Artikel
1
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder
-
a.
ambtenaar: degene die in een of meer betrekkingen op basis van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal of ingevolge artikel 17, 119 of 120 van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in burgerlijke rijksdienst werkzaam is;
-
b.
gezinslid:
-
1°.
de echtgenoot van de ambtenaar, die behoort tot het huishouden van de ambtenaar en aan dit besluit niet zelfstandig aanspraken ontleent en van wie de inkomsten lager zijn dan die van de ambtenaar;
alsmede,
-
2°.
het kind jonger dan 16 jaar, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, respectievelijk dat in aanmerking komt voor studiefinanciering ingevolge de Wet studiefinanciering 2000;
-
3°.
het kind van 16 of 17 jaar, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet;
-
4°.
het eigen kind dan wel aangehuwd kind of pleegkind – van 16 of 17 jaar dat tot zijn huishouden behoort en wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door het verzorgen van dat huishouden, respectievelijk van 18 tot 27 jaar dat in verband met onderwijs of een beroepsopleiding overdag lessen of stages volgt gedurende ten minste 213 klokuren per kwartaal;.
-
5°.
het kind van 16 tot 27 jaar dat in aanmerking komt voor studiefinanciering ingevolge de Wet studiefinanciering 2000, respectievelijk van 18 tot 27 jaar dat in aanmerking komt voor studiekostentegemoetkoming ingevolge hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming studiekosten;
indien de ambtenaar voor zo'n kind de premie van een ziektekostenverzekering heeft betaald, met dien verstande dat wat betreft de gezinsleden vermeld
– onder 2° er recht op kinderbijslag dan wel op studiefinanciering bestaat,
– onder 3° er recht op kinderbijslag bestaat,
– onder 4° deze in belangrijke mate op zijn kosten wordt onderhouden als bedoeld in artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet.
-
1°.
2
In dit besluit wordt onder echtgenoot van de ambtenaar mede verstaan degene met wie de niet gehuwde ambtenaar samenwoont en met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gezamenlijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gezamenlijke huishouding alsmede de geregistreerde partner.
Tegelijkertijd kan slechts één persoon als echtgenoot worden aangemerkt. Desgevraagd dient door de ambtenaar een schriftelijke verklaring van een notaris te worden overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als vorenbedoeld is gesloten.