Wet van 29 juni 2000, houdende intrekking van de Wet op de studiefinanciering en vervanging door de Wet studiefinanciering 2000 (Wet studiefinanciering 2000)

Wet studiefinanciering 2000

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de studiefinanciering te wijzigen als uitvloeisel van het regeerakkoord 1998 en van de nota «Flexibele studiefinanciering; een stelsel dat past»; dat het voorts wenselijk is de leesbaarheid van de Wet op de studiefinanciering te vergroten; dat het in verband met het grote aantal wijzigingen wenselijk is de Wet op de studiefinanciering in te trekken en te vervangen door een nieuwe wet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

Artikel

1.2

Peildatum

Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet is bepalend de toestand op de eerste dag van de maand, tenzij anders is bepaald.

Artikel

1.3

Voorwaarden omtrent aanvraag

Aan welke voorwaarden een aanvraag moet voldoen, kan bij ministeriële regeling worden bepaald. In ieder geval wordt daarbij bepaald dat de aanvrager zijn burgerservicenummer of onderwijsnummer verstrekt.

Artikel

1.4

Minderjarigheid

Vervallen

Artikel

1.5

Verplichtingen uitwonende student

Artikel

1.6

Inspecteur der rijksbelastingen bepaalt inkomen of loon

Vervallen

Artikel

1.7

Gebruik burgerservicenummer of onderwijsnummer

Hoofdstuk

2

Werkingssfeer

Paragraaf

2.1

Algemeen

Artikel

2.1

Reikwijdte en voorwaarden studiefinanciering

Deze wet regelt de studiefinanciering en is van toepassing op studenten die voldoen aan de voorwaarden inzake:

Artikel

2.2

Nationaliteit

Artikel

2.3

Leeftijd

Artikel

2.3a

Leeftijd levenlanglerenkrediet

Paragraaf

2.2

Beroepsonderwijs

Artikel

2.4

Beroepsonderwijs in Nederland

Voor studiefinanciering kan een mbo-student in aanmerking komen die is ingeschreven aan:

  • a.

    een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 WEB, voor zover het een uit 's Rijks kas bekostigde beroepsopleiding betreft, of

  • b.

    een instelling die ten aanzien van de beroepsopleiding het in artikel 1.4.1 WEB bedoelde recht heeft verkregen.

Artikel

2.5

Aanspraak

Artikel

2.6

Bekendmaking bij niet voldoen aan artikel 2.5, derde lid, en aanspraak op studiefinanciering

Vervallen

Artikel

2.7

Aanspraak bij einde studie beroepsonderwijs

Artikel

2.7a

Geen aanspraak meer

Artikel

2.7b

Uitzondering levenlanglerenkrediet

De artikelen 2.7 en 2.7a zijn niet van toepassing op het levenlanglerenkrediet.

Paragraaf

2.3

Hoger onderwijs

Artikel

2.8

Voltijdse opleidingen hoger onderwijs in Nederland

Artikel

2.9

Voltijdse opleidingen hoger onderwijs aan een niet bekostigde instelling

Vervallen

Artikel

2.10

Bekostigde voltijdse kerkelijke opleidingen hoger onderwijs

Voor studiefinanciering kan een ho-student in aanmerking komen die is ingeschreven voor het volgen van een voltijdse wetenschappelijk theologische opleiding ten behoeve waarvan aan het desbetreffende kerkgenootschap vanwege het Rijk een bijdrage wordt verleend.

Artikel

2.11

Bij amvb aangewezen hoger onderwijs

Voor studiefinanciering kan een ho-student in aanmerking komen die is ingeschreven voor het volgen van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen hoger onderwijs dat anders dan op grond van de WHW, volledig en rechtstreeks uit de openbare kas wordt bekostigd.

Artikel

2.12

Opleidingen levenlanglerenkrediet

Een ho-student kan in aanmerking komen voor levenlanglerenkrediet, indien hij is ingeschreven voor het volgen van:

Artikel

2.13

Geen aanspraak of geen aanspraak meer

Paragraaf

2.4

Overige bepalingen

Artikel

2.13a

Buitenlandse opleidingen beroepsonderwijs

Artikel

2.14

Buitenlandse opleidingen hoger onderwijs

Artikel

2.15

Geen aanspraak studiefinanciering als mbo-student bij samenloop beroepsonderwijs en hoger onderwijs

De student die lesgeld is verschuldigd op grond van artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet en tevens voor het volgen van hoger onderwijs aanspraak heeft op studiefinanciering, geldt voor de toekenning van studiefinanciering niet als mbo-student.

Artikel

2.15a

Geen aanspraak op gift bij samenloop

Artikel

2.16

Geen aanspraak beroepsonderwijs na eerdere aanspraak

Artikel

2.17

Rechtens ontnomen vrijheid

Artikel

2.17a

Geen aanspraak uitreiziger

Hoofdstuk

3

Studiefinanciering

Paragraaf

3.1

Samenstelling studiefinanciering

Artikel

3.1

Studiefinanciering

Artikel

3.2

Samenstelling maandbudget mbo-student

Artikel

3.3

Samenstelling maandbudget ho-student

Artikel

3.4

Toeslag partner

Vervallen

Artikel

3.5

Toeslag eenoudergezin

Paragraaf

3.2

Bijdrage overheid

Artikel

3.6

Basisbeurs

Artikel

3.7

Reisvoorziening

Paragraaf

3.3

Bijdrage ouders

Artikel

3.8

Hoogte aanvullende beurs

De hoogte van de aanvullende beurs is het maximumbedrag van de aanvullende beurs, genoemd in artikel 3.18, minus de veronderstelde ouderlijke bijdrage die wordt berekend ingevolge de artikelen 3.9 tot en met 3.13.

Artikel

3.9

Berekeningsgrondslag veronderstelde ouderlijke bijdrage beroepsonderwijs

Artikel

3.9a

Berekeningsgrondslag veronderstelde ouderlijke bijdrage hoger onderwijs

Artikel 3.9 is van overeenkomstige toepassing op de bepaling van de veronderstelde ouderlijke bijdrage voor ho-studenten, met dien verstande dat:

  • a.

    voor de vrije voet, bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, tweede volzin, naar de maatstaf van 1 januari 2014 een bedrag wordt gelezen gelijk aan € 15.000 per 1 januari 2024: € 18.296,46;

  • b.

    voor de vrije voet, bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, laatste volzin, naar de maatstaf van 1 januari 2014 een bedrag wordt gelezen gelijk aan € 19.004 per 1 januari 2024: € 23.180,42; en

  • c.

    voor het bruto kortingsbedrag op jaarbasis, bedoeld in artikel 3.9, derde lid, een percentage wordt gelezen van 13,6% van het verschil tussen het toetsingsinkomen in het peiljaar en de vrije voet in het toekenningsjaar.

Artikel

3.10

Peiljaarverlegging bij terugval in inkomen

Artikel

3.11

Nog niet vastgesteld of nog niet bekend inkomen

Voor de toepassing van de artikelen 3.9, 3.9a en 3.10 wordt zolang het toetsingsinkomen over het peiljaar, het eerste of het tweede jaar na het peiljaar nog niet kan worden bepaald, door Onze Minister daarvoor in de plaats gesteld een bedrag dat het desbetreffende toetsingsinkomen zo goed mogelijk benadert.

Artikel

3.12

Ouder zonder partner

Indien een ouder na het peiljaar een ouder zonder partner wordt, wordt op aanvraag van die ouder of de student de hoogte van de vrije voet, bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 3.9a, dienovereenkomstig aangepast.

Artikel

3.13

Veronderstelde ouderlijke bijdrage

Artikel

3.14

Weigerachtige of onvindbare ouders

Paragraaf

3.4

Bijdrage student

Artikel

3.15

Basislening

Op aanvraag wordt een basislening toegekend. De maximale hoogte van de basislening is opgenomen in artikel 3.18, waarbij verschillende bedragen zijn vastgesteld voor mbo-studenten en ho-studenten.

Artikel

3.16

Aanvullende lening

Het verschil tussen het maximale bedrag van de aanvullende beurs en de voor een student berekende aanvullende beurs wordt aan hem op aanvraag als een aanvullende lening toegekend.

Artikel

3.16a

Collegegeldkrediet

Artikel

3.16b

Levenlanglerenkrediet: aanspraak

Artikel

3.16c

Levenlanglerenkrediet: duur

Artikel

3.16d

Levenlanglerenkrediet: hoogte

Artikel

3.16e

Levenlanglerenkrediet: uitvoeringsregels

Voor een goede uitvoering van de artikelen 3.16b tot en met 3.16d worden bij ministeriële regeling regels vastgesteld over de aanvraag, toekenning, berekening, betaling en andere uitvoeringsaspecten.

Artikel

3.16f

Collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet bij betaling van een vergoeding als bedoeld in artikel 7.49a van de WHW

In afwijking van de artikelen 3.16a, tweede lid, en 3.16d, eerste lid, kan een student die een vergoeding als bedoeld in artikel 7.49a van de WHW betaalt voor het gebruikmaken van een educatieve module of premaster met een studielast van minder dan 60 studiepunten, Onze Minister verzoeken om de hoogte van het collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet dat hij per maand ontvangt, gelijk te stellen aan de vergoeding die hij naar rato per 5 studiepunten betaalt.

Artikel

3.17

Vordering wegens eigen inkomsten mbo-student

Vervallen

Paragraaf

3.5

Normbedragen

Artikel

3.18

Overzicht normbedragen

De bedragen in onderstaande overzichten luiden per maand naar de maatstaf van 1 januari 2023 en voor overzicht 1, onderdeel B, en overzicht 2, onderdeel B, naar de maatstaf van 1 september 2023:

Overzicht 1. Normbedragen voor de kosten van levensonderhoud

Normbedrag thuiswonend

€ 556,95

per 1 januari 2024: € 612,65

Normbedrag uitwonend

€ 786,59

per 1 januari 2024: € 865,25

Normbedrag thuiswonend

€ 793,27

per 1 januari 2024: € 872,60

Normbedrag uitwonend

€ 957,87

per 1 januari 2024: € 1.053,66

Overzicht 2. Financieringsbronnen

Basisbeurs (exclusief toeslag eenoudergezin)

thuiswonend

€ 90,85

per 1 januari 2024: € 99,94

uitwonend

€ 296,51

per 1 januari 2024: € 326,16

Basislening

thuis- en uitwonend

€ 197,93

per 1 januari 2024: € 217,72

Maximale aanvullende beurs/lening of veronderstelde ouderlijke bijdrage1

thuiswonend

€ 268,17

per 1 januari 2024: € 294,99

uitwonend

€ 292,15

per 1 januari 2024: € 321,37

1 Voor mbo-studenten die lesgeld verschuldigd zijn, wordt de maximale aanvullende beurs/lening ingevolge artikel 3.2, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 vanaf 1 januari 2023 verhoogd met € 103,25 per 1 januari 2024: € 113,08 en per 1 augustus 2023 met € 113,08 per 1 januari 2024: € 118,25 per maand.

Basisbeurs (exclusief toeslag eenoudergezin)

thuiswonend

€ 110,30

per 1 januari 2024: € 121,33

uitwonend

€ 274,90

per 1 januari 2024: € 302,39

Basislening

thuis- en uitwonend

€ 266,97

per 1 januari 2024: € 293,67

Maximale aanvullende beurs/lening of veronderstelde ouderlijke bijdrage

thuis- en uitwonend

€ 416,00

per 1 januari 2024: € 457,60

Overzicht 3. Aanvullende financieringsbron

Toeslag eenoudergezin

€ 277,13

per 1 januari 2024: € 304,84

€ 277,13

per 1 januari 2024: € 304,84

Artikel

3.18a

Verhoogde bedragen in het studiejaar 2023–2024

In het studiejaar 2023–2024 worden de normbedragen voor de kosten van levensonderhoud en de bedragen van de basisbeurs voor uitwonende mbo- en ho-studenten, genoemd in artikel 3.18, verhoogd met € 164,30.

Artikel

3.18b

Grondslag voor tijdelijke verhoging normbedragen studiefinanciering

Paragraaf

3.6

Toekenning

Artikel

3.19

Toekenning studiefinanciering

Artikel

3.20

Gedeeltelijke toekenning

Zolang het op basis van de verstrekte gegevens onmogelijk is het bedrag van de aanvullende beurs vast te stellen, kent Onze Minister het gevraagde bedrag toe in de vorm van een lening.

Artikel

3.21

Toekenningsperiode

Artikel

3.22

Onderbreken opleiding wegens ziekte

Vervallen

Paragraaf

3.7

Vorm, wijze van toekenning en voorwaarden reisvoorziening

Artikel

3.23

Gebruik burgerservicenummer

Artikel

3.24

Vorm toekenning reisvoorziening

Artikel

3.25

Reisproduct

Artikel

3.26

Aanvang reisrecht; omvang van rechten

Artikel

3.27

Beëindiging reisrecht

Artikel

3.28

Stopzetten reisproduct uit eigen beweging

Onverminderd artikel 3.27, eerste lid, kan de student uit eigen beweging het verzoek aan RSR doen tot stopzetting van het reisproduct.

Artikel

3.29

Vergoeding bij geen reisrecht

Artikel

3.30

Reizen van en naar Waddeneilanden

Ten behoeve van het reizen tussen Waddeneilanden en het vaste land kan Onze Minister met de gemeenten van deze eilanden een overeenkomst sluiten over een aanvullende voorziening die deze gemeenten aan bepaalde groepen studenten verstrekken.

Hoofdstuk

4

Beroepsonderwijs

Afdeling

4.1

Beroepsonderwijs in Nederland

Paragraaf

4.1.1

Studiefinanciering in de vorm van gift of lening

Artikel

4.1

Reikwijdte

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing:

  • a.

    op mbo-studenten die in Nederland een opleiding niveau 1 of 2 volgen, en

  • b.

    op mbo-studenten die in Nederland een beroepsopleiding volgen en die voor 1 augustus 2005 voor het volgen van beroepsonderwijs studiefinanciering ontvingen.

Artikel

4.2

Vorm waarin studiefinanciering wordt verstrekt

Studiefinanciering wordt verstrekt in de vorm van een gift of een lening.

Artikel

4.3

Langdurige afwezigheid in het beroepsonderwijs

Artikel

4.4

Weer aanwezig binnen 8 weken

Artikel 4.3 is niet van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de mbo-student weer aan het onderwijs is gaan deelnemen, voor zover die studiefinanciering niet reeds mede op grond van een andere bepaling dan dit artikel, de vorm van een lening had. Voorwaarde voor de toepassing van de vorige volzin is dat de mbo-student aan het onderwijs is gaan deelnemen binnen 8 weken na de aanvang van de periode van 5 weken. De periodes van 5 en 8 weken worden verlengd met de weken waarin vanwege vakantie geen onderwijs werd verzorgd.

Artikel

4.5

Langdurige afwezigheid in het niet bekostigd beroepsonderwijs

Paragraaf

4.1.2

Prestatiebeurs beroepsonderwijs

Artikel

4.6

Reikwijdte

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op mbo-studenten die in Nederland een opleiding niveau 3 of 4 volgen.

Artikel

4.6a

Prestatiebeurs beroepsonderwijs

Een mbo-student aan een opleiding niveau 3 of 4 komt voor zover wordt voldaan aan de van toepassing zijnde voorwaarden in aanmerking voor studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs, inhoudende:

  • a.

    een basisbeurs;

  • b.

    een aanvullende beurs;

  • c.

    een reisvoorziening; en

  • d.

    een toeslag eenoudergezin.

Artikel

4.6b

Reisvoorziening minderjarige mbo-student

Onverminderd artikel 4.7, eerste en tweede lid, komt een mbo-student die jonger is dan 18 jaren in aanmerking voor een reisvoorziening in de vorm van een prestatiebeurs.

Artikel

4.7

Vorm en duur studiefinanciering

Artikel

4.8

Waarde van de reisvoorziening

Artikel

4.9

Diplomatermijn beroepsonderwijs

De diplomatermijn beroepsonderwijs is een periode van 10 jaren. Deze periode vangt aan op de eerste dag van de maand waarover voor het eerst prestatiebeurs beroepsonderwijs is toegekend.

Artikel

4.10

Omzetting in gift bij afstuderen binnen diplomatermijn

Artikel

4.11

Stoppen voor 1 februari

Indien een mbo-student in het eerste jaar van een opleiding voor het eerst prestatiebeurs beroepsonderwijs geniet, in dat studiejaar ophoudt studiefinanciering te genieten vóór 1 februari, en niet over datzelfde studiejaar opnieuw studiefinanciering voor het volgen van een opleiding niveau 3 of 4 dan wel voor hoger onderwijs krijgt toegekend, wordt uiterlijk per 1 januari van het kalenderjaar volgend op het einde van dat studiejaar de over dat studiejaar toegekende prestatiebeurs beroepsonderwijs omgezet in een gift.

Artikel

4.12

Eenmalige verlenging duur prestatiebeurs beroepsonderwijs

Onze Minister verlengt op aanvraag van de mbo-student de duur van de prestatiebeurs beroepsonderwijs eenmalig met 1 jaar indien de mbo-student blijkens gedagtekende verklaringen van een arts en van het bestuur van de rechtspersoon van de onderwijsinstelling waar hij is ingeschreven, als gevolg van een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis niet in staat is het afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 met goed gevolg af te ronden binnen dat aantal jaren prestatiebeurs beroepsonderwijs.

Artikel

4.13

Arbeidsongeschiktheid

Indien een mbo-student op enig moment binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie meer heeft in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of op enig moment niet langer in staat is om met arbeid meer dan 20% te verdienen van het maatmaninkomen in de zin van die wet en recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 3 van die wet bestaat, wordt de aan hem toegekende prestatiebeurs beroepsonderwijs omgezet in een gift.

Artikel

4.14

Bijzondere omstandigheden

Artikel

4.15

Tenietgaan rente

Bij omzetting van de prestatiebeurs beroepsonderwijs of een deel daarvan in een gift gaat de over het om te zetten bedrag opgebouwde rente teniet.

Afdeling

4.2

Beroepsonderwijs buiten Nederland

Paragraaf

4.2.1

Algemeen

Artikel

4.16

Reikwijdte beroepsonderwijs buiten Nederland

Deze afdeling is uitsluitend van toepassing op mbo-studenten die zijn ingeschreven voor het volgen van beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 2.13a.

Paragraaf

4.2.2

Opleiding niveau 1 of 2 buiten Nederland

Artikel

4.17

Reikwijdte

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op mbo-studenten die zijn ingeschreven voor het volgen van een opleiding buiten Nederland als bedoeld in artikel 2.13a en waarvan Onze Minister heeft vastgesteld dat deze wordt aangemerkt als een opleiding niveau 1 of 2.

Artikel

4.18

Studiefinanciering

Artikel

4.19

Studievoortgang

Paragraaf

4.2.3

Opleiding niveau 3 of 4 buiten Nederland

Artikel

4.20

Reikwijdte

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op mbo-studenten die zijn ingeschreven voor het volgen van een opleiding buiten Nederland als bedoeld in artikel 2.13a en waarvan Onze Minister heeft vastgesteld dat deze wordt aangemerkt als een opleiding niveau 3 of 4.

Artikel

4.22

Berichtenstroom tussen mbo-student en Minister

Paragraaf

4.2.4

Afwijkingsmogelijkheid afdeling 4.2

Artikel

4.23

Afwijkingsmogelijkheid afdeling 4.2

Voor zover deze afdeling daarin niet voorziet, alsmede indien noodzakelijk, kunnen in afwijking van het in deze afdeling bepaalde bij ministeriële regeling regels worden vastgesteld ten behoeve van een goede uitvoering van deze afdeling.

Hoofdstuk

5

Hoger onderwijs

Paragraaf

5.1

Algemeen

Artikel

5.1

Prestatiebeurs hoger onderwijs

Een ho-student komt voor zover wordt voldaan aan de van toepassing zijnde voorwaarden in aanmerking voor studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs, inhoudende:

  • a.

    een basisbeurs;

  • b.

    een aanvullende beurs;

  • c.

    een reisvoorziening; en

  • d.

    een toeslag eenoudergezin.

Artikel

5.2

Vorm en duur studiefinanciering

Artikel

5.2a

Verlenging duur prestatiebeurs hoger onderwijs vanwege het volgen van een hbo-lerarenopleiding

In aanvulling op artikel 5.2, eerste lid, wordt de prestatiebeurs hoger onderwijs op aanvraag eenmalig 1 jaar langer verstrekt, indien de aanvrager een ho-student betreft die:

  • a.

    het afsluitende examen van een bacheloropleiding heeft behaald of in het bezit is van een daarmee gelijkgesteld diploma;

  • b.

    is ingeschreven bij een aan een hogeschool verbonden opleiding gericht op het beroep van leraar in het voortgezet onderwijs; en

  • c.

    niet eerder een opleiding heeft afgerond welke is opgenomen in het onderdeel onderwijs van het register, bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, van de WHW.

Artikel

5.2b

Verlenging duur prestatiebeurs hoger onderwijs vanwege handicap of chronische ziekte

Artikel

5.2c

Verlenging duur prestatiebeurs hoger onderwijs vanwege het volgen van een universitaire lerarenopleiding

Artikel

5.3

Waarde van de reisvoorziening

Artikel

5.4

Lening in EER-landen

Vervallen

Artikel

5.5

Diplomatermijn hoger onderwijs

De diplomatermijn hoger onderwijs is een periode van 10 jaren. Deze periode vangt aan op de eerste dag van de maand waarover voor het eerst studiefinanciering is toegekend voor het volgen van hoger onderwijs.

Artikel

5.6

Prestatiebeurs meer dan 4 jaren

Vervallen

Paragraaf

5.2

Omzetting bij afsluitend examen

Artikel

5.7

Omzetting in gift bij afstuderen binnen diplomatermijn hoger onderwijs

Artikel

5.8

Omzetting in gift bij opleiding van minder dan 4 jaren

Vervallen

Paragraaf

5.3

Omzettingsprocedure

Artikel

5.9

Berichtenstroom tussen instelling, Minister en ho-student

Paragraaf

5.4

Omzettingsprocedure bij stoppen in het eerste studiejaar

Artikel

5.10

Stoppen voor 1 februari

Indien een ho-student in het studiejaar waarvoor hij op enig moment voor het eerst prestatiebeurs hoger onderwijs geniet, ophoudt studiefinanciering te genieten vóór 1 februari, en hij niet over datzelfde studiejaar opnieuw studiefinanciering voor het volgen van hoger onderwijs krijgt toegekend, wordt uiterlijk per 1 januari van het kalenderjaar volgend op dat studiejaar de in dat studiejaar toegekende prestatiebeurs hoger onderwijs omgezet in een gift.

Artikel

5.11

Stoppen voor 1 september

Indien een ho-student in het studiejaar waarvoor hij op enig moment na 31 januari voor het eerst prestatiebeurs hoger onderwijs geniet, ophoudt studiefinanciering te genieten vóór 1 september, en hij niet vóór 1 februari van het daaropvolgende studiejaar opnieuw studiefinanciering voor het volgen van hoger onderwijs krijgt toegekend, wordt uiterlijk per 1 januari van het kalenderjaar volgend op het laatstbedoelde studiejaar de in het eerste studiejaar toegekende prestatiebeurs hoger onderwijs omgezet in een gift.

Artikel

5.11a

Stoppen binnen twaalf maanden door mbo-gediplomeerden

Paragraaf

5.5

Omzettingsprocedure eerste 12 maanden

Artikel

5.12

Omzetting eerste 12 maanden prestatiebeurs

Vervallen

Artikel

5.13

Onvoldoende studieprestaties in eerste 12 maanden

Vervallen

Paragraaf

5.6

Herkansing voor omzetting eerste 12 maanden

Artikel

5.14

Herkansing voor omzetting eerste 12 maanden prestatiebeurs

Vervallen

Paragraaf

5.7

Omzetting bij bijzondere omstandigheden

Artikel

5.15

Arbeidsongeschiktheid

Indien een ho-student op enig moment binnen de diplomatermijn hoger onderwijs duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie meer heeft in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of op enig moment niet langer in staat is om met arbeid meer dan 20% te verdienen van het maatmaninkomen in de zin van die wet en recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 3 van die wet bestaat, wordt de aan hem toegekende prestatiebeurs hoger onderwijs omgezet in een gift.

Artikel

5.16

Bijzondere omstandigheden

Paragraaf

5.8

Tenietgaan rente

Artikel

5.17

Tenietgaan rente

Bij omzetting van de prestatiebeurs hoger onderwijs of een deel daarvan in een gift gaat de over het om te zetten bedrag opgebouwde rente teniet.

Hoofdstuk

6

Opbouw en terugbetaling studieschuld

Paragraaf

6.1

Algemeen

Artikel

6.1

Begripsbepalingen hoofdstuk 6

Artikel

6.1b

Verplichting debiteur terugbetaling studieschuld

Ontvangst van een lening of omzetting in een lening, of omzetting als bedoeld in artikel 6.17, verplicht degene die studiefinanciering heeft ontvangen tot terugbetaling van de lening vermeerderd met de volgens dit hoofdstuk berekende rente.

Artikel

6.2

Kwijtschelding aanvullende beurs bij onvoldoende inkomen

Artikel

6.2a

Kwijtschelding studieschuld voor ho-studenten met handicap of chronische ziekte

Vervallen

Artikel

6.3

Vaststelling rentepercentage

Onze Minister stelt ten aanzien van de lening beroepsonderwijs en de lening hoger onderwijs jaarlijks uiterlijk in december een rentepercentage vast dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement over de periode van 12 maanden, gerekend van oktober van het voorafgaande jaar tot en met september van het lopende jaar, van de openbare lening, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 5 jaren. Het rentepercentage wordt vastgesteld op nul indien deze overeenkomstig de eerste volzin minder dan nul procent bedraagt.

Artikel

6.4

Renteberekening

Artikel

6.5

Terugbetalingsperiode

Artikel

6.5a

Samenloop van terugbetaling

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de samenloop van de verplichting tot terugbetaling uit hoofde van deze wet en de Wet studiefinanciering BES met dien verstande dat de verplichting tot terugbetaling de laagst vastgestelde draagkracht van de debiteur niet mag overschrijden.

Artikel

6.6

Aanloopfase

Artikel

6.7

Aflosfase

Artikel

6.8

Achterstallige schuld

Artikel

6.9

Vaststelling en aflossing termijnbetalingen

Artikel

6.9a

Versneld aflossen

Artikel

6.10

Draagkracht debiteur uit inkomen op jaarbasis

Artikel

6.11

Draagkracht niet binnenlands belastingplichtige debiteur; op aanvraag

Artikel

6.12

Terugval in inkomen

Artikel

6.13

Draagkracht ouder zonder partner

Indien het een debiteur betreft die na het peiljaar een ouder zonder partner is, wordt op aanvraag van de debiteur de hoogte van zijn draagkracht dienovereenkomstig aangepast.

Artikel

6.14

Partner van debiteur ook debiteur

Artikel

6.15

Wijziging termijnbetaling

Indien een debiteur gedurende een kalenderjaar op grond van zijn draagkracht minder heeft betaald dan de termijnbetaling, wordt zijn termijnbetaling opnieuw vastgesteld per 1 januari van het jaar daaropvolgend. De gewijzigde termijnbetaling wordt vastgesteld op basis van het resterende aantal maanden van de aflosfase.

Artikel

6.16

Garantiebepalingen

Artikel

6.17

Omzetting van niet meer verrekenbare schulden in lening

Paragraaf

6.2

Terugbetaling levenlanglerenkrediet

Artikel

6.18

Reikwijdte

Artikel

6.19

Terugbetalingsregels

Artikel

6.19a

Schorsing terugbetaling levenlanglerenkrediet in eerste vier maanden van de terugbetalingsperiode

De terugbetaling van de lening die is ontstaan door toekenning van het levenlanglerenkrediet wordt geschorst gedurende de eerste vier maanden van de terugbetalingsperiode.

Artikel

6.19b

Schorsing terugbetaling bij samenloop levenlanglerenkrediet en reguliere studieschuld

Voor een debiteur voor wie de terugbetalingsperiode is begonnen van een lening beroepsonderwijs, lening hoger onderwijs of een lening die is ontstaan door toekenning van het levenlanglerenkrediet, en aan wie levenlanglerenkrediet of studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, wordt toegekend of die student wordt zonder studiefinanciering te ontvangen, kan op bij ministeriële regeling te bepalen wijze schorsing plaatsvinden van:

  • a.

    de terugbetalingsperiode van de lening beroepsonderwijs of lening hoger onderwijs; en

  • b.

    de terugbetalingsperiode van de lening die is ontstaan door toekenning van het levenlanglerenkrediet.

Artikel

6.20

Nadere terugbetalingsregels

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de terugbetaling van de lening die is ontstaan door toekenning van het levenlanglerenkrediet waarbij tenminste regels worden gesteld over de samenloop met de terugbetaling van de lening die is ontstaan anders dan door toekenning van het levenlanglerenkrediet en over de samenloop met de terugbetaling door een partner van het levenlanglerenkrediet of een andere lening die is toegekend op grond van deze wet.

Hoofdstuk

7

Herziening

Artikel

7.1

Herziening door Onze Minister

Artikel

7.2

Herziening van rechtswege

Indien een student op grond van artikel 2.17a geen aanspraak meer heeft op studiefinanciering wordt de beschikking waarbij studiefinanciering is toegekend van rechtswege herzien.

Artikel

7.4

Verrekening teveel toegekende en uitbetaalde studiefinanciering

Hoofdstuk

8

Uitbetaling, verrekening en invordering

Artikel

8.1

Uitbetaling en verrekening

Artikel

8.2

Onderwijsbijdrage

Vervallen

Artikel

8.3

Invordering en dwangbevel

Onze Minister vaardigt een dwangbevel uit aan de nalatige, indien een bij of krachtens deze wet verschuldigd bedrag geheel of gedeeltelijk niet tijdig is voldaan.

Hoofdstuk

9

Toezicht en sancties

Paragraaf

9.1

Toezicht

Artikel

9.1a

Toezicht in verband met artikel 1.5

Artikel

9.1b

Informatie-uitwisseling

Paragraaf

9.2

Verstrekken van inlichtingen

Artikel

9.2

Verstrekken van inlichtingen door personen

Artikel

9.3

Verschoningsrecht studentendecaan

Een studentendecaan aan een op grond van de WHW uit 's Rijks kas bekostigde instelling voor hoger onderwijs kan zich verschonen betreffende hetgeen een ho-student aan hem heeft toevertrouwd:

Artikel

9.4

Verstrekken van inlichtingen door de rechtspersoon, bedoeld in artikel 3.24

Vervallen

Artikel

9.5

Verstrekken van inlichtingen door instellingen

Artikel

9.6

Verstrekken van inlichtingen door organen met een publiekrechtelijke taak

Artikel

9.6a

Verwerking van gegevens voor de toepassing van artikel 2.17a

Artikel

9.6b

Gegevensuitwisseling met andere staten

Artikel

9.6c

Gegevensuitwisseling met landen buiten de Europese Economische Ruimte

Vervallen

Paragraaf

9.3

Bestuursrechtelijke geldschulden en bestuurlijke boete

Artikel

9.7

Niet verstrekken inlichtingen door instelling over studievoortgang

Vervallen

Artikel

9.8

Niet verstrekken inlichtingen door instelling over langdurige afwezigheid mbo-studenten

Indien een instelling als bedoeld in artikel 2.4, onderdeel b, op enig moment in een studiejaar niet een administratie als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, voert of niet na afloop van de in de artikelen 4.3, 4.4 en 4.5 bedoelde periodes van onafgebroken afwezigheid zonder geldige reden aan Onze Minister de vereiste gegevens verstrekt, ontstaat er een vordering van Onze Minister op de instelling ter grootte van 15% van het bedrag van als gift vastgestelde studiefinanciering dat aan de mbo-studenten aan die instelling in het studiejaar waarin deze in gebreke was, is toegekend.

Artikel

9.9

Niet voldoen aan verplichtingen artikel 1.5

Artikel

9.9a

Geen aanspraak meer bij tweede maal niet voldoen aan verplichtingen artikel 1.5

Paragraaf

9.4

Strafbepalingen

Artikel

9.10

Niet verstrekken van inlichtingen

Hij die niet voldoet aan een van de verplichtingen, bedoeld in artikel 9.5, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 6 maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel

9.11

Overtreding van een bepaling krachtens deze wet

Overtreding van bepalingen van een krachtens deze wet uitgevaardigde algemene maatregel van bestuur, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 1 maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

9.12

Overtreding

De in de artikelen 9.10 en 9.11 strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Hoofdstuk

10

Hoger onderwijs; tempobeurs

Artikel

10.1

Tempobeurs

Vervallen

Artikel

10.2

Reikwijdte; hoofdstuk uitsluitend van toepassing op cohorten 1991–1996

Vervallen

Artikel

10.3

Vorm waarin studiefinanciering wordt verstrekt

Vervallen

Artikel

10.4

Afwijking van de artikelen 2.13 (voorheen artikel 9, zevende lid) en 2.16 (voorheen artikel 9, tiende lid); geen aanspraak of geen aanspraak meer

Vervallen

Artikel

10.5

Duur van de tempobeurs (voorheen artikel 17a, tweede, derde, vierde en achtste lid)

Vervallen

Artikel

10.6

Toelage na korting wegens gebrek aan studievoortgang uitsluitend lening (voorheen artikel 17b)

Vervallen

Artikel

10.7

Voorwaardelijke toekenning studiefinanciering en latere vaststelling onvoorwaardelijke vorm (voorheen artikel 31a)

Vervallen

Artikel

10.8

Omzetting van integrale lening in gemengde toelage (voorheen artikel 31b)

Vervallen

Hoofdstuk

10a

Opbouw en terugbetaling studieschuld; «oude» debiteuren

Artikel

10a.1

Reikwijdte

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op debiteuren die voor het studiejaar 2009–2010 voor het eerst studiefinanciering ontvingen, tenzij zij een aanvraag hebben ingediend als bedoeld in artikel 10a.2.

Artikel

10a.2

Overstappen

Artikel

10a.5

Opschorten terugbetaling

Artikel

10a.6

Vaststelling en aflossing termijnbetalingen

Artikel

10a.7

Vaststelling draagkracht debiteur

Artikel

10a.8

Draagkracht debiteur uit inkomen op jaarbasis

Artikel

10a.9

Andere aanpassing van draagkracht debiteur

Indien het na het peiljaar een debiteur betreft die ouder zonder partner is of voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing wordt na het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, wordt op aanvraag van de debiteur de hoogte van zijn draagkracht dienovereenkomstig aangepast.

Artikel

10a.10

Draagkracht partner van debiteur

Artikel

10a.11

Aanvraag draagkracht partner niet meetellen

Artikel

10a.12

Beide partners debiteur hoofdstuk 10a

Indien de partner van de debiteur ook een debiteur is en op beide debiteuren hoofdstuk 10a van toepassing is, wordt zijn draagkracht eerst aangewend voor de eigen termijnbetaling. Op het bedrag dat aan draagkracht resteert is artikel 10a.10, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

11

Overige bepalingen

Artikel

11.1

Wijziging van bedragen

Artikel

11.3

Vervreemding, verpanding, belening en beslag

Artikel

11.4

Inlichtingen aan particuliere ziektekostenverzekeraars

Vervallen

Artikel

11.5

Hardheidsclausule

Artikel

11.6

Bewaartermijn

Vervallen

Artikel

11.7

Bescherming persoonlijke levenssfeer

Vervallen

Hoofdstuk

12

Overgangsbepalingen

Paragraaf

12.0

Overgangsbepalingen intrekking Wet op de studiefinanciering

Artikel

12.0b

Aanvang terugbetaling renteloze voorschotten (141 Wsf)

Artikel

12.0c

Samenloop terugbetalingen (142 Wsf)

Artikel

12.0d

Gevolgen voor samenstelling minimum terugbetalingsbedrag (143 Wsf)

In geval van samenloop van terugbetalingen als bedoeld in artikel 12.0c, wordt, zolang het renteloos voorschot nog niet is afgelost, voor de betrokkene artikel 41, derde lid, van de Wet op de studiefinanciering, zoals dat luidde op 31 augustus 2000, zo toegepast dat het minimumbedrag van f 1.200,– wordt verminderd met het in het desbetreffende jaar terug te betalen bedrag aan renteloos voorschot.

Artikel

12.0f

Terugbetaling renteloze voorschotten (145 Wsf)

Artikel

12.0g

Overgangsbepaling rijksstudietoelage (147 Wsf)

Op een studerende van 18 jaren of ouder aan wie tot 1 oktober 1986 op grond van een onderwijswet een rijksstudietoelage werd toegekend voor het volgen van wetenschappelijk onderwijs of hoger beroepsonderwijs dan wel op een studerende van 21 jaren of ouder aan wie een soortgelijke rijksstudietoelage werd toegekend voor het volgen van overig voortgezet onderwijs, is met ingang van 1 oktober 1986 hoofdstuk II met uitzondering van artikel 8 van de Wet op de studiefinanciering, zoals dat luidde op 31 augustus 2000, van overeenkomstige toepassing tot het moment waarop hij de voor 1 oktober 1986 aangevangen studie heeft voltooid dan wel gestaakt.

Artikel

12.0h

Overgangsbepaling studerende die ouderonafhankelijk is (148 Wsf)

Op een studerende aan wie tot 1 oktober 1986 op grond van een onderwijswet een rijksstudietoelage werd toegekend onafhankelijk van het inkomen van de ouders of een van hen, is met ingang van 1 oktober 1986 hoofdstuk II uitgezonderd paragraaf 2 van titel 3 van de Wet op de studiefinanciering, zoals dat luidde op 31 augustus 2000, van overeenkomstige toepassing tot het moment waarop hij de voor 1 oktober 1986 aangevangen studie heeft voltooid dan wel gestaakt.

Paragraaf

12.1

Overgangs- en invoeringsbepalingen wijzigingswetten tot en met augustus 2015

Artikel

12.1

Afwijking van artikel 1.1

Artikel

12.1b

Afwijking van artikel 2.8

Artikel

12.1ca

Afwijking van artikel 2.17

Voor een student die reeds vóór 1 juli 2009 studiefinanciering ontving en wiens vrijheid op 30 juni 2009 rechtens was ontnomen, wordt voor de toepassing van artikel 2.17, zoals dat luidde op 31 juli 2015, als eerste dag waarop de vrijheidsontneming plaatsvindt, aangemerkt 1 juli 2009 en eindigt de aanspraak op studiefinanciering voor uitwonenden in afwijking van artikel 2.17, eerste lid, vanaf de dag dat deze vrijheidsontneming zes maanden heeft geduurd. De beëindiging gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de vrijheidsontneming als bedoeld in de eerste zin zes maanden heeft geduurd.

Artikel

12.1d

Overgangssituatie alleenstaande-ouderkorting

In afwijking van de artikelen 3.9, tweede lid, vijfde volzin, 3.12, 6.10, tweede lid, onderdeel b, 6.13, 10a.8, tweede lid, en 10a.9 wordt bepaald of voor de ouder onderscheidenlijk de debiteur in het desbetreffende jaar de alleenstaande-ouderkorting, bedoeld in artikel 8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat artikel in dat jaar luidde, van toepassing is, voor zover de Wet hervorming kindregelingen in dat jaar nog niet in werking is getreden.

Artikel

12.2

Afwijking van artikel 3.18 voor het jaar 2006 vanwege nieuw zorgverzekeringsstelsel

Vervallen

Artikel

12.3

Afwijking van artikel 3.21 in het studiejaar 2007–2008

Vervallen

Artikel

12.4

Afwijking van artikel 3.11

Vervallen

Artikel

12.5

Afwijking van artikel 3.17

Vervallen

Artikel

12.6

Afwijking van artikel 3.18

Vervallen

Artikel

12.7

Afwijking van artikel 3.27

Vervallen

Artikel

12.8

Afwijking van de artikelen 5.2, eerste lid, en 5.12

Vervallen

Artikel

12.9

Afwijking van de artikelen 5.2 en 6.2

Op de ho-student die vóór 1 september 2010 voor het volgen van hoger onderwijs studiefinanciering ontving, blijven de artikelen 5.2, eerste lid, en 6.2, tweede lid, van toepassing, zoals die artikelen op 31 augustus 2010 luidden.

Artikel

12.9a

Reeds toegekende reisvoorziening

Op een ho-student aan wie vóór 1 september 2012 een reisvoorziening is toegekend, blijft ten aanzien van deze toegekende reisvoorziening artikel 5.3, zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2012, van toepassing.

Artikel

12.10

Afwijking van voormalig artikel 5.6

Artikel

12.10a

Afwijking van artikel 6.3

Het rentepercentage voor leningen aangegaan voor 1 januari 1992 is in afwijking van artikel 6.3, 1,65 procentpunt lager dan het in dat artikel bedoelde rentepercentage, en wordt, indien het rentepercentage, vastgesteld overeenkomstig artikel 6.3, 1,65 procent of lager bedraagt, gesteld op nul.

Artikel

12.10a1

langstudeerders geen rente verschuldigd

In afwijking van artikel 6.4 wordt er geen rente berekend over collegegeldkrediet ten behoeve van de opslag, als bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, WHW, zoals dat luidde op 1 september 2011, indien het daarvoor geleende bedrag vóór 1 maart 2013 wordt teruggestort.

Artikel

12.10b

Tijdelijke afwijking van artikel 11.1

Vervallen

Artikel

12.13

Aanspraken en verplichtingen op grond van de Wet op de studiefinanciering

Vervallen

Paragraaf

12.2

Overgangsbepalingen in verband met de Wet studievoorschot hoger onderwijs

Artikel

12.14

Cohortgarantie studievoorschot voor ho-studenten aan een bacheloropleiding, masteropleiding, ongedeelde opleiding of opleiding duplex ordo

Artikel

12.15

Tegemoetkoming voor de eerste vier cohorten onder het studievoorschot hoger onderwijs

Artikel

12.16

Verhoogde aanvullende beurs in het eerste jaar na invoering van het studievoorschot

Artikel

12.17

Partnertoeslag in de maanden na inwerkingtreding studievoorschot hoger onderwijs

Vervallen

Artikel

12.18

Reeds toegekende partnertoeslag

Op de student die een toeslag als bedoeld in artikel 3.4, zoals dat luidde op 31 december 2015, toegekend heeft gekregen, blijven ten aanzien van de toegekende toeslag de artikelen 3.4, 3.6, 4.7, eerste lid, 4.10, 5.2, eerste lid, en 5.7, zoals die artikelen luidden op 31 juli 2015, van toepassing.

Artikel

12.19

Afwijking van artikel 3.17 in verband met overgangssituatie afschaffing bijverdiengrens voor hoger onderwijs

Artikel

12.20

Afwijking van artikel 3.21 tot 1 januari 2016

Artikel

12.21

Indexering

Onze Minister past de bedragen, genoemd in deze paragraaf, overeenkomstig artikel 11.1 aan.

Paragraaf

12.3

Overgangsbepalingen in verband met de omvorming van Ad-programma tot associate degree-opleiding

Artikel

12.22

Aanvraag voor toekenning verlenging prestatiebeurs niet eerder dan in 2019

Een aanvraag voor toekenning van 6 maanden extra prestatiebeurs hoger onderwijs, bedoeld in artikel 5.2b, tweede lid, kan niet eerder worden gedaan dan op 1 januari 2019.

Artikel

12.23

Overgangsbepaling Ad-programma en omzetting prestatiebeurs in gift

Voor de aanspraak op omzetting van prestatiebeurs hoger onderwijs in gift voor een associate degree-programma als bedoeld in artikel 7.8a WHW, zoals dat luidde op 31 december 2017, blijft artikel 5.7, zoals dat luidde op 31 december 2017, van toepassing voor de ho-student die een associate degree-programma volgt of heeft gevolgd.

Artikel

12.24

Omzetting prestatiebeurs in gift op aanvraag

Tot 1 juni 2019 wordt de prestatiebeurs hoger onderwijs voor een ho-student die met goed gevolg een associate degree-opleiding heeft afgerond, in afwijking van artikel 5.7, eerste lid, uitsluitend omgezet in een gift voor zover de ho-student een aanvraag heeft ingediend tot gelijkstelling, overeenkomstig artikel 5.7, vierde lid, zoals dat luidde op 31 december 2017.

Artikel

12.25

Kwijtschelding studieschuld voor ho-studenten met handicap of chronische ziekte

Tot 1 juni 2019 wordt de kwijtschelding, bedoeld in artikel 6.2a, derde lid, opgeschort, waarbij de opgebouwde rente als gevolg van de latere kwijtschelding van dat bedrag eveneens wordt kwijtgescholden.

Paragraaf

12.4

Overgangsbepaling in verband met invoering verlaagd wettelijk collegegeld

Artikel

12.26

Hoogte collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet in verband met invoering verlaagd wettelijk collegegeld

In afwijking van artikel 3.16a, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 3.16d kan een ho-student die verlaagd wettelijk collegegeld als bedoeld in artikel 7.45, vijfde lid, WHW verschuldigd is, tot 1 september 2019 ten hoogste het bedrag lenen van het volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, WHW en voor zover van toepassing, gelezen in samenhang met artikel 6.7 WHW.

Paragraaf

12.5

Overgangsbepaling in verband met de Wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het verminderen van het aantal OV-boetes

Artikel

12.27

Paragraaf

12.6

Overgangsbepaling in verband met een wijziging van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Artikel

12.28

Cohortgarantie meeneembare studiefinanciering

Op een student die studiefinanciering toegekend heeft gekregen voor het volgen van een opleiding buiten Nederland op grond van artikel 2.14, zoals dat luidde op 23 juli 2019, blijft artikel 2.14 van toepassing zoals dat luidde op 23 juli 2019 zolang de student zonder onderbreking studiefinanciering geniet.

Paragraaf

12.7

Overgangsbepaling in verband met de Verzamelwet OCW 2020

Artikel

12.29

Cohortgarantie mbo-student opleiding niveau 3 of 4 voor 1 augustus 2005

Op de mbo-student die voor 1 augustus 2005 voor het volgen van beroepsonderwijs studiefinanciering ontving, blijven de artikelen 2.7a, 2.15a, 4.6 en 12.1aa van toepassing zoals deze luidden op 31 maart 2020.

Paragraaf

12.8

Overgangsbepalingen in verband met de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs

Artikel

12.30

Tegemoetkoming voor cohorten onder het studievoorschot hoger onderwijs

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

12.31

Kwijtschelding studieschuld voor ho-studenten met een handicap of chronische ziekte

Artikel

12.32

Overgangssituatie terugbetalingsregels mbo

Hoofdstuk

13

Maatregelen voor studenten in verband met uitbraak COVID-19

Artikel

13.1

Aanspraak op tegemoetkoming

Artikel

13.2

Omvang tegemoetkoming

De omvang van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 13.1, wordt vastgesteld bij ministeriële regeling. Daarbij kan in ieder geval aan de hand van het aantal maanden studievertraging onderscheid worden gemaakt tussen verschillende groepen studenten.

Artikel

13.2a

Aanspraak op extra reisvoorziening

Artikel

13.3

Horizonbepaling

Dit hoofdstuk vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Hoofdstuk

14

Slotbepalingen

Artikel

14.2

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op 1 september 2000, met uitzondering van:

  • a.

    artikel 13.6 dat voor wat betreft de onderdelen B en C in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 augustus 2000,

  • b.

    artikel 13.13 dat voor wat betreft onderdeel A in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 september 1996, en

  • c.

    artikel 13.13 dat voor wat betreft onderdeel B in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

14.3

Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet studiefinanciering 2000.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, L. M. L. H. A. Hermans
De Minister van Justitie, A. H. Korthals