstitel, dan wel
2°.
indien het beroepen in de gezondheidszorg betreft, krachtens het nationale stelsel van sociale zekerheid voor het voor bezoldiging of vergoeding in aanmerking brengen, als vereiste is gesteld het bezit van een nationaal getuigschrift;
e.
hoger-onderwijsopleiding: een voltijdse opleiding op het niveau van het hoger onderwijs met een cursusduur van ten minste drie jaren dan wel een daarmee naar niveau en studielast overeenkomende deeltijdse opleiding, in voorkomende gevallen gevolgd door een aanvullende beroepsopleiding;
f.
kort-hoger-onderwijsopleiding: een voltijdse opleiding op het niveau van het hoger onderwijs met een cursusduur van ten minste één en minder dan drie jaren dan wel een daarmee naar niveau en studielast overeenkomende deeltijdse opleiding, in voorkomende gevallen gevolgd door een aanvullende beroepsopleiding;
g.
gereglementeerde opleiding: een opleiding die:
1°.
specifiek gericht is op een bepaald beroep, en
2°.
bestaat uit een studiecyclus, in voorkomend geval aangevuld met een beroepsopleiding, beroepsstage of praktijkervaring, waarvan structuur en niveau bij of krachtens wet zijn vastgesteld;
h.
bekwaamheidsattest: een bewijsstuk dat een opleiding met goed gevolg is afgesloten, waarbij:
het bewijsstuk is afgegeven in een Lid-Staat anders dan Nederland door het daartoe bij of krachtens wet in die Lid-Staat bevoegde gezag, naar aanleiding van een beoordeling van de persoonlijke kwaliteiten, de bekwaamheden of de kennis van de aanvrager, die voor de uitoefening van een beroep van essentieel belang worden geacht, zonder dat het bewijs van een voorafgaande opleiding is vereist;
i.
Lid-Staat: een lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
j.
beroepservaring: de daadwerkelijke en geoorloofde uitoefening van het desbetreffende beroep in een Lid-Staat;
k.
aanpassingsstage: de uitoefening in Nederland van een beroep onder verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde beoefenaar van het desbetreffende beroep, met in voorkomende gevallen een aanvullende opleiding, teneinde te kunnen beoordelen of aanvrager voldoende bekwaamheid bezit om het desbetreffende beroep uit te oefenen;
l.
proeve van bekwaamheid: een toets inzake de beroepskennis van aanvrager met betrekking tot vakgebieden die niet worden bestreken door de door aanvrager gevolgde opleiding en die wezenlijk zijn voor de uitoefening van het beroep in Nederland, teneinde te kunnen beoordelen of aanvrager voldoende bekwaamheid bezit om het desbetreffende beroep uit te oefenen;
Diploma vereist voor toelating tot een beroep in een Lid-Staat
Een diploma is een bewijsstuk, dan wel een geheel van bewijsstukken, afgegeven in een Lid-Staat anders dan Nederland door het daartoe bij of krachtens wet in die Lid-Staat bevoegde gezag, waaruit blijkt dat de bezitter voldoet aan de in die Lid-Staat bij of krachtens wet voor de toelating tot een beroep gestelde opleidingsvereisten door middel van:
a.
een overwegend in een Lid-Staat genoten en met goed gevolg afgesloten kort-hoger-onderwijsopleiding dan wel een opleiding opgenomen in bijlage 2, of
b.
1°.
een in een Lid-Staat anders dan Nederland genoten en met goed gevolg afgesloten opleiding anders dan een opleiding als bedoeld onder a,
2°.
een in een derde land genoten en met goed gevolg afgesloten opleiding die voldoet aan de wettelijke bestuursrechtelijke voorschriften van een Lid-Staat, dan wel
3°.
een in overeenstemming met de opleidingsvereisten voor de toelating tot het beroep in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat opgedane beroepservaring van ten minste drie jaren, na een in een derde land met goed gevolg afgesloten opleiding,
welke opleidingen door het daartoe bij of krachtens wet in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat bevoegde gezag als gelijkwaardig zijn erkend met een opleiding als bedoeld onder a.
Artikel
3
Diploma op grond van een beroepsvoorbereidende opleiding
Indien in de Lid-Staat waar betrokkene een beroep uitoefent dan wel heeft uitgeoefend, voor de toelating tot dat beroep geen diploma als bedoeld in artikel 2 is vereist, geldt als diploma in de zin van deze wet een bewijsstuk, dan wel een geheel van bewijsstukken,
a.
afgegeven door het daartoe bij of krachtens wet in die Lid-Staat bevoegde gezag,
b.
met betrekking tot
1°.
een in een Lid-Staat anders dan Nederland met goed gevolg afgesloten kort-hoger-onderwijsopleiding, dan wel
2°.
een in een Lid-Staat anders dan Nederland met goed gevolg afgesloten opleiding die door de Lid-Staat, bedoeld in de aanhef, als gelijkwaardig met een opleiding als bedoeld onder 1° wordt aangemerkt, mits de andere Lid-Staten en de Commissie van de Europese Gemeenschappen van deze gelijkwaardigheid in kennis zijn gesteld, die hem op de betrokken beroepsuitoefening heeft voorbereid,
en
c.
waaruit blijkt dat betrokkene in de tien jaren voorafgaand aan een aanvraag als bedoeld in artikel 10, eerste lid, in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat gedurende ten minste twee jaren voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds het desbetreffende beroep heeft uitgeoefend.
Artikel
4
Certificaat vereist voor toelating tot een beroep in een Lid-Staat
1
Een certificaat is een bewijsstuk, dan wel een geheel van bewijsstukken, afgegeven in een Lid-Staat anders dan Nederland door het daartoe bij of krachtens wet in die Lid-Staat bevoegde gezag, waaruit blijkt dat de bezitter voldoet aan de in die Lid-Staat bij of krachtens wet voor de toelating tot een beroep gestelde opleidingsvereisten door middel van een overwegend in een Lid-Staat genoten en in de eerstbedoelde Lid-Staat met goed gevolg afgesloten opleiding op niet-hoger-onderwijsniveau al dan niet van technische of beroepsmatige aard, gevolgd door:
a.
hetzij een beroepsopleiding anders dan een kort-hoger-onderwijsopleiding, die wordt gegeven aan een onderwijsinstelling of in een bedrijf, of afwisselend aan een onderwijsinstelling en in een bedrijf, in voorkomend geval aangevuld met de stage of praktijkervaring die naast deze beroepsopleiding is vereist,
b.
hetzij de stage of periode van praktijkervaring die bij de desbetreffende in de aanhef bedoelde opleiding is vereist.
Certificaat op grond van een beroepsvoorbereidende opleiding
Indien in de Lid-Staat waar betrokkene een beroep uitoefent dan wel heeft uitgeoefend, voor de toelating tot dat beroep geen certificaat als bedoeld in artikel 4 is vereist, geldt als certificaat in de zin van deze wet een bewijsstuk, dan wel een geheel van bewijsstukken,
a.
afgegeven door het daartoe bij of krachtens wet in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat bevoegde gezag,
b.
met betrekking tot
1°.
een in een Lid-Staat anders dan Nederland met goed gevolg afgesloten opleiding op niet-hoger-onderwijsniveau al dan niet van technische of beroepsmatige aard, gevolgd door:
a.
hetzij een beroepsopleiding anders dan een kort-hoger-onderwijsopleiding, die wordt gegeven aan een onderwijsinstelling of in een bedrijf, of afwisselend aan een onderwijsinstelling en in een bedrijf, in voorkomend geval aangevuld met de stage of praktijkervaring die naast deze beroepsopleiding is vereist,
b.
hetzij de stage of periode van praktijkervaring die in de desbetreffende in de aanhef bedoelde opleiding is vereist,
dan wel
2°.
een in een Lid-Staat anders dan Nederland met goed gevolg afgesloten opleiding die door de Lid-Staat, bedoeld in de aanhef, als gelijkwaardig met een opleiding als bedoeld onder 1° wordt aangemerkt, mits de andere Lid-Staten en de Commissie van de Europese Gemeenschappen van deze gelijkwaardigheid in kennis zijn gesteld, die hem op de betrokken beroepsuitoefening heeft voorbereid,
en
c.
waaruit blijkt dat betrokkene in de tien jaren voorafgaand aan een aanvraag als bedoeld in artikel 10, eerste lid, in de in de aanhef bedoelde Lid-Staat gedurende ten minste twee jaren voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds het desbetreffende beroep heeft uitgeoefend.
Artikel
6
Reikwijdte wet
1
Onverminderd de toepassing van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s is de onderhavige wet van toepassing op een gereglementeerd beroep als bedoeld in artikel 1, onder d, tenzij bij of krachtens wet ten aanzien van een gereglementeerd beroep is geïmplementeerd:
een separate Richtlijn inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels die de Raad van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van het betrokken beroep heeft vastgesteld.
2
Indien met toepassing van artikel 15 van de richtlijn 92/51 wijzigingen worden aangebracht in de lijsten van opleidingen, die in de bijlagen C en D van die richtlijn zijn opgenomen, worden deze wijzigingen door Onze Minister ambtshalve in bijlage 2, voor zover het betreft wijzigingen in bijlage C van die richtlijn, en in bijlage 3, voor zover het betreft wijzigingen in bijlage D van die richtlijn, aangebracht en bekend gemaakt.
3
Onze Minister maakt bekend in de Staatscourant
a.
op welke beroepen deze wet in ieder geval van toepassing is;
b.
indien ingevolge het tweede lid bijlage 2 dan wel bijlage 3 zijn gewijzigd, welke wijzigingen in die bijlagen zijn aangebracht.
Hoofdstuk
II
Toelating EG-onderdanen
§
1
Algemeen
Artikel
7
Principe toelating EG-onderdanen
1
Een onderdaan van een Lid-Staat die ten aanzien van een gereglementeerd beroep in het bezit is van een EG-verklaring, voldoet aan de in Nederland bij of krachtens wet voor de toelating tot het desbetreffende beroep gestelde opleidingsvereisten.
2
In afwijking van het eerste lid voldoet de onderdaan van een Lid-Staat die toelating verlangt tot een gereglementeerd beroep waarvoor een Nederlands bekwaamheidsattest wordt vereist, aan de opleidingsvereisten indien hij:
a.
in het bezit is van een bekwaamheidsattest dat door een Lid-Staat anders dan Nederland voor de toelating tot het desbetreffende beroep is voorgeschreven, dan wel
b.
in een Lid-Staat anders dan Nederland behaalde kwalificaties overlegt welke in het bijzonder met betrekking tot de gezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming garanties bieden die gelijkwaardig zijn aan de garanties welke bij of krachtens de wet in Nederland vereist zijn.
3
In afwijking van het eerste lid voldoet de onderdaan die toelating verlangt tot een gereglementeerd beroep waarvoor slechts het bezit is vereist van een bewijsstuk dat met goed gevolg een algemene opleiding op het niveau van het Nederlandse basisonderwijs dan wel secundair onderwijs is afgerond, aan de opleidingsvereisten indien hij in het bezit is van een bewijsstuk van een opleiding van het overeenkomstige niveau dat in een Lid-Staat anders dan Nederland is afgegeven door een bevoegde instantie die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die Lid-Staat.
Artikel
8
Bevoegde autoriteit
1
Onze Minister die het aangaat, is bevoegd tot afgifte van een EG-verklaring aan een onderdaan van een Lid-Staat die toelating tot een gereglementeerd beroep in Nederland verlangt.
2
Bij algemene maatregel van bestuur, op de voordracht van Onze Minister, mede namens Onze Minister die het aangaat, kan ten aanzien van een gereglementeerd beroep, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde, een andere bevoegde autoriteit worden aangewezen.
Artikel
9
Bepalingen inzake enige mogelijke overige toelatingsvereisten
1
Indien de toelating tot een gereglementeerd beroep mede afhankelijk is gesteld van het bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395) dan wel een document betreffende de lichamelijke of geestelijke gezondheid geldt als zodanig een met die verklaring of dat document overeenkomend document, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst.
2
Indien in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst een met de in het eerste lid bedoelde verklaring omtrent het gedrag overeenkomend document niet wordt afgegeven, kan betrokkene volstaan met het afleggen van een verklaring onder ede dan wel een plechtige verklaring ten overstaan van een daartoe bij of krachtens wet in die Lid-Staat bevoegde instantie dan wel ten overstaan van een notaris of een in die Lid-Staat bevoegde beroepsorganisatie, welke een attest afgeeft dat deze eed of plechtige verklaring bewijskracht heeft.
3
Indien in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst een met de in het eerste lid bedoelde verklaring betreffende de lichamelijke of geestelijke gezondheid overeenkomend document niet wordt verlangd, kan betrokkene volstaan met een in die Lid-Staat door een bevoegde instantie afgegeven verklaring, die overeenstemt met de in Nederland gebruikelijke verklaring.
4
De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde verklaringen, documenten of attesten mogen bij indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 10, eerste lid, niet ouder zijn dan drie maanden.
§
2
Werkwijze bevoegde autoriteit
Artikel
10
EG-verklaring
1
Een onderdaan van een Lid-Staat die in Nederland op grond van de onderhavige wet wil worden toegelaten tot een gereglementeerd beroep, kan, tenzij hij:
ingeval een diploma als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 wordt vereist en betrokkene in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel 4 dan wel artikel 5, onderscheidenlijk
d.
ingeval een certificaat als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 wordt vereist, en betrokkene:
in het bezit is van een diploma als bedoeld in artikel 2 dan wel artikel 3,
3.
in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel 4 dan wel artikel 5,
4.
een gereglementeerde opleiding met goed gevolg heeft afgerond, dan wel
5.
tijdens de tien jaren voorafgaande aan de aanvraag als bedoeld in de aanhef gedurende drie aaneengesloten jaren voltijds dan wel een gelijkwaardige periode deeltijds het desbetreffende beroep heeft uitgeoefend, en tevens:
1°.
aan betrokkene geen aanvullende vereisten worden gesteld op grond van artikel 11 of op grond van artikel 12, dan wel
2°.
binnen vier weken nadat betrokkene ten genoegen van de bevoegde autoriteit heeft aangetoond dat hij aan de hiervoor onder 1° bedoelde aanvullende vereisten heeft voldaan.
3
Aan aanvrager wordt binnen de in artikel 15 bedoelde termijn bekendgemaakt of de beschikking van de bevoegde autoriteit betreft:
a.
een afwijzing van de aanvraag,
b.
een toewijzing van de aanvraag, dan wel
c.
het stellen van aanvullende vereisten als bedoeld in het tweede lid. Daarbij wordt aangegeven op welke praktische dan wel theoretische kennis de aanvullende vereisten betrekking hebben.
Artikel
11
Kortere opleiding ingeval een diploma wordt vereist
1
Indien de duur van de door een aanvrager met goed gevolg afgesloten kort-hoger-onderwijsopleiding ten minste een jaar korter is dan de in Nederland bij of krachtens wet voor de toelating tot het desbetreffende beroep vereiste opleiding, kan de bevoegde autoriteit van aanvrager eisen dat hij aantoont te beschikken over beroepservaring. Bij een aanvrager die een deeltijdse opleiding dan wel een opleiding als bedoeld in artikel 2, onder b, heeft gevolgd, wordt in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin niet uitgegaan van de duur van de door hem gevolgde opleiding, maar van de voltijdse duur van de opleiding als bedoeld in artikel 2, onder a.
2
Op grond van het eerste lid kan ten hoogste vier jaren beroepservaring worden verlangd, met dien verstande dat geëist mag worden:
a.
een beroepservaring gedurende een periode die het dubbele bedraagt van de ontbrekende periode, wanneer deze periode betrekking heeft op een opleiding op het niveau van het hoger onderwijs dan wel op een met een examen af te sluiten stage onder toezicht;
b.
een beroepservaring gedurende een periode die gelijk is aan de ontbrekende periode, wanneer deze periode betrekking heeft op praktijkervaring opgedaan onder begeleiding van een geschoolde beroepsbeoefenaar.
3
De beroepservaring, bedoeld in artikel 3, onder c, geldt als beroepservaring als bedoeld in dit artikel.
4
Dit artikel vindt geen toepassing indien:
a.
ten aanzien van aanvrager met het oog op de toelating tot het desbetreffende beroep toepassing is gegeven aan artikel 12, dan wel
b.
indien voor de toelating tot het beroep een met goed gevolg afgesloten opleiding opgenomen in bijlage 2 wordt vereist en aanvrager een hoger-onderwijsopleiding onderscheidenlijk een kort-hoger-onderwijsopleiding met goed gevolg heeft afgesloten.
Artikel
12
Wezenlijke verschillen
1
Indien de door aanvrager gevolgde opleiding betrekking heeft op vakgebieden die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door de in Nederland voor de toelating tot het desbetreffende beroep bij of krachtens wet vereiste opleiding, kan de bevoegde autoriteit van aanvrager verlangen dat hij een proeve van bekwaamheid aflegt dan wel een aanpassingsstage van ten hoogste drie onderscheidenlijk twee jaren volgt, indien voor de toelating tot het desbetreffende beroep een diploma onderscheidenlijk een certificaat wordt vereist.
2
Aanvrager wordt de keuze gelaten of hij een aanpassingsstage doorloopt dan wel een proeve van bekwaamheid aflegt.
Artikel
13
Afwijking keuzerecht
1
In afwijking van artikel 12, tweede lid, wordt het afleggen van een proeve van bekwaamheid als aanvullend vereiste gesteld indien:
a.
voor de toelating tot het beroep een diploma wordt vereist en aanvrager in het bezit is van een diploma als bedoeld in artikel 2 dan wel in artikel 3, en tevens
b.
voor het uitoefenen van het beroep waarvoor een EG-verklaring wordt gevraagd, gedetailleerde kennis van onderdelen van het Nederlands recht is vereist en het verstrekken van adviezen of het verlenen van bijstand op het gebied van het Nederlands recht een wezenlijk onderdeel van de uitoefening van het beroep vormt, dan wel
c.
voor de toelating tot het beroep een opleiding op het niveau van het hoger onderwijs met een cursusduur van ten minste drie jaren wordt vereist.
2
In afwijking van artikel 12, tweede lid, kan de bevoegde autoriteit zich de keuze tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid voorbehouden indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder d, ten vijfde.
3
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere dan de in het eerste lid bedoelde beroepen worden aangewezen waarvoor de bevoegde autoriteit een uitzondering kan maken op het keuzerecht van de aanvrager.
Artikel
14
Regels aanvraag, stage en proeve
Onze Minister die het aangaat geeft per gereglementeerd beroep regels ten aanzien van de aanvraag tot het verkrijgen van een EG-verklaring, de aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de documenten die bij de aanvraag moeten worden gevoegd alsmede op de beoordeling van de aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid.
Artikel
15
Termijn
De bevoegde autoriteit beslist over de aanvraag binnen vier maanden nadat zij de aanvraag heeft ontvangen.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel
36
Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, J. M. M. Ritzen
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
Inhoudsopgave
Hoofdstuk I
Begripsbepalingen en reikwijdte
Artikel 1.
Definities
Artikel 2.
Diploma vereist voor toelating tot een beroep in een Lid-Staat
Artikel 3.
Diploma op grond van een beroepsvoorbereidende opleiding
Artikel 4.
Certificaat vereist voor toelating tot een beroep in een Lid-Staat
Artikel 5.
Certificaat op grond van een beroepsvoorbereidende opleiding
Artikel 6.
Reikwijdte wet
Hoofdstuk II
Toelating EG-onderdanen
§ 1
Algemeen
Artikel 7.
Principe toelating EG-onderdanen
Artikel 8.
Bevoegde autoriteit
Artikel 9.
Bepalingen inzake enige mogelijke overige toelatingsvereisten
§ 2
Werkwijze bevoegde autoriteit
Artikel 10.
EG-verklaring
Artikel 11.
Kortere opleiding ingeval een diploma wordt vereist
Artikel 12.
Wezenlijke verschillen
Artikel 13.
Afwijking keuzerecht
Artikel 14.
Regels aanvraag, stage en proeve
Artikel 15.
Termijn
Hoofdstuk III
Wijzigingen in andere wetten
Artikel 16.
Wet op het Notarisambt
Artikel 17.
Wet op de rechterlijke organisatie
Artikel 18.
Advocatenwet
Artikel 19.
Wet op het primair onderwijs
Artikel 20.
Wet op de expertisecentra
Artikel 21.
Wet op het voortgezet onderwijs
Artikel 22.
Wet op het cursorisch beroepsonderwijs
Artikel 23.
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
Hoofdstuk IV
Slotbepalingen
Artikel 35.
Inwerkingtreding
Artikel 36.
Citeertitel
Bijlagen 1 t/m 3
Bijlage
1
Opgave van in bijlage A en B van richtlijn 92/51/EEG vermelde overgangsrichtlijnen
De onder Bijlage A van de richtlijn vermelde overgangsrichtlijnen zijn:
1.
Richtlijn van de Raad van 7 juli 1964 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van de be- en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 tot en met 40 van de ISIC (industrie en ambacht); richtlijn 64/429/EEG.
Gepubliceerd in PbEG 117 van 23 juli 1964.
Richtlijn van de Raad van 7 juli 1964 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van be- en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 tot en met 40 van de ISIC (Industrie en Ambacht); richtlijn 64/427/EEG.
Gepubliceerd in PbEG 117 van 23 juli 1964.
2.
Richtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden in de levensmiddelenindustrie alsmede bij de vervaardiging van dranken (klassen 20 en 21 CITI); richtlijn 68/365/EEG.
Gepubliceerd in PbEG L 260 van 22 oktober 1968.
Richtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden in de levensmiddelenindustrie alsmede bij de vervaardiging van dranken (klassen 20 en 21 CITI); richtlijn 68/366/EEG.
Gepubliceerd in PbEG L 260 van 22 oktober 1968.
3.
Richtlijn van de Raad van 25 februari 1964 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden welke onder de groothandel ressorteren; richtlijn 64/223/EEG.
Gepubliceerd in PbEG 56 van 4 april 1964.
Richtlijn van de Raad van 25 februari 1964 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden van tussenpersonen in handel, industrie en ambacht; richtlijn 64/224/EEG.
Gepubliceerd in PbEG 56 van 4 april 1964
Richtlijn van de Raad van 25 februari 1964 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de werkzaamheden in de groothandel en van de werkzaamheden van tussenpersonen in de handel, industrie en ambacht; richtlijn 64/222/EEG.
Gepubliceerd in PbEG 56 van 4 april 1964.
4.
Richtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de kleinhandel ressorteren (ex groep 612 CITI); richtlijn 68/363/EEG.
Gepubliceerd in PbEG L 260 van 22 oktober 1968
Richtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de kleinhandel ressorteren (ex groep 612 CITI); richtlijn 68/364/EEG.
Gepubliceerd in PbEG L 260 van 22 oktober 1968.
5.
Richtlijn van de Raad van 30 november 1970 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de groothandel in steenkool ressorteren en voor de werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van steenkool (ex groep 6112 CITI); richtlijn 70/522/EEG.
Gepubliceerd in PbEG L 267 van 10 december 1970.
Richtlijn van de Raad van 30 november 1970 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de groothandel in steenkool ressorteren en van de werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van steenkool (ex groep 6112 CITI); richtlijn 70/523/EEG.
Gepubliceerd in PbEG L 267 van 10 december 1970.
6.
Richtlijn van de Raad van 4 juni 1974 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden en voor de werkzaamheden van tussenpersonen welke onder de handel in en de distributie van giftige produkten ressorteren; richtlijn 74/557/EEG.
Gepubliceerd in PbEG L 307 van 18 november 1974.
Richtlijn van de Raad van 4 juni 1974 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied op het gebied van de werkzaamheden welke onder de handel in en de distributie van giftige stoffen ressorteren en de werkzaamheden die beroepsmatig gebruik van die produkten meebrengen met inbegrip van de werkzaamheden van tussenpersonen; richtlijn 74/556.
Gepubliceerd in PbEG L 307 van 18 november 1974.
7.
Richtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de persoonlijke diensten ressorteren (ex klasse 85 CITI):
Richtlijn van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de persoonlijke diensten ressorteren (ex klasse 85 CITI):
Richtlijn van de Raad van 13 december 1976 houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden van verzekeringsagent en assurantiemakelaar (ex groep 630 CITI) en houdende met name overgangsmaatregelen voor deze werkzaamheden; richtlijn 77/92/EEG.
Gepubliceerd in PbEG L 26 van 31 januari 1977.
9.
Richtlijn van de Raad van 29 juni 1982 houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van bepaalde tussenpersonen op het gebied van het vervoer en van reisbureaubedrijven (groep 718 CITI) alsmede van opslagbedrijven (groep 720 CITI); richtlijn 82/470/EEG.
Gepubliceerd in PbEG L 213 van 21 juli 1982.
10.
Richtlijn van de Raad van 19 juli 1982 houdende maatregelen ter vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten van kappers; richtlijn 82/489/EEG.
Gepubliceerd in PbEG L 218 van 27 juli 1982.
11.
Richtlijn van de Raad van 16 juni 1975 houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor diverse werkzaamheden (ex klasse 01 tot en met 85 CITI) en houdende met name overgangsmaatregelen voor deze werkzaamheden; richtlijn 75/368/EEG.
Gepubliceerd in PbEG L 167 van 30 juni 1975.
12.
Richtlijn van de Raad van 16 juni 1975 houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden die op ambulante wijze worden verricht en houdende met name overgangsmaatregelen voor deze werkzaamheden; richtlijn 75/369/EEG.
Gepubliceerd in PbEG L 167 van 30 juni 1975.
De onder Bijlage B van de richtlijn vermelde overgangsrichtlijnen zijn:
Het betreft hier de rubrieken 1 tot en met 7 van de hier boven aangegeven richtlijnen, met uitzondering van de onder rubriek 6 genoemde richtlijn 74/566/EEG.
Opmerking:
Er moet op gewezen worden dat de verschillende in deze bijlage vermelde richtlijnen in de loop der jaren diverse malen zijn gewijzigd c.q. aangevuld, onder meer in verband met de toetreding van een aantal nieuwe Lid-Staten tot de Gemeenschap.
Bijlage
2
De lijst van opleidingen met een bijzondere structuur die is opgenomen in bijlage c van richtlijn 92/51 naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld Lijst van opleidingen met een bijzondere structuur als bedoeld in artikel 1, onder a, eerste alinea, tweede streepje, onder ii), van de richtlijn 92/51
- speciale basisopleiding kinder- en jeugdzorg (`spezielle Grundausbildung in der Kinder- und Jugendlichenpflege'),
- speciale basisopleiding psychiatrische gezondheids- en ziekenzorg (`spezielle Grundausbildung in der psychiatrischen Gesundheits- und Krankenpflege')
overeenkomende met opleidingen met een totale duur van ten minste dertien jaar, waarvan
-
hetzij ten minste drie jaar beroepsopleiding aan een gespecialiseerde school, afgesloten met een examen, eventueel aangevuld met een specialisatiecyclus van een of twee jaar, afgesloten met een examen,
-
hetzij ten minste twee en een half jaar aan een gespecialiseerde school, afgesloten met een examen en aangevuld met een praktijkervaring van ten minste zes maanden of een beroepsstage van ten minste zes maanden aan een erkende instelling,
-
hetzij ten minste twee jaar aan een gespecialiseerde school, afgesloten met een examen en aangevuld met een praktijkervaring van ten minste één jaar of een beroepsstage van ten minste één jaar aan een erkende instelling;
-
hetzij, in het geval van de dierenartsassistent in Nederland, drie jaar beroepsopleiding aan een gespecialiseerde school (MBO-stelsel) of drie jaar beroepsopleiding in het leerlingwezen (LLW), die beide worden afgesloten met een examen;
In Oostenrijk
de opleidingen voor
-
contactlensopticien ("Kontaktlinsenoptiker")
-
pedicure ("Fusspfleger")
-
audicien ("Hörgeräteakustiker")
-
drogist ("Drogist")
overeenkomende met opleidingen met een totale duur van ten minste veertien jaar, waarvan gedurende ten minste vijf jaar een opleiding in een gestructureerd kader wordt gevolgd, verdeeld in een leerlingenopleiding van ten minste drie jaar, gedeeltelijk in het bedrijf en gedeeltelijk aan een instelling voor beroepsonderwijs, en een periode van praktijkervaring en opleiding afgesloten met een beroepsexamen dat het recht verleent het beroep uit te oefenen en leerlingen op te leiden;
de opleidingen voor
-
masseur ("Masseur")
overeenkomende met opleidingen met een totale duur van dertien jaar, waarvan gedurende vier jaar een opleiding in een gestructureerd kader wordt gevolgd, verdeeld in een leerlingenopleiding van twee jaar, en een periode van praktijkervaring en opleiding gedurende twee jaar, afgesloten met een beroepsexamen dat het recht verleent het beroep uit te oefenen en leerlingen op te leiden;
-
kleuterleidster ("Kindergärtner/in")
-
pedagogisch werker ("Erzieher")
overeenkomende met opleidingen met een totale duur van dertien jaar, waarvan gedurende vijf jaar een beroepsopleiding in een gespecialiseerde school wordt gevolgd, afgesloten met een examen.
2
Sector meesters ("Mester"/"Meister"/"Maître") overeenkomende met opleidingen voor ambachtelijke activiteiten die niet onder de in bijlage A van de richtlijn 92/51 genoemde richtlijnen vallen
In Denemarken
de opleidingen voor
-
opticien ("Optiker")
overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van veertien jaar, waarvan gedurende ten minste vijf jaar een beroepsopleiding wordt gevolgd, verdeeld in een door de instelling voor beroepsonderwijs verzorgde theoretische opleiding van twee en een half jaar en een praktische opleiding van twee en een half jaar in het bedrijf, afgesloten met een erkend examen dat betrekking heeft op de ambachtelijke activiteit en het recht verleent de titel "Mester" te voeren;
-
prothese/orthesemaker ("Ortopædimekaniker")
overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van twaalf en een half jaar, waarvan gedurende drie en een half jaar een beroepsopleiding wordt gevolgd, verdeeld in een door de instelling voor beroepsonderwijs verzorgde theoretische opleiding van een semester en een praktische opleiding van drie jaar in het bedrijf, afgesloten met een erkend examen dat betrekking heeft op de ambachtelijke activiteit en het recht verleent de titel "Mester" te voeren;
-
orhtopedisch schoenmaker ("Orthopædiskomager")
overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van dertien en een half jaar, waarvan gedurende vier en een half jaar een beroepsopleiding wordt gevolgd, verdeeld in een door de instelling voor beroepsonderwijs verzorgde theoretische opleiding van twee jaar en een praktische opleiding van twee en een half jaar in het bedrijf, afgesloten met een erkend examen dat betrekking heeft op de ambachtelijke activiteit en het recht verleent de titel "Mester" te voeren.
overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van veertien jaar, waarvan gedurende ten minste vijf jaar een opleiding in een gestructureerd kader wordt gevolgd, gedeeltelijk in het bedrijf en gedeeltelijk aan de instelling voor beroepsonderwijs, afgesloten met een examen dat met succes moet worden afgelegd om een als ambachtelijk beschouwde activiteit als zelfstandige of als werknemer in loondienst met een vergelijkbaar verantwoordelijkheidsniveau uit te mogen oefenen
overeenkomende met opleidingen met een totale duur van ten minste veertien jaar, waarvan gedurende ten minste vijf jaar een opleiding in een gestructureerd kader wordt gevolgd, verdeeld in een leerlingenopleiding van ten minste drie jaar, gedeeltelijk in het bedrijf en gedeeltelijk aan een instelling voor beroepsonderwijs, en een periode van praktijkervaring en beroepsopleiding van ten minste twee jaar, afgesloten met een examen voor meesterkwalificatie dat het recht verleent het beroep uit te oefenen, leerlingen op te leiden en de titel "Meister" te voeren;
de opleidingen voor meesterkwalificaties op het gebied van landbouw en bosbouw, namelijk
-
meesterkwalificatie landbouw ("Meister in der Landwirtschaft")
-
meesterkwalificatie huishoudwetenschappen ("Meister in der ländlichen Hauswirtschaft")
-
meesterkwalificatie tuinbouw ("Meister im Gartenbau")
-
meesterkwalificatie akkertuinbouw ("Meister im Feldgemüsebau")
-
meesterkwalificatie fruitteelt en fruitverwerking ("Meister im Obstbau und in der Obstverwertung")
-
meesterkwalificatie wijnbouw en oenologie ("Meister im Weinbau und in der Kellerwirtschaft")
-
meesterkwalificatie zuivelbereiding ("Meister in der Molkerei und Käsereiwirtschaft")
-
meesterkwalificatie paardenfokkerij ("Meister in der Pferdewirtschaft")
-
meesterkwalificatie visserij ("Meister in der Fischereiwirtschaft")
-
meesterkwalificatie pluimveefokkerij ("Meister in der Geflügelwirtschaft")
-
meesterkwalificatie bijenteelt ("Meister in der Bienenwirtschaft")
-
meesterkwalificatie bosbouw ("Meister in der Forstwirtschaft")
-
meesterkwalificatie bosaanplantingen en bosbeheer ("Meister in der Forstgarten- und Forstpflegewirtschaft")
-
meesterkwalificatie opslag landbouwprodukten ("Meister in der landwirtschaftlichen Lagerhaltung")
overeenkomende met opleidingen met een totale duur van ten minste vijftien jaar, waarvan gedurende ten minste zes jaar een opleiding in een gestructureerd kader wordt gevolgd, verdeeld in een leerlingenopleiding van ten minste drie jaar, gedeeltelijk in het bedrijf en gedeeltelijk aan een instelling voor beroepsonderwijs, en een periode van praktijkervaring van drie jaar, afgesloten met een examen voor de desbetreffende meesterkwalificatie dat het recht verleent leerlingen op te leiden en de titel "Meister" te voeren.
In Noorwegen
de opleidingen voor
-
groenvoorzieningstechnicus ("anleggsgartner")
-
tandtechnicus ("tanntekniker")
overeenkomende met opleidingen met een totale duur van ten minste veertien jaar, waarvan gedurende ten minste vijf jaar een opleiding in een gestructureerd kader, verdeeld in een leerlingenopleiding van ten minste drie jaar, gedeeltelijk in het bedrijf en gedeeltelijk aan een instelling voor beroepsonderwijs, en een periode van praktijkervaring en beroepsopleiding van twee jaar, afgesloten met een examen voor de desbetreffende meesterkwalificatie dat het recht verleent leerlingen op te leiden en de titel "Mester" te voeren.
in Denemarken, negen jaar lager onderwijs, gevolgd door een basisopleiding en/of dienst op zee gedurende 17 à 36 maanden en aangevuld
-
voor de officier werktuigkundige: met een jaar gespecialiseerde beroepsopleiding,
-
voor de andere: met drie jaar gespecialiseerde beroepsopleiding;
-
in Duitsland, een opleiding waarvan de totale duur tussen 14 en 18 jaar ligt en die het volgende inhoudt: een basisberoepsopleiding van 3 jaar en dienst op zee gedurende één jaar, gevolgd door een gespecialiseerde beroepsopleiding van 1 à 2 jaar, eventueel aangevuld met twee jaar praktijkervaring;
-
in Italië, een opleiding van in totaal dertien jaar, waarvan ten minste vijf jaar beroepsopleiding, afgesloten met een examen, eventueel aangevuld met een beroepsstage;
-
In Nederland
-
voor stuurman kleine handelsvaart (met aanvulling) en diploma motordrijver, een onderwijscyclus van veertien jaar, waarvan ten minste twee jaar aan een gespecialiseerde instelling voor beroepsonderwijs, en aangevuld met twaalf maanden praktijkervaring;
-
voor VTS-functionaris, een onderwijscyclus met een totale duur van ten minste vijftien jaar, waarvan ten minste drie jaar hoger beroepsonderwijs (HBO) of middelbaar beroepsonderwijs (MBO), gevolgd door landelijke en regionale opleidingen, die elk ten minste twaalf weken theoretische opleidingen omvatten en met een examen worden afgesloten;
-
In IJsland negen of tien jaar lager onderwijs, gevolgd door dienst op zee gedurende twee jaar, aangevuld met een gespecialiseerde beroepsopleiding van drie jaar (vijf jaar voor scheepswerktuigkundigen);
-
In Noorwegen negen jaar lager onderwijs, gevolgd door een basisopleiding en dienst op zee gedurende drie jaar (twee en een half jaar voor officiers werktuigkundigen), aangevuld
-
met een gespecialiseerde beroepsopleiding van een jaar voor stuurlieden,
-
met een gespecialiseerde beroepsopleiding van twee jaar voor de anderen.
die erkend zijn in het kader van het Internationale STCW-Verdrag (Internationaal Verdrag van 1978 betreffende normen voor opleiding, diplomering en wachtlopen voor zeevarenden en - voor zover het betreft IJsland en Noorwegen - met meer dienst op zee).
overeenkomende met negen jaar lager onderwijs, gevolgd door een basisopleiding van twee jaar, aangevuld met praktijkervaring gedurende een jaar en dienst op zee en een gespecialiseerde beroepsopleiding van een jaar.
in Duitsland, een opleiding waarvan de totale duur tussen 14 en 18 jaar ligt en die het volgende inhoudt: een basisberoepsopleiding van 3 jaar en dienst op zee gedurende één jaar, gevolgd door een gespecialiseerde beroepsopleiding van 1 à 2 jaar, eventueel aangevuld met twee jaar praktijkervaring;
-
in Nederland, een onderwijscyclus van 13 à 15 jaar waarvan ten minste twee jaar aan een gespecialiseerde instelling voor beroepsonderwijs, aangevuld met 12 maanden praktijkervaring, die erkend zijn in het kader van het Verdrag van Torremolinos (Internationaal Verdrag van 1977 voor de beveiliging van vissersvaartuigen);
-
In IJsland, negen of tien jaar lager onderwijs, gevolgd door dienst op zee gedurende twee jaar, aangevuld met een gespecialiseerde beroepsopleiding van twee jaar, afgesloten met een examen en erkend in het kader van het Verdrag van Torremolinos (internationaal Verdrag van 1977 voor de beveiliging van vissersvaartuigen).
c
Personeel van mobiele boorplatforms
In Noorwegen
de opleidingen voor
-
kapitein produktieplatform ("plattformsjef")
-
verantwoordelijke stabiliteit ("stabilitetssjef")
-
operator meet- en regelkamer ("kontrollromoperator")
-
chef technische dienst ("teknisk sjef")
-
hulptechnicus ("teknisk assistent")
overeenkomende met negen jaar lager onderwijs, gevolgd door een basisopleiding van twee jaar, aangevuld met dienst offshore gedurende ten minste een jaar, en
-
een gespecialiseerde beroepsopleiding gedurende een jaar voor operatoren meet- en regelkamer;
-
een gespecialiseerde beroepsopleiding gedurende twee en een half jaar voor de anderen.
4
Technische sector
In Italië
-
landmeter ("geometra")
-
agronoom ("perito agrario")
overeenkomend met cyclussen van technisch secundair onderwijs met een totale duur van ten minste 13 jaar, waarvan acht jaar verplicht onderwijs gevolgd door vijf jaar secundair onderwijs, waarvan drie jaar beroepsgericht onderwijs, afgesloten met het examen van het technisch baccalaureaat en aangevuld:
-
in het geval van de landmeter, met hetzij een praktijkstage van ten minste twee jaar
-
op een landmetersbureau, hetzij een beroepservaring van vijf jaar,
-
in het geval van de agronoom, met een praktijkstage van ten minste twee jaar, gevolgd door het staatsexamen.
In Nederland
De opleidingen voor
-
gerechtsdeurwaarder
-
tandprotheticus
overeenkomend met een onderwijs- en beroepsopleidingscyclus met een totale duur van:
-
in het geval van de gerechtsdeurwaarder, negentien jaar, waarvan acht jaar verplicht schoolonderwijs, gevolgd door acht jaar secundair onderwijs, waarvan vier jaar technisch onderwijs afgesloten met een staatsexamen, en aangevuld met drie jaar theorieonderwijs en een praktijkgerichte opleiding toegespitst op de uitoefening van het beroep;
-
in het geval van de tandprotheticus, ten minste vijftien jaar voltijds en drie jaar deeltijds onderwijs, waarvan acht jaar basisonderwijs, vier jaar algemeen vormend secundair onderwijs en drie jaar beroepsgerichte opleiding, waaronder een theoretische en praktische opleiding tandtechnicus, aangevuld met drie jaar deeltijdse opleiding tandprotheticus, die wordt afgesloten met een examen.
In Oostenrijk
de opleidingen voor
-
houtvester ("Förster")
-
bedrijfsadviseur ("Technisches Büro")
-
medewerker uitzendbureau ("Überlassung von Arbeitskräften - Arbeitsleihe")
overeenkomende met opleidingen met een totale duur van ten minste vijftien jaar, waarvan acht jaar verplicht onderwijs gevolgd door vijf jaar secundair technisch of commercieel onderwijs, afgesloten met een technisch of commercieel eindexamen, aangevuld met een opleiding in het bedrijf gedurende ten minste twee jaar, afgesloten met een beroepsexamen;
-
assurantie-adviseur ("Berater in Versicherungsangelegenheiten")
overeenkomende met opleidingen met een totale duur van vijftien jaar, waarvan gedurende zes jaar een opleiding in een gestructureerd kader wordt gevolgd, verdeeld in een leerlingenopleiding van drie jaar en een periode van praktijkervaring en beroepsopleiding gedurende drie jaar, afgesloten met een examen;
meester-timmerman/ontwerp en berekeningen("Planender Zimmermeister")
overeenkomende met opleidingen met een totale duur van ten minste achttien jaar, waarvan ten minste negen jaar beroepsopleiding, verdeeld in vier jaar secundair technisch onderwijs en vijf jaar praktijkervaring en beroepsopleiding, afgesloten met een beroepsexamen dat het recht verleent het beroep uit te oefenen en leerlingen op te leiden, voor zover deze opleiding betrekking heeft op het recht gebouwen te ontwerpen, technische berekeningen uit te voeren en toezicht uit te oefenen op bouwwerkzaamheden ("het Maria-Theresia-privilege")
5
Opleidingen die in het Verenigd Koninkrijk zijn goedgekeurd als National Vocational Qualifications of als Scottish Vocational Qualifications
gediplomeerd technisch beheerder afvalverwerking (`certified technically competent person in waste management')
die leiden tot kwalificaties die zijn goedgekeurd als "National Vocational Qualifications" (NVQ), of in Schotland zijn goedgekeurd als "Scottish Vocational Qualifications", en behoren tot de niveaus 3 en 4 van het National Framework of Vocational Qualifications van het Verenigd Koninkrijk.
Deze niveaus komen overeen met de volgende omschrijvingen:
-
niveau 3: Bekwaamheid voor een groot aantal uiteenlopende werkzaamheden in zeer verschillende omstandigheden, meestal met een complex karakter en geen routinewerk. Er is een grote verantwoordelijkheid en zelfstandigheid aan verbonden en vaak wordt verlangd dat men toezicht uitoefent op of leiding geeft aan anderen.
-
niveau 4: Bekwaamheid voor een groot aantal complexe, technische of gespecialiseerde werkzaamheden in zeer verschillende omstandigheden en met een hoge mate van persoonlijke verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Dikwijls is men verantwoordelijk voor het werk van anderen en voor de verdeling van financiële middelen.
1Met ingang van 1 juni 1994 is de beroepstitel "Krankengymnast(in)" vervangen door die van "Physiotherapeut(in)". Echter kunnen de beoefenaren van dit beroep die voor deze datum hun diploma verkregen hebben de titel van "Krankengymnast(in)" blijven voeren, indien zij zulks wensen.
Bijlage
3
De lijst van opleidingen met een bijzondere structuur die is opgenomen in bijlage D van richtlijn 92/51 naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld
Lijst van opleidingen met een bijzondere structuur, als bedoeld in artikel 3, onder b), eerste alinea, derde streepje van de richtlijn 92/51
In het Verenigd Koninkrijk
De gereglementeerde opleidingen die leiden tot kwalificaties die als "National Vocational Qualifications" (NVQ) zijn goedgekeurd, of in Schotland zijn goedgekeurd als "Scottish Vocational Qualifications", en die behoren tot de niveaus 3 en 4 van het National Framework of Vocational Qualifications van het Verenigd Koninkrijk.
Deze niveaus komen overeen met de volgende omschrijvingen:
-
niveau 3: Bekwaamheid voor een groot aantal uiteenlopende werkzaamheden in zeer verschillende omstandigheden, meestal met een complex karakter en geen routinewerk. Er is een grote verantwoordelijkheid en zelfstandigheid aan verbonden en vaak wordt verlangd dat men toezicht uitoefent op of leiding geeft aan anderen.
-
niveau 4: Bekwaamheid voor een groot aantal complexe, technische of gespecialiseerde werkzaamheden in zeer verschillende omstandigheden en met een hoge mate van persoonlijke verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Dikwijls is men verantwoordelijk voor het werk van anderen en voor de verdeling van financiële middelen.
In Duitsland
de volgende gereglementeerde opleidingen:
-
die voor de beroepen technisch assistent ("Technischer/Technische Assistent(in)") en commercieel assistent ("Kaufmännischer/Kaufmännische Assistent(in)") en voor de sociale beroepen ("Soziale Berufe"), alsook voor het beroep van adem-, spraak- en stemleraar met een staatsdiploma ("Staatlich geprüfter Atem-, Sprech- und Stimmlehrer(in)"), met een totale duur van ten minste 13 jaar, die impliceren dat de eerste cyclus van het secundair onderwijs ("Mittlerer Bildungsabschluss") met succes werd voltooid en het volgende omvatten:
-
hetzij ten minste drie jaar beroepsopleiding aan een vakschool ("Fachschule"), die met een examen wordt afgesloten, eventueel aangevuld met een specialisatiecyclus van één of twee jaar, die met een examen wordt afgesloten,
-
hetzij ten minste twee en een half jaar beroepsopleiding aan een vakschool ("Fachschule"), die met een examen wordt afgesloten, aangevuld met ten minste zes maanden beroepspraktijk of ten minste zes maanden beroepsgerichte stage in een erkende instelling,
-
hetzij ten minste twee jaar beroepsopleiding aan een vakschool ("Fachschule") die met een examen wordt afgesloten, aangevuld met ten minste één jaar beroepspraktijk of ten minste één jaar beroepsgerichte stage in een erkende instelling;
-
die voor het beroep van technicus ("Techniker(in)"), bedrijfseconoom ("Betriebswirte(in)"), ontwerper ("Gestalter(in)") en gezinsverzorger ("Familienpfleger(in)") met een staatsdiploma ("Staatlich geprüft"), met een totale duur van ten minste 16 jaar, die impliceren dat het verplichte schoolonderwijs of een soortgelijke opleiding werd gevolgd (doorgaans negen jaar) en dat een opleiding aan een vakschool ("Berufsschule") van ten minste drie jaar met succes is voltooid, en het volgende omvatten: ten minste twee jaar praktijkervaring gevolgd door een opleiding van ten minste twee jaar voltijds of van een gelijkwaardige duur deeltijds;
-
de gereglementeerde opleidingen en de gereglementeerde vervolgopleidingen, met een totale duur van ten minste 15 jaar, die gewoonlijk impliceren dat het verplichte schoolonderwijs (doorgaans negen jaar) en een beroepsopleiding (doorgaans drie jaar) werden gevolgd en gewoonlijk het volgende omvatten: ten minste twee jaar (doorgaans drie jaar) beroepspraktijk alsook een examen in het kader van de vervolgopleiding ter voorbereiding waarvan gewoonlijk begeleidende opleidingsmaatregelen worden genomen hetzij naast de beroepspraktijk (ten minste 1000 uren), hetzij voltijds (ten minste één jaar).
In Nederland
de volgende gereglementeerde opleidingen
-
gereglementeerde opleidingscyclussen met een totale duur van ten minste vijftien jaar, die impliceren dat acht jaar basisonderwijs, plus vier jaar hetzij middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (MAVO), hetzij voorbereidend beroepsonderwijs (VBO), hetzij algemeen voortgezet onderwijs van een hoger niveau met succes is voltooid en dat een drie- of vierjarige opleiding in een school voor middelbaar beroepsonderwijs (MBO) is voltooid, die wordt afgesloten met een examen;
-
gereglementeerde opleidingscyclussen met een totale duur van ten minste zestien jaar, die impliceren dat acht jaar basisonderwijs, plus minstens vier jaar voorbereidend beroepsonderwijs (VBO) of algemeen voortgezet van een hoger niveau met succes is voltooid en dat een beroepsopleiding van ten minste vier jaar in het leerlingwezen is voltooid, met ten minste één dag per week theoretisch onderwijs op school en de andere dagen een praktijkopleiding in een bedrijf of praktijkleerplaats, afgesloten met een examen van het secundaire of tertiaire niveau.
In Oostenrijk
-
opleidingen die worden verstrekt in scholen voor hoger beroepsonderwijs ("berufsbildende höhere Schulen") en onderwijsinstellingen van een hoger niveau voor land- en bosbouw ("höhere land- und fortwirtschaftlichen Lehranstalten"), met inbegrip van de bijzondere vormen ("einschließlich der Sonderformen"), waarvan structuur en niveau zijn vastgesteld bij wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. Deze opleidingen hebben een totale duur van ten minste dertien jaar en omvatten vijf jaar beroepsopleiding, die wordt afgesloten met een eindexamen, dat het bewijs levert van vakbekwaamheid;
-
opleidingen in meesterscholen ("Meisterschulen"), meesterklassen ("Meisterklassen"), industriële meesterscholen ("Werkmeisterschulen") of vakscholen voor bouwvakarbeiders ("Bauhandwerkerschulen"), waarvan structuur en niveau zijn vastgesteld bij wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. Deze opleidingen hebben een totale duur van ten minste dertien jaar, waarvan negen jaar verplicht schoolonderwijs gevolgd door hetzij ten minste drie jaar beroepsopleiding in een gespecialiseerde school, hetzij ten minste drie jaar opleiding in een bedrijf en parallel in een vakschool ("Berufsschule"), die beide afgesloten worden met een examen en aangevuld worden met een opleiding van ten minste één jaar in een meesterschool ("Meisterschule"), meesterklas ("Meisterklasse"), industriële meesterschool ("Werkmeisterschule") of vakschool voor bouwvakarbeiders ("Bauhandwerkerschule"). In de meeste gevallen bedraagt de totale duur ten minste vijftien jaar, waarvan perioden met werkervaring, die voorafgaand aan de opleidingen in deze instellingen werd opgedaan of wordt aangevuld met deeltijdse opleidingen (minstens 960 uren).
2De minimumduur van drie jaar kan worden gereduceerd tot twee indien de betrokkene de kwalificatie bezit die nodig is om tot de universiteit te worden toegelaten (het "Arbitur") namelijk dertien jaar voorafgaande opleiding, of de kwalificatie die nodig is om tot de "Fachhochschule" te worden toegelaten (de "Fachhochschulreife"), namelijk twaalf jaar voorafgaande opleiding.