Wet van 24 september 1992, houdende vaststelling van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is uit een oogpunt van gezondheid en welzijn van dieren, uit ethische overwegingen en uit een oogpunt van bescherming van veiligheid van mens en dier regelen te geven ten aanzien van dieren en handelingen met dieren en dat het voorts wenselijk is regelen te geven terzake van de uitvoer van dieren en dierlijke produkten alsmede met het oog op de raszuiverheid van produkten van de Nederlandse fokkerij;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Hoofdstuk

II

De zorg voor de gezondheid van dieren

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter voorkoming van verspreiding van smetstof regelen worden gesteld waaraan markten en andere verzamelplaatsen van dieren, slachterijen, inrichtingen waarin producten van dierlijke oorsprong worden gewonnen, be- of verwerkt, inrichtingen waarin diervoeder wordt bereid en plaatsen waar vervoermiddelen worden ontsmet moeten voldoen.

Artikel

7

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter voorkoming van verspreiding van smetstof regelen worden gesteld ten aanzien van:

  • a.

    de reiniging en ontsmetting van stallen, kooien, vervoermiddelen, de daarbij behorende voorwerpen en andere plaatsen en voorwerpen waar of waarin dieren, produkten van dierlijke oorsprong, diervoeder alsmede andere produkten of voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn, hebben verbleven;

  • b.

    het behandelen van de in onderdeel a bedoelde produkten waardoor zij geen gevaar meer kunnen opleveren voor de verspreiding van smetstof dan wel het vernietigen van deze produkten en de in onderdeel a bedoelde voorwerpen.

Artikel

8

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

9

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Afdeling

2

Het weren van besmettelijke dierziekten

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Onze Minister kan voorts regelen stellen met betrekking tot de reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen waarin en plaatsen waarop, alsmede met betrekking tot de reiniging, ontsmetting dan wel vernietiging van verpakkingsmateriaal waarin de in artikel 10, eerste lid, bedoelde, in Nederland gebrachte dieren, produkten en voorwerpen hebben verbleven.

Artikel

13

Artikel

14

De in deze afdeling bedoelde regelen kunnen onder meer verschillen naar gelang van het land van herkomst en naar gelang van de bestemming der dieren, produkten en voorwerpen.

Afdeling

3

De bestrijding van besmettelijke dierziekten

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Indien de houder van een dier vermoedt dat dat dier door een besmettelijke dierziekte is aangetast, dan wel indien de houder van een dier door een dierenarts of een in artikel 114 bedoelde ambtenaar van een dergelijk vermoeden op de hoogte is gesteld, is hij verplicht aan deze naar waarheid alle inlichtingen te verstrekken en alle medewerking te verlenen, welke deze redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig heeft en al datgene te doen wat in zijn vermogen ligt om de aard van de ziekte zo spoedig mogelijk te doen vaststellen.

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Een door Onze Minister aangewezen ambtenaar stelt het tijdstip vast waarop de verdenking is ontstaan dat een dier lijdt aan een besmettelijke dierziekte alsmede het tijdstip waarop deze verdenking eindigt en stelt daarbij tevens vast welke op het bedrijf aanwezige dieren op het tijdstip waarop de verdenking is ontstaan reeds ziek waren en welke dieren op dat tijdstip van de ziekte verdacht waren.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

De burgemeester kan een bevel uitvaardigen, dat de in zijn gemeente of in een bepaald gedeelte van zijn gemeente aanwezige dieren van door hem aangewezen soorten moeten worden vastgelegd of opgesloten.

Artikel

28

In de gemeente of het gedeelte van de gemeente ten aanzien waarvan een bevel, als bedoeld in artikel 27, is uitgevaardigd, mogen dieren van de door de burgemeester aangewezen soort, die niet zijn vastgelegd of opgesloten, op zijn last worden gedood.

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Indien in het belang van de bestrijding van besmettelijke dierziekten naar het oordeel van Onze Minister een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, kan hij bepalen dat door hem krachtens dit hoofdstuk vastgestelde regelingen onmiddellijk na hun bekendmaking in werking treden. In dat geval kan hij zodanige regeling, in afwijking van het bepaalde in artikel 4, eerste lid, van de Bekendmakingswet (Stb. 1988, 18), op andere dan de daar genoemde wijze bekend maken.

Artikel

32

Bij het stellen van regelen en het voorschrijven van maatregelen krachtens dit hoofdstuk kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de Meststoffenwet (Stb. 1986, 598).

Hoofdstuk

III

De zorg voor het welzijn van dieren

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

33

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Het is de houder van een dier verboden aan een dier de nodige verzorging te onthouden.

Artikel

38

Bij algemene maatregel van bestuur worden voor bij die maatregel aangewezen categorieën van houders van dieren van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren regelen gesteld omtrent de verzorging, voedering, drenking, behandeling en het africhten van dieren.

Artikel

39

Het is verboden dieren van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten of categorieën van dieren van het ouderdier te scheiden voordat die dieren een bij die maatregel vastgestelde leeftijd hebben bereikt.

Afdeling

2

Lichamelijke ingrepen bij dieren

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent embryotransplantatie bij dieren van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren.

Afdeling

3

Het doden van dieren

Artikel

43

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

44

Afdeling

4

De huisvesting van dieren

Artikel

45

Artikel

46

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

47

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

48

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

49

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

50

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

51

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

52

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

53

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

54

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Afdeling

5

Het fokken met dieren

Artikel

55

Afdeling

6

Het verkopen, verhuren en verloten van dieren

Artikel

56

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

57

Het is verboden dieren als prijs, beloning of gift uit te loven of uit te reiken bij wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere dergelijke evenementen.

Afdeling

7

Het vervoeren van dieren

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Afdeling

8

Het gebruik van dieren bij wedstrijden

Artikel

61

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

In het belang van een doelmatige handhaving van deze afdeling kan Onze Minister regelen stellen met betrekking tot de organisatie van wedstrijden en de inrichting van wedstrijdterreinen. Daarbij kan worden bepaald dat de organisatie van nader aan te wijzen wedstrijden slechts is toegestaan aan instellingen die:

  • a.

    in hun statuten hebben bepaald dat overtreding van het bepaalde in deze afdeling aan intern tuchtrecht is onderworpen, tenzij de officier van justitie beslist dat een overtreding strafrechtelijk zal worden afgedaan;

  • b.

    met betrekking tot de onder hun verantwoordelijkheid georganiseerde wedstrijden nader aan te wijzen werkzaamheden in het kader van het verlenen van bijstand aan het toezicht op de naleving van deze afdeling verrichten.

Afdeling

9

Overige bepalingen

Artikel

65

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

IV

Biotechnologie

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

Artikel

69

Artikel

70

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen gesteld omtrent de procedure van voorbereiding van beslissingen omtrent de verlening, wijziging of intrekking van vergunningen als bedoeld in artikel 66.

Artikel

71

Van een verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 66 of de intrekking daarvan wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel

72

Onze Minister kan in ieder geval een vergunning met onmiddellijke ingang schorsen, wijzigen dan wel intrekken indien:

  • a.

    de bij de aanvraag verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

  • b.

    na de verlening van de vergunning is gebleken van feiten en omstandigheden die, waren zij bekend op het moment van de verlening van de vergunning, aanleiding zouden zijn geweest om de aanvraag te wijzigen dan wel af te wijzen;

  • c.

    de vergunning in strijd met wettelijke voorschriften is verleend of

  • d.

    in strijd wordt gehandeld met de aan de vergunning verbonden voorschriften of met de beperkingen waaronder de vergunning is verleend.

Hoofdstuk

V

Regelen met betrekking tot agressieve dieren

Artikel

73

Artikel

74

Hoofdstuk

VI

Regelen met betrekking tot het fokken van vee

Artikel

75

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder stamboek: boek, register, kaartsysteem of andere informatiedrager, bijgehouden door een door Onze Minister erkende instelling, waarin vee van een bepaald ras wordt ingeschreven of geregistreerd met vermelding van het voorgeslacht.

Artikel

76

Hoofdstuk

VII

Het brengen van dieren en produkten van dierlijke oorsprong buiten Nederland

Artikel

77

Artikel

78

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van andere dan in artikel 77, eerste lid, bedoelde dieren van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren en bij die maatregel aangewezen produkten van dierlijke oorsprong worden verboden, tenzij de zending overeenkomstig daartoe gestelde regelen voorzien is van een of meer merken en vergezeld gaat van een of meer bewijsstukken aangebracht onderscheidenlijk afgegeven op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek, ten bewijze dat voldaan is aan de met het oog op de uitvoer bij of krachtens die maatregel gestelde eisen.

Artikel

79

Artikel

80

Indien er gevaar bestaat voor overbrenging van een in Nederland opgetreden besmettelijke dierziekte kan Onze Minister het buiten Nederland brengen van dieren en dierlijke produkten afkomstig uit Nederland of een door hem te bepalen gedeelte daarvan verbieden dan wel verbieden indien niet voldaan wordt aan door hem te stellen regelen.

Artikel

81

Hoofdstuk

VIII

Financiële bepalingen

Afdeling

1

Rijksbijdragen

Artikel

82

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

83

Uit ’het“‘het” moet zijn het. Diergezondheidsfonds worden betaald:

  • a.

    de kosten van de uitvoering van de in artikel 22, eerste lid, onderdeel c, d en h, genoemde maatregelen, met uitzondering van die van het reinigen van stallen en de daarin aanwezige voorwerpen alsmede van het reinigen en ontsmetten van markten, andere plaatsen waar dieren van verschillende houders bijeen zijn gebracht, diergaarden en daarmee vergelijkbare inrichtingen;

  • b.

    de kosten van het ter beschikking stellen van de middelen ter ontsmetting, als bedoeld in artikel 26.

Artikel

84

Onze Minister kan bepalen, dat de kosten van het in artikel 17, eerste lid, bedoelde behandelen en merken geheel of gedeeltelijk worden betaald uit ’s Rijks kas.

Afdeling

2

Tegemoetkomingen in de schade

Artikel

85

Artikel

86

Artikel

88

Artikel

89

Terstond nadat de waarde is vastgesteld deelt Onze Minister aan de eigenaar het bedrag van de waardevaststelling mede.

Artikel

90

Artikel

91

Schade veroorzaakt door de toepassing van maatregelen, als bedoeld in artikel 17 of 21, kan voor zover deze niet uit hoofde van deartikelen 86 of 90 voor vergoeding in aanmerking komt, in door Onze Minister te bepalen bijzondere gevallen geheel of gedeeltelijk uit ’het“‘het” moet zijn het. Diergezondheidsfonds worden vergoed.

Afdeling

3

Heffingen

Artikel

91a

Artikel

91b

Artikel

91c

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat over de bij die maatregel vast te stellen categorieën varkens geheel of ten dele geen varkensheffing verschuldigd is.

Artikel

91d

Artikel

91e

Artikel

91f

De varkensheffing wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel

91g

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de door de in artikel 91a, eerste lid, bedoelde heffingplichtigen te voeren administratie met het oog op de vaststelling van het aantal en de categorieën varkens waarover de varkensheffing verschuldigd is en de toepassing van het bij of krachtens artikel 91e bepaalde.

Artikel

91h

Artikel

91i

Artikel

92

Artikel

92a

Artikel

93

Artikel

93a

Artikel

94

Artikel

95

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Afdeling

4

Het Diergezondheidsfonds

Artikel

95b

Artikel

95c

Uit het fonds kunnen betalingen worden verricht:

Artikel

95d

Artikel

95e

Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder betalingen worden verricht, alsmede met betrekking tot de informatieverstrekking over de besteding van de verkregen bijdragen.

Hoofdstuk

IX

Overige bepalingen

Artikel

96

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten behoeve van de algemene gezondheidstoestand of van het welzijn van dieren, ter voorkoming van de verspreiding van smetstof of van de aanwezigheid van schadelijke stoffen in dieren en produkten van dierlijke oorsprong dan wel ter bescherming van de veiligheid van mens of dier regelen worden gesteld omtrent de identificatie en registratie van dieren alsmede van levende dierlijke producten.

Artikel

96a

Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 3, 35, 45 en 96 kan worden bepaald dat op een bedrijf waarnaar een varkensrecht als bedoeld in artikel 1 van de Wet herstructurering varkenshouderij, of een gedeelte van dat recht, is overgegaan, en op een bedrijf waarvan het varkensrecht is overgegaan in het kader van een bedrijfsoverdracht als bedoeld in artikel 20 van die wet, vanaf het tijdstip waarop registratie van de kennisgeving van overgang overeenkomstig de artikelen 18 en 19, onderscheidenlijk 20, van die wet heeft plaatsgevonden, het bij of krachtens de maatregel geregelde overgangsrecht niet van toepassing is ten aanzien van de op het tijdstip van registratie van de kennisgeving van overgang gestelde regels, voor zover deze betrekking hebben op varkens.

Artikel

97

Artikel

98

Artikel

99

Artikel

100

De dierenartsen zijn verplicht van alle door hen opgemerkte gevallen van dierziekten waarop afdeling 3 van Hoofdstuk II van toepassing is, alsmede van gevallen van andere door Onze Minister aangewezen dierziekten onverwijld kennis te geven aan een door Onze Minister aangewezen ambtenaar en aan de burgemeester van de gemeente waar het dier zich bevindt.

Artikel

101

Artikel

102

Artikel

103

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

104

Artikel

105

Artikel

106

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen, indien dit ter voorkoming van verspreiding van smetstof noodzakelijk is.

Artikel

107

Artikel

108

Artikel

109

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel

110

Artikel

110a

Uiterlijk binnen drie maanden na het tijdstip waarop een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 91h, eerste lid, dan wel een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 92, eerste lid, in werking treedt, wordt een voorstel van wet tot goedkeuring van de betrokken algemene maatregel van bestuur aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de Kamers der Staten-Generaal tot het niet aannemen van het voorstel besluit, wordt de betrokken maatregel ingetrokken bij algemene maatregel van bestuur, met ingang van het tijdstip waarop eerstbedoelde maatregel in werking trad.

Artikel

111

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap vastgestelde verplichtingen inzake onderwerpen waarop deze wet van toepassing is, regelen worden gesteld waarbij kan worden afgeweken van bepalingen van deze wet.

Artikel

113

Deze wet treedt niet in hetgeen bij of krachtens de Wet op de dierproeven (Stb. 1977, 67) is geregeld, met dien verstande dat onverminderd van kracht blijft hetgeen is of wordt bepaald bij of krachtens de artikelen 35, 38, 42, 45 tot en met 54, 55, 66 en 76.

Hoofdstuk

X

Toezicht en opsporing

Artikel

114

Artikel

115

Artikel

117

Artikel

119

Artikel

120

Een ieder ten aanzien van wie een der in de artikelen 115 of 117 van deze wet omschreven bevoegdheden wordt uitgeoefend met het oog op de opsporing van besmettelijke dierziekten, dan wel een ieder die werkzaam is op het gebied van het voorkomen en bestrijden van dierziekten, is verplicht aan de in artikel 114 en in artikel 117 bedoelde ambtenaren alle medewerking te verlenen, welke deze voor de opsporing van besmettelijke dierziekten redelijkerwijs behoeven.

Hoofdstuk

XI

Slotbepalingen

Artikel

121

Artikel

122

Artikel

122a

Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de artikelen 91a tot en met 93a, alsmede de artikelen 95a tot en met 95e, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van het in die artikelen bepaalde.

Artikel

123

In hetgeen bij of krachtens de Visserijwet 1963 (Stb. 312) is of wordt voorzien, wordt niet voorzien krachtens deze wet.

Artikel

124

Wijzigt de Veewet.

Artikel

125

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

127

Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

129

De volgende wetten worden ingetrokken:

  • a.

    de Paardenwet 1939 (Stb. 620);

  • b.

    de Bijenwet 1947 (Stb. H 13);

  • c.

    dit onderdeel is nog niet in werking getreden;

  • d.

    dit onderdeel is nog niet in werking getreden;

  • e.

    dit onderdeel is nog niet in werking getreden;

  • f.

    dit onderdeel is nog niet in werking getreden;

  • g.

    dit onderdeel is nog niet in werking getreden;

  • h.

    de Wet dierenvervoer (Stb. 1977, 338);

  • i.

    dit onderdeel is nog niet in werking getreden.

Artikel

130

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J. D. Gabor
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. J. Simons
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

behorende bij Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

1. Fokzeugen (ten minste eenmaal gedekt of geïnsemineerd; guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn):

a. waarvan de biggen aan een ander bedrijf worden geleverd ca. 6 weken na hun geboorte (ook fokzeugen die nog geen biggen hebben)

3,6

b. waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht van ca. 25 kg (ook fokzeugen waarvan de biggen op het eigen bedrijf worden gehouden)

5,5

2. Opfokzeugen (jonge zeugen, nooit gedekt of geïnsemineerd, gehouden voor de fokkerij):

a. van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (aangeleverde opfokzeugen van ca. 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden of iets ouder, ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf van exact 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden)

1

b. van ca. 7 maanden tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 7 maanden of iets jonger, tot de eerste dekking).

1

c. van ca. 25 kg tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 25 kg, die niet op 7 maanden worden afgeleverd, maar worden aangehouden tot de eerste dekking; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf die worden aangehouden van exact 25 kg tot de eerste dekking)

1

3. Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (jonge nog niet dekrijpe beren, die worden aangehouden voor de fokkerij, van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden of iets ouder; ook beren afkomstig van het eigen bedrijf vanaf exact 25 kg)

1

4. Dekberen, van ca. 7 maanden en ouder (dekrijpe beren – ook zoekberen – van ca. 7 maanden en ouder; ook aangeleverde beren van iets jonger dan 7 maanden; beren afkomstig van het eigen bedrijf te rekenen vanaf exact 7 maanden)

1

5. Biggen, aangeleverd op ca. 6 weken, tot ca. 25 kg (gespeende biggen die op ca. 6 weken zijn aangeleverd, die worden afgeleverd op ca. 25 kg; ook op 6 weken aangeleverde biggen die op het eigen bedrijf worden aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg)

1

Mesterij

6. Slachtzeugen (zeugen die niet meer gebruikt worden voor fokkerij, maar worden afgemest)

1

7. Vleesvarkens (varkens die doorgaans worden gemest vanaf ca. 25 kg of iets lichter tot ca. 110 kg; ook biggen afkomstig van het eigen, gesloten bedrijf vanaf exact 25 kg)

1