het lid: degene die door Onze Minister is benoemd tot voorzitter, ondervoorzitter of lid van de Commissie;
d.
het plaatsvervangend lid: degene die door Onze Minister is benoemd tot plaatsvervangend lid van de Commissie.
Artikel
2
1
Het salaris van het lid dat tot voorzitter van de Commissie is benoemd, wordt vastgesteld overeenkomstig het maximum van salarisschaal 17 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.
2
Het salaris van een lid dat tot ondervoorzitter van de Commissie is benoemd, wordt vastgesteld overeenkomstig het maximum van salarisschaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.
Het salaris van een lid met een onvolledige werktijd wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris bij een volledige werktijd.
5
Het salaris wordt niet langer uitbetaald dan tot en met de dag van het overlijden.
Artikel
3
1
Boven en behalve het salaris bedoeld in artikel 2 genieten de leden een vakantieuitkering, een eindejaarsuitkering, een ziektekostenvergoeding, een vergoeding van reis- en verblijfkosten, een vergoeding van verplaatsingskosten en een uitkering bij overlijden overeenkomstig de bepalingen welke ten aanzien van burgerlijke rijksambtenaren in vaste dienst gelden.
2
Indien het burgerlijk rijkspersoneel een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangen de leden van de Commissie deze op gelijke voet.
3
Voorts genieten de leden een gratificatie bij ambtsjubileum op de tijdstippen en tot de bedragen als ten aanzien van burgerlijke rijksambtenaren gelden. Bij de bepaling van de diensttijd wordt rekening gehouden met tijd in overheidsdienst doorgebracht, overeenkomstig de ten aanzien van burgerlijke rijksambtenaren geldende bepalingen.
Artikel
4
1
De plaatsvervangende leden genieten geen salaris, doch ontvangen een vergoeding per zitting.
2
De vergoeding wordt toegekend met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de rechters-plaatsvervangers.
3
Aan plaatsvervangende leden kan, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, in plaats van een vergoeding een vaste beloning worden toegekend.
4
Een plaatsvervangend lid als bedoeld in het derde lid, ontvangt een vaste beloning die een met zijn werktijd overeenkomend deel bedraagt van het salaris volgens het maximum van schaal 15 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.
5
De plaatsvervangende leden genieten een vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig de bepalingen welke ten aanzien van burgerlijke rijksambtenaren gelden.
Artikel
5
Aan een lid dat ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden, wordt een zodanig ontslag verleend, indien de directie van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds op een daartoe strekkende aanvraag heeft besloten dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering op grond van die wet. Het ontslag, bedoeld in de eerste volzin, gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op evengenoemde uitkering bestaat.
Artikel
6
Een lid dat, zonder dat te hebben verzocht, niet wordt herbenoemd, heeft recht op wachtgeld op de voet van de bepalingen van het Rijkswachtgeldbesluit 1959, behoudens wanneer hij een direct ingaand recht heeft op pensioen of op een uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden.