Besluit van 25 oktober 1994, houdende het Warenwetbesluit Zuivel

Warenwetbesluit Zuivel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 11 mei 1994, nr DGVgz/VVP/L 94916, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op Verordening (EEG) nr 1411/71 van de Raad van 29 juni 1971 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten met betrekking tot melk bestemd voor menselijke consumptie (PbEG L 148);
op Verordening (EEG) nr 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelprodukten bij het in de handel brengen (PbEG L 182);
op Richtlijn nr 76/118/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 december 1975 houdende onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende bepaalde voor menselijke voeding bestemde geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG L 24);
op Richtlijn nr 79/1067/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 november 1979 tot vaststelling van communautaire analyse-methoden voor de controle van bepaalde voor menselijke voeding bestemde geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG L 327);
op Richtlijn nr 83/417/EEG van de Raad van 25 juli 1983 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde melkeiwitten (caseïne en caseïnaten) (PbEG L 237);
op Richtlijn nr 85/503/EEG van de Commissie van 25 oktober 1985 betreffende analysemethoden inzake voor menselijke voeding bestemde caseïnen en caseïnaten (PbEG L 308);
op Richtlijn nr 92/46/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en produkten op basis van melk (PbEG L 268);
op Richtlijn nr 92/47/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 houdende vaststelling van de voorschriften voor het toestaan van tijdelijke en beperkte afwijkingen op de specifieke communautaire gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van melk en produkten op basis van melk (PbEG L 268);
op artikel II van de Wijzigingswet 1988 Warenwet jo. de artikelen 14, 14a, 15, 16 en 16a van de Warenwet (Stb. 1935, 793);
Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 8 april 1994 met nummer 14 721/(21)5;
De Raad van State gehoord (advies van 1 augustus 1994, no. W13.94.0306);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 oktober 1994 met nummer DGVgz/VVP/L 942092, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Richtlijn 76/118/EEG: Richtlijn nr 76/118/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 december 1975 houdende onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende bepaalde voor menselijke voeding bestemde geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG L 24);

  • b.

    Richtlijn 79/1067/EEG: Richtlijn nr 79/1067/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 november 1979 tot vaststelling van communautaire analyse-methoden voor de controle van bepaalde voor menselijke voeding bestemde geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (PbEG L 327);

  • c.

    Richtlijn 83/417/EEG: Richtlijn nr 83/417/EEG van de Raad van 25 juli 1983 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde melkeiwitten (caseïne en caseïnaten) (PbEG L 237);

  • d.

    Richtlijn 85/503/EEG: Richtlijn nr 85/503/EEG van de Commissie van 25 oktober 1985 betreffende analysemethoden inzake voor menselijke voeding bestemde caseïnen en caseïnaten (PbEG L 308);

  • e.

    Richtlijn 92/46/EEG: Richtlijn nr 92/46/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en produkten op basis van melk (PbEG L 268);

  • f.

    Richtlijn 92/47/EEG: Richtlijn nr 92/47/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 houdende vaststelling van de voorschriften voor het toestaan van tijdelijke en beperkte afwijkingen op de specifieke communautaire gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van melk en produkten op basis van melk (PbEG L 268);

  • g.

    koemelk: het door het melken van één of meer koeien verkregen produkt, zonder dat daaraan stoffen worden toegevoegd of onttrokken;

  • h.

    rauwe melk: melk die is afgescheiden door de melkklier van een of meer koeien, ooien, geiten of buffelkoeien, die niet is verwarmd tot boven 40°C en die evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;

  • i.

    thermisatie: verhitting van rauwe melk tot een temperatuur tussen 57°C en 68°C, zodanig dat de melk na deze behandeling positief blijft reageren op de fosfatase-test;

  • j.

    warmtebehandeling: elke behandeling door verhitting die, onmiddellijk na de toepassing ervan, een negatieve reactie bij de fosfatase-test tot gevolg heeft;

  • k.

    melk bestemd voor de bereiding van produkten op basis van melk:

    • 1°.

      rauwe melk bestemd voor verwerking;

    • 2°.

      vloeibare of bevroren melk, verkregen uit rauwe melk die al dan niet een toegestane fysische behandeling, zoals een warmtebehandeling of een thermisatie, heeft ondergaan en waarvan de samenstelling al dan niet is gewijzigd, mits deze wijziging beperkt blijft tot het toevoegen of het onttrekken van natuurlijke melkbestanddelen;

  • l.

    warmtebehandelde consumptiemelk:

    • 1°.

      voor verkoop aan een eindverbruiker en aan instellingen bestemde consumptiemelk die uit rauwe melk is verkregen door een warmtebehandeling en die wordt aangeboden als gepasteuriseerde melk, UHT-melk, gesteriliseerde melk of hooggepasteuriseerde melk;

    • 2°.

      door pasteurisatie behandelde melk voor bulk-verkoop op verzoek van de individuele eindverbruiker;

  • m.

    produkten op basis van melk:

    • 1°.

      zuivelprodukten, dat wil zeggen produkten die uitsluitend zijn verkregen uit rauwe melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de volledige of gedeeltelijke vervanging van één van de bestanddelen van de melk;

    • 2°.

      samengestelde zuivelprodukten, dat wil zeggen produkten waarvan geen enkel element in de plaats komt van een melkbestanddeel of bedoeld is om daarvoor in de plaats te komen en waarvan de melk of een zuivelprodukt een essentieel bestanddeel is, hetzij door de hoeveelheid, hetzij omdat het effect kenmerkend is voor deze produkten;

  • n.

    micro-organismen van yoghurt-cultuur: micro-organismen van de soorten Lactobacillus del-brueckii ssp. bulgaricus en Lactococcus salivarius ssp. thermophilus;

  • o.

    Conventie van Stresa: de internationale overeenkomst nopens het gebruik van aanduidingen van herkomst en benamingen van kaassoorten, tot stand gekomen te Stresa op 1 juni 1951 (Trb. 1952, 61)

  • p.

    kaasstandaarden: internationale kaasstandaarden, opgesteld:

    • 1°.

      in het kader van de "FAO/WHO Code of Principles concerning Milk and Milk Products"; of

    • 2°.

      krachtens de Conventie van Stresa;

    vermeld in bijlage II;

  • q.

    melkveehouder: degene die bedrijfsmatig melkkoeien houdt, voor eigen rekening of voor rekening van anderen.

Artikel

2

§

2

Rauwe melk, bestemd voor directe aflevering aan particulieren

Artikel

3

§

3

Uitvoering EEG-richtlijnen

Artikel

4

§

3a

uitvoering EG-verordeningen

Artikel

4a

Vervallen

§

4

Stremsel bij de bereiding van kaas en kwark

Artikel

5

§

5

Etikettering van produkten op basis van melk

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

De aanduiding karnemelk mag uitsluitend worden gebezigd voor het uitsluitend uit koemelk door doelmatige microbiologische verzuring verkregen vloeibare zuivelprodukt, met als kenmerkende eigenschappen:

  • a.

    een groot aantal levende melkzuurbacteriën;

  • b.

    een vetgehalte van ten hoogste 1,0%;

  • c.

    een gehalte aan melksuiker van ten minste 30% in de vetvrije droge stof;

  • d.

    een gehalte aan vetvrije droge stof van ten minste 7,3%; en

  • e.

    een pH van ten hoogste 5,0.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Bij een in artikel 9, tweede lid, bedoelde aanduiding wordt een vermelding gebezigd inzake de naam van het desbetreffende land van bereiding, tenzij het een kaassoort betreft:

  • a.

    vermeld is in bijlage II en bereid is in het daar bedoelde land van origine; of

  • b.

    voorkomt in de Landbouwkwaliteitsregeling en bereid is in Nederland.

Artikel

12

Artikel

12a

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

De aanduiding chocolademelk mag uitsluitend worden gebezigd voor het uit koemelk en, voor wat betreft het aromatiserende deel, door het toevoegen van cacaobestanddelen verkregen samengestelde vloeibare zuivelprodukt, met een totaal vetgehalte van ten minste 2,5%.

Artikel

16

§

6

De aanduidingen halfvol en mager bij vloeibare of dikvloeibare produkten op basis van melk

Artikel

17

Van de aanduiding van een vloeibaar of dikvloeibaar produkt op basis van melk mag onderdeel uitmaken:

  • a.

    het woord "halfvolle", voor zover het betreft een waar met een totaal vetgehalte van ten minste 1,50% en ten hoogste 1,80%;

  • b.

    het woord "magere", voor zover het betreft een waar met een totaal vetgehalte van ten hoogste 0,50%; tenzij in enig wettelijk voorschrift anders is bepaald.

§

7

Slotbepalingen

Artikel

18

Artikel

19

Ingetrokken worden:

  • a.

    het Melkbesluit (Warenwet) 1974;

  • b.

    het Besluit op vaste melkprodukten (Warenwet);

  • c.

    het Kaasbesluit (Warenwet) 1981;

  • d.

    het Smeltkaasbesluit (Warenwet) 1982;

  • e.

    het Kwarkbesluit (Warenwet); en

  • f.

    het Warenwetbesluit Warmtebehandelde melk.

Artikel

20

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

21

Artikel

22

Dit besluit wordt aangehaald als: Warenwetbesluit Zuivel.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

Bijlage

I

Deze bijlage behoort bij artikel 5, tweede lid.

Het in artikel 5, tweede lid, bedoelde microbieel geproduceerde chymosine is verkregen uit Kluyveromyces lactis (K. Lactis), waarvan in het genoom een genetisch construct is ingebracht dat codeert voor het kalverprochymosine B. Dit genoom is verkregen met inachtneming van de volgende voorschriften:

  • a.

    In het construct pKS 105 wordt het DNA dat codeert voor het prochymosine B, voorafgegaan door DNA, coderend voor de signaalsequentie van mating factor uit Saccharomyces cerevisiae, die zorgdraagt voor de secretie van het Prochymosine. Daarnaast bevat het construct als selectie-marker voor de gemodificeerde gist het gen voor resistentie tegen het anti-bioticum G418. De transformatie van de gastheerstam K. lactis met het genetisch construct pKS 105 is uitgevoerd onder condities waarbij verscheidene kopieën in het genoom integreren. De integratie vindt in principe plaats in het promotor-gebied van de lactase-genen op een wijze die de transcriptie van deze genen ongemoeid laat.

  • b.

    Bij beëindiging van het fermentatie-proces in de produktie worden de gistcellen geïnactiviteerd zonder dat lysis van de cellen optreedt, en wordt, met uitzondering van het chymosine, een belangrijk deel van het organisch materiaal gedenatureerd.

  • c.

    Het preparaat wordt zodanig behandeld dat laag-moleculaire eiwitten en peptiden met een molecuulgewicht van ongeveer 5000 en lager, vrijwel geheel afwezig zijn.

Het preparaat voldoet aan het "Compendium of Food Additive Specifications volume 2" (FAO, 1992).

Bijlage

II

Deze bijlage behoort bij artikel 9, tweede lid, en 10, tweede lid.

Lijst van namen van kaassoorten, waarvoor kaasstandaarden bestaan die aanvaard zijn door de Nederlandse Regering, gevolgd door het land van origine van die soort.

A In het kader van de FAO/WHO:

Brie (Frankrijk)

Butterkäse

Camembert (Frankrijk)

Cheshire kaas (Verenigd Koninkrijk)

Coulommiers (Frankrijk)

Danablu (Denemarken)

Danbo (Denemarken)

Emmentaler (Zwitserland)

Esrom (Denemarken)

Gruyère (Zwitserland en Frankrijk)

Harzer Käse of Harzer Kaas

Herrgardsost (Zweden)

Hushallsost (Zweden)

Limburger (België)

Norvegia (Noorwegen)

Provolone (Italië)

Romadur

Samsö (Denemarken)

Svecia (Zweden)

Tilsiter kaas

B Op grond van de Conventie van Stresa:

1. Uit de A-lijst:

Gorgonzola (Italië)

Parmigiano Reggiano (Italië)

Pecorino Romano (Italië)

Roquefort (Frankrijk)

2. Uit de B-lijst:

Adelost (Zweden)

Asiago (Italië)

Caciocavallo (Italië)

Elbo (Denemarken)

Fontina (Italië)

Fiore Sardo (Italië)

Fynbo (Denemarken)

Harvarti (Denemarken)

Maribo (Denemarken)

Mycella (Denemarken)

Noekkelost (Noorwegen)

Saint-Paulin (Frankrijk)

Sbrinz (Zwitserland)

Tybo (Denemarken)