Instelling Adviescommissie gevolgen Invoering Wet rijonderricht motorrijtuigen ten aanzien van Kaderschool Rij-instructeurs te Best

De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Overwegende dat door de invoering van de Wet rijonderricht motorrijtuigen (WRM) per 1 januari 1995 van rechtswege de mogelijkheid van de Kaderschool Rij-instructeurs te Best om examens voor Rij-instructeurs af te nemen vervalt.
Overwegende dat in deze wet geen overgangsregeling ten aanzien van de beëindiging van deze taak van de Kaderschool (examen instituut) is opgenomen (Kamerstukken nummer TK 59 30 maart 1993).
Overwegende dat bij de behandeling in de Kamer van het Wetsvoorstel (21 262) WRM ik de bereidheid heb uitgesproken te trachten tot een bevredigende afwikkeling met de Kaderschool Rij-instructeurs te komen, hetgeen ook de wens van de meerderheid van de Kamer was.
Overwegende dat het noodzakelijk is een commissie in te stellen ter vaststelling van mogelijk nadeel voor de Kaderschool Rij-instructeurs door het vervallen van de erkenning als exameninstituut en vervolgens naar het causaal verband tussen het nadeel en de invoering van de WRM.

Besluit:

Artikel

1

Er is een Adviescommissie gevolgen Invoering Wet rijonderricht motorrijtuigen ten aanzien van Kaderschool Rij-instructeurs te Best.

Artikel

2

De commissie heeft tot taak

  • a.

    vast te stellen of de invoering van de WRM, waarbij van rechtswege de erkenning van de Kaderschool Rij-instructeurs te Best als exameninstituut vervalt, voor de Kaderschool voornoemd nadeel tot gevolg heeft.

  • b.

    advies uit te brengen over de omvang van het onder a genoemde nadeel

  • c.

    te onderzoeken of het nadeel redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven

  • d.

    te onderzoeken of de vergoeding van het nadeel niet of niet voldoende anderszins is verzekerd

  • e.

    advies uit te brengen over de hoogte van de mogelijk uit te keren compensatie en doet, indien daarvoor aanleiding is, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor het nadeel, anders dan door een vergoeding in geld kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

Artikel

3

Van de procedureregeling, welke is neergelegd in de Regeling Nadeelcompensatie Rijkswaterstaat van 19 december 1991 RP 108596 A. Staatscourant 251, d.d. 27 december 1991 zijn de artikelen 7, 8 en 9 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

4

In de Commissie worden benoemd

a.
tot Lid en Voorzitter

mr. E. van der Schans, Advocaat te Amsterdam

b.
tot Leden
  • E. H. Horlings. Registeraccountant, Horlings Brouwer & Horlings te Amsterdam

  • De heer J. Vaessen, Directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).

Artikel

5

De voorzitter en de overige leden hebben stemrecht.

Artikel

6

De voorzitter en leden zijn bevoegd zich door deskundigen, door hen aan te wijzen, te doen vergezellen.

Artikel

7

De voorzitter en de leden die zitting hebben of hebben gehad in de Adviescommissie, alsmede anderen die vergaderingen van deze commissie bijwonen of hebben bijgewoond dan wel optreden of zijn opgetreden, als deskundigen van de leden van de Adviescommissie en de beschikking krijgen over de gegevens waarvan zij het vertrouwelijk karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, zijn verplicht tot geheimhouding ervan.

Artikel

8

Voor de vaststelling van een mogelijk nadeel de financiële resultaten van de Kaderschool Rij-instructeurs over de jaren 1990 tot en met 1994 waarbij 1990 op 100 wordt gesteld. Als inflatiecorrectie geldt het gemiddelde van de consumentenprijsindex werknemers hoog en werknemers laag.

De periode waarover het mogelijk nadeel door de commissie wordt beschouwd loopt over vijf jaren te rekenen van 1 januari na het kalenderjaar waarin de WRM in werking is getreden. Wanneer de commissie het mogelijk nadeel over het eerste kalenderjaar eerder kan vaststellen zal de commissie een tussentijds advies uitbrengen.

Artikel

9

De beschikking treedt in werking met ingang van heden.

Artikel

10

Afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan:

  • a.

    Voorzitter en leden van deze commissie

  • b.

    Kaderschool Rij-instructeurs

  • c.

    mr. G. J. M. Cartigny, Advocaat te Breda

  • d.

    Algemene Rekenkamer

  • e.

    Directeur-Generaal Rijkswaterstaat

  • f.

    Plaatsvervangend Secretaris-Generaal Verkeer en Waterstaat

  • g.

    mr. G. J. M. M. Tax, Hoofddirectie van de Waterstaat

  • h.

    mr. J. J. van Zanten Jut, Hoofddirectie van de Waterstaat

's-Gravenhage
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. R. H.Maij-Weggen