Artikel
1.01
Betekenis van enige uitdrukkingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
-
a.
schip: een binnenschip met inbegrip van een klein schip en een veerpont, zomede een drijvend werktuig en een zeeschip;
-
b.
motorschip: een schip dat gebruik maakt van zijn eigen mechanische middelen tot voortbeweging, met uitzondering van een schip waarvan de motor slechts wordt gebruikt voor het zich verplaatsen over een kleine afstand (bijvoorbeeld in havens of op laad- en losplaatsen) of ter verbetering van zijn bestuurbaarheid wanneer het wordt gesleept of geduwd;
-
c.
samenstel: een sleep, een duwstel of een gekoppeld samenstel;
-
d.
sleep: een samenstel van één of meer schepen, drijvende inrichtingen of drijvende voorwerpen, dat door één of meer motorschepen wordt gesleept; deze laatsten maken deel uit van het samenstel;
-
e.
duwstel: een hecht samenstel van schepen, waarvan er ten minste één is geplaatst vóór het motorschip, dat dient voor het voortbewegen van het samenstel, dan wel vóór de beide motorschepen, die dienen voor het voortbewegen van het samenstel, en die worden aangeduid als "duwboot" of "duwboten". Hieronder wordt ook verstaan een duwstel dat is samengesteld uit een duwend en een geduwd schip waarvan de koppelingen een beheerst knikken mogelijk maken;
-
f.
duwbak: een schip dat is gebouwd of in het bijzonder geschikt is om te worden geduwd;
-
g.
zeeschipbak: een duwbak die is gebouwd om aan boord van een zeeschip te kunnen worden vervoerd en om de binnenwateren te bevaren;
-
h.
gekoppeld samenstel: een samenstel van langszijde van elkaar vastgemaakte schepen, waarvan er geen is geplaatst vóór het motorschip dat dient voor het voortbewegen van het samenstel;
-
i.
drijvend werktuig: een drijvend bouwsel, met mechanische werktuigen, dat is bestemd om op vaarwegen of in havens te worden gebruikt, zoals een baggermolen, een elevator, een bok, een kraan;
-
j.
drijvende inrichting: een drijvend bouwsel dat vanwege zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst, zoals een badinrichting, een dok, een steiger, een botenhuis;
-
k.
drijvend voorwerp: een vlot, alsmede een ander voorwerp of samenstel van voorwerpen, dat geschikt is gemaakt om te varen en dat geen schip of drijvende inrichting is;
-
l.
veerpont: een schip dat een veerdienst onderhoudt, waarbij de vaarweg wordt overgestoken, en dat door de bevoegde autoriteit als veerpont wordt aangemerkt;
-
m.
klein schip: een schip waarvan de maximale lengte van de romp, zonder het roer en de boegspriet, minder is dan 20 m, met uitzondering van:
-
-.
een schip dat is gebouwd of ingericht om andere dan kleine schepen te slepen, te duwen of langszijde vastgemaakt mede te voeren;
-
-.
een schip dat meer dan 12 passagiers mag vervoeren;
-
-.
een veerpont;
-
-.
een duwbak;
-
-.
-
n.
zeilschip: een schip dat uitsluitend onder zeil vaart. Een schip dat onder zeil vaart en tegelijkertijd zijn mechanische middelen tot voortbeweging gebruikt is een motorschip;
-
o.
stilliggend schip, drijvend voorwerp of drijvende inrichting: een schip, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting dat direct of indirect hetzij ten anker, hetzij aan de oever gemeerd ligt;
-
p.
varend schip, drijvend voorwerp of drijvende inrichting: een schip, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting dat noch direct of indirect ten anker of gemeerd ligt noch is vastgevaren;
-
q.
op radar varend schip: een schip dat gebruik maakt van radar voor het varen bij slecht zicht;
-
r.
des nachts: de tijd tussen zonsondergang en zonsopgang;
-
s.
des daags: de tijd tussen zonsopgang en zonsondergang;
-
t.
wit licht, rood licht, groen licht, geel licht en blauw licht: een licht waarvan de kleur voldoet aan de Voorschriften omtrent de kleur en de sterkte der lichten, alsmede omtrent de goedkeuring der navigatielantaarns voor de Rijnvaart;
-
u.
krachtig licht, helder licht en gewoon licht: een licht waarvan de sterkte voldoet aan de Voorschriften omtrent de kleur en de sterkte der lichten, alsmede omtrent de goedkeuring der navigatielantaarns voor de Rijnvaart;
-
v.
flikkerlicht: een periodelicht, tonende 40 tot 60 flikkeringen per minuut;
-
w.
korte stoot: een geluidssein, durende ongeveer 1 seconde; lange stoot: een geluidssein, durende ongeveer 4 seconden en waarbij de tijdruimte tussen de opeenvolgende stoten ongeveer 1 seconde bedraagt;
-
x.
reeks zeer korte stoten: een reeks van ten minste 6 stoten, elk durende ongeveer 1/4 seconde en waarbij de tijdruimte tussen de opeenvolgende stoten ongeveer 1/4 seconde bedraagt;
-
y.
linker- en rechteroever: de zijden van de vaarweg gezien in de richting van de bron naar de monding;
-
z.
stroomopwaarts: de richting naar de bronnen van de Rijn, met inbegrip van die riviergedeelten waar de stroomrichting met het getij verandert;
-
aa.
ADNR: het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn.