Besluit van 8 augustus 1994, houdende regelen betreffende het fokken van vee en overige diersoorten

Fokkerijbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 1 februari 1994, No. J. 941220, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 77/504/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1977 betreffende raszuivere fokrunderen (PbEG L 206), richtlijn nr. 87/328/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1987 betreffende de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting (PbEG L 167), richtlijn nr. 88/661/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1988 betreffende zoötechnische normen die gelden voor fokvarkens (PbEG L 382), richtlijn nr. 89/361/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en -geiten (PbEG L 153), richtlijn nr. 90/118/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 1990 betreffende de toelating van raszuivere fokvarkens tot de voortplanting (PbEG L 71), richtlijn nr. 90/119/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 1990 betreffende de toelating van hybride fokvarkens tot de voortplanting (PbEG L 71), richtlijn nr. 90/427/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PbEG L 224), richtlijn nr. 91/174/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 maart 1991 inzake zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in rasdieren en tot wijziging van de richtlijnen 77/504/EEG en 90/425/EEG (PbEG L 85), richtlijn nr. 94/28/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo’s en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (PbEG L 178) en op de op voormelde richtlijnen gebaseerde regelgeving van de Europese Gemeenschap alsmede op de artikelen 76, eerste lid, 108, 111 en 130, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
Gezien het advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden en het advies van het Landbouwschap;
De Raad van State gehoord (advies van 11 juli 1994, no. W11.94.0060);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 27 juli 1994, No. J. 9412185, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

richtlijn 77/504/EEG:

richtlijn nr. 77/504/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1977 betreffende raszuivere fokrunderen (PbEG L 206);

richtlijn 87/328/EEG:

richtlijn nr. 87/328/EEG van de Raad van de EuropeseGemeenschappen van 18 juni 1987 betreffende de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting (PbEG L 167);

richtlijn 88/661/EEG:

richtlijn nr. 88/661/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1988 betreffende de zoötechnische normen die gelden voor fokvarkens (PbEG L 382);

richtlijn 89/361/EEG:

richtlijn nr. 89/361/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en -geiten (PbEG L 153);

richtlijn 90/118/EEG:

richtlijn nr. 90/118/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 1990 betreffende de toelating van raszuivere fokvarkens tot de voortplanting (PbEG L 71);

richtlijn 90/119/EEG:

richtlijn nr. 90/119/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 1990 betreffende de toelating van hybride fokvarkens tot de voortplanting (PbEG L 71);

richtlijn 90/427/EEG:

richtlijn 90/427/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PbEG L 224);

richtlijn 91/174/EEG:

richtlijn nr. 91/174/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 maart 1991 inzake zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in rasdieren en tot wijziging van de richtlijnen 77/504/EEG en 90/425/EEG (PbEG L 85);

richtlijn 94/28/EG:

richtlijn nr. 94/28/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (PbEG L 178);

paardachtigen:

als huisdier gehouden paarden, ezels of kruisingen daarvan;

derde land:

land dat geen Lid-Staat van de Europese Unie is;

raszuiver:

ingeschreven in: - een stamboek als bedoeld inartikel 1 van richtlijn 77/504/EEG, artikel 1 van richtlijn 88/661/EEG, artikel 2 van richtlijn 89/361/EEG of artikel 2 van richtlijn 90/427/EEG; - een stamboek of register als bedoeld in artikel 1 van richtlijn 91/174/EEG, of - een stamboek of register als bedoeld in artikel 4, eerste gedachtenstreepje, van richtlijn 94/28/EG, dan wel, zolang de lijst, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van richtlijn 94/28/EG nog niet is vastgesteld, in een stamboek of register in een derde land;

hybride:

ingeschreven in: - een register als bedoeld in ratikel 1 van richtlijn 88/661/EEG.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

5

Onze Minister trekt een ingevolge artikel 3, eerste lid, verleende erkenning in, indien hij van oordeel is dat niet meer wordt voldaan aan de in die bepaling bedoelde voorwaarden voor die erkenning of dat onvoldoende gewaarborgd is dat de betrokken organisatie de in artikel 2, eerste lid, en artikel 6, eerste lid, bedoelde voorschriften naleeft.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van het bij en krachtens de artikelen 8 en 9 bepaalde.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

De artikelen 76 en 129, onderdeel a, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede dit besluit treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel

14

Dit besluit wordt aangehaald als: Fokkerijbesluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, P. Bukman
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager