Regeling uitvoering vervoerplan EZ

De Minister van Economische Zaken,
Gehoord de bijzondere commissie als bedoeld in artikel 113 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement bij het ministerie van Economische Zaken;

Besluit:

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.
de minister:

de minister van Economische Zaken;

b.
het ministerie:

het ministerie van Economische Zaken en de daaronder ressorterende diensten, met uitzondering van het Centraal Bureau voor de Statistiek;

c.
medewerker:

personeelslid van het ministerie met een aanstelling in vaste of in tijdelijke dienst;

d.
woon-werkverkeer:

reizen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling;

e.
vervoerperiode:

tijdvak waarin uitvoering aan het vervoerplan wordt gegeven;

f.
fietsbonnen:

bonnen voor fietsonderhoud en -accessoires bij een daartoe door de directeur Interne Zaken aan te wijzen onderneming;

g.
OV-zone:

een als zodanig door de openbaar vervoerbedrijven aangeduid openbaar vervoergebied met een bepaalde trajectafstand;

h.
kernzone:

OV-zone waarbinnen zich het werkadres van de medewerker bevindt;

i.
OV-kilometers:

de afstand tussen woonplaats en plaats van tewerkstelling gemeten in treinkilometers volgens de methodiek van de Nederlandse Spoorwegen bij woon-werkverkeer per trein, respectievelijk de trajectafstand van OV-zones bij andere vormen van openbaar vervoer, of een combinatie van beide;

j.
de grootverbruikersovereenkomst:

de voor de betrokken vervoerperiode door de Staat, vertegenwoordigd door de minister met NS Reizigers B.V. gesloten grootverbruikersovereenkomst betreffende de levering van openbaar vervoerjaarkaarten aan medewerkers;

k.
de winterovereenkomst:

Vervallen.

l.
de maximum vergoeding:

de maximum vergoeding per maand ingevolge artikel 12a van de Verplaatsingskostenregeling 1989;

m.
de uitvoerder:

voor het ministerie in enge zin de directeur Interne Zaken en voor de onder het ministerie ressorterende diensten de respectieve hoofden van die diensten;

n.
de fiets EZ-optie:

de zogeheten optie, als omschreven in de brochure ‘de fiets EZ 1998’, kenmerk IZ/september 1997.

Artikel

2

De medewerker die voor het woon-werkverkeer gebruik maakt van de fiets, het openbaar vervoer of een combinatie van beide, komt per vervoerperiode in aanmerking voor een tegemoetkoming in de daaraan verbonden kosten, overeenkomstig de hierna volgende bepalingen.

Artikel

3

Artikel

4

Ingeval de medewerker minder dan drie dagen per week werkt bestaat de in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming uit:

Artikel

5

In de gevallen bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen b en c, kan de medewerker door tussenkomst van de uitvoerder van NS Reizigers B.V. een desbetreffende openbaar vervoerkaart betrekken tegen de daarvoor ingevolge de winterovereenkomst respectievelijk de grootverbruikersovereenkomst geldende prijs.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

De medewerker levert de hem door NS Reizigers B.V. verstrekte openbaar vervoerkaart tevens bij de uitvoerder in:

  • a.

    aan het einde van de geldigheidsduur van de kaart,

  • b.

    bij voorzienbare afwezigheid van twee maanden of langer, uiterlijk de laatste werkdag voor de aanvang daarvan, en

  • c.

    het verlaten van de dienst, binnen twee werkdagen na de datum van de beëindiging van het dienstverband.

Artikel

12

Indien de medewerker niet of niet tijdig voldoet aan het bepaalde in artikel 10, tweede lid, of artikel 11 brengt de minister de kosten die daarvan het gevolg zijn aan hem in rekening.

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 1 februari 1994.

's-Gravenhage
De minister van Economische Zaken, G.J.Wijers