Wet van 15 september 1994, houdende regelen met betrekking tot de oprichting van de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel

Wet Stichting CAOP

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Staat der Nederlanden overgaat tot mede-oprichting van de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel, waarin de vermogensbestanddelen van de Staat die worden toegerekend aan het Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken worden ingebracht, voor welke mede-oprichting ingevolge artikel 29 van de Comptabiliteitswet machtiging bij wet is vereist;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  • b.

    Stichting CAOP: de stichting, bedoeld in artikel 2;

  • c.

    overgangsdatum: datum van oprichting van de Stichting CAOP;

  • d.

    personeelslid: degene die op de dag voor de overgangsdatum in dienst is bij het Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, hetzij als ambtenaar, hetzij op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

8

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet Stichting CAOP.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager