Regeling handel levende dieren en levende producten

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op Richtlijn nr. 90/425/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224), Richtlijn nr. 90/675/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 december 1990 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEG L 373), Richtlijn nr. 91/496/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PbEG L 268), Richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121), Richtlijn nr. 72/462/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen, varkens, schapen, geiten, van vers vlees of van vleesproducten uit derde landen (PbEG L 302), Richtlijn nr. 90/426/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PbEG L 224), Richtlijn nr. 90/539/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PbEG L 303), Richtlijn nr. 91/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PbEG L 46), Richtlijn nr. 88/407/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (PbEG L 194), Richtlijn nr. 90/429/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PbEG L 224), Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (PbEG L 320), Richtlijn nr. 92/65/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PbEG L 268), Richtlijn nr. 94/28/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (PbEG L 178) en Richtlijn nr. 94/42/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 1994 tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 201) alsmede op de daarop gebaseerde regelgeving van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);

Besluit:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1.1

Artikel

1.2

Hoofdstuk

2

Algemene bepalingen

Afdeling

1

Verbods- en vrijstellingsbepalingen (artikelen 2.1 tot en met 2.3)

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Artikel

2.3

Afdeling

2

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten, bestemd voor een lid-staat (artikelen 2.4 tot en met 2.15)

§

1

Uitzondering van het verbod op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten, bestemd voor een lid-staat (artikel 2.4)

Artikel

2.4

§

2

Nadere voorschriften voor het afgeven van bewijsstukken (artikelen 2.5 tot en met 2.15)

Artikel

2.5

Het bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, wordt slechts afgegeven indien op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek overeenkomstig verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie, is gebleken dat voldaan wordt aan, voor zover van toepassing, artikel 2.11, en aan:

Artikel

2.6

Vervallen

Artikel

2.7

Vervallen

Artikel

2.8

Vervallen

Artikel

2.9

Vervallen

Artikel

2.10

Vervallen

Artikel

2.11

De partij wordt vervoerd met daarvoor geschikte vervoermiddelen die voorafgaand aan het vervoer van de betreffende partij zijn gereinigd en ontsmet.

Artikel

2.12

Vervallen

Artikel

2.13

Vervallen

Artikel

2.14

Vervallen

Artikel

2.15

Indien de partij op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, geschikt is bevonden om anders dan in doorvoer buiten Nederland te worden gebracht, wordt zij onmiddellijk na het onderzoek, langs de kortste weg naar het transportmiddel vervoerd, waarmee zij buiten Nederland zal worden gebracht en wordt zij zo spoedig mogelijk, rechtstreeks, buiten Nederland gebracht.

Afdeling

3

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten, bestemd voor een derde land (artikelen 2.16 tot en met 2.21)

§

1

Uitzondering op het verbod op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten, bestemd voor een derde land (artikel 2.16)

Artikel

2.16

§

2

Nadere voorschriften voor het afgeven van bewijsstukken (artikelen 2.17 tot en met 2.21)

Artikel

2.17

Het bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, onderdeel a, wordt slechts afgegeven, indien op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek, dat onmiddellijk vóór het brengen van de partij buiten Nederland heeft plaatsgevonden, is gebleken dat voldaan aan de artikelen 2.20 en 2.21, en dat tenminste wordt voldaan aan hetgeen in:

Artikel

2.18

De bewijsstukken, bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, onderdeel b, worden slechts afgegeven, indien op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek is gebleken dat voldaan wordt aan de artikelen 2.20 en 2.21 en aan:

Artikel

2.19

Vervallen

Artikel

2.20

Indien de partij via het grondgebied van een lid-staat naar een derde land wordt gebracht, vindt het vervoer van de partij over Nederlands grondgebied onder douanetoezicht plaats.

Artikel

2.21

Artikel 2.15 is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling

4

Het brengen in Nederland van dieren en producten uit lid-staten (artikelen 2.22 tot en met 2.30)

§

1

Uitzondering op het verbod op het brengen in Nederland van dieren en producten uit lid-staten (artikel 2.22)

Artikel

2.22

§

2

Nadere voorschriften voor het brengen in Nederland van dieren en producten uit lid-staten (artikelen 2.23 tot en met 2.30)

Artikel

2.23

Artikel

2.24

Indien de partij bestemd is voor een derde land, gaat zij tijdens het vervoer naar de plaats waar zij weer buiten Nederland wordt gebracht, vergezeld van de certificaten of documenten, bedoeld in artikel 2.22, derde lid, dan wel van de documenten, bedoeld in artikel 2.22, vierde lid.

Artikel

2.25

Vervallen

Artikel

2.26

Vervallen

Artikel

2.27

Vervallen

Artikel

2.28

Vervallen

Artikel

2.29

Vervallen

Artikel

2.30

Artikel

2.31

Vervallen

§

3

Maatregelen in geval van niet-naleving van de voorschriften voor het brengen in Nederland van dieren en producten uit lid-staten (artikel 2.32)

Artikel

2.32

Vervallen

Afdeling

5

Het brengen in Nederland van dieren uit derde landen

§

1

Uitzondering van het verbod op het brengen in Nederland van dieren uit derde landen

Artikel

2.33

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, derde gedachtenstreepje, geldt niet ter zake van het brengen in Nederland van dieren die via Nederland voor het eerst in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is worden gebracht en zijn verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land, mits voldaan wordt aan, voor zover van toepassing, verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie, verordening (EU) nr. 139/2013, beschikking 2007/25/EG en artikel 2.35 en aan:

Artikel

2.34

Vervallen

§

2

Nadere voorschriften voor het brengen in Nederland van dieren uit derde landen (artikel 2.35)

Artikel

2.35

Een partij runderen of varkens worden door de ontvanger eerst aan het beslag op zijn bedrijf toegevoegd, nadat de dierenarts, verantwoordelijk voor de toevoeging aan dit beslag, heeft geconstateerd dat de dieren de gezondheidsstatus van dit beslag niet in gevaar kunnen brengen.

Artikel

2.35a

Vervallen

Artikel

2.36

Vervallen

Artikel

2.37

Vervallen

Artikel

2.38

Vervallen

Artikel

2.39

Vervallen

Artikel

2.40

Vervallen

Artikel

2.41

Vervallen

§

3

Maatregelen in geval van niet-naleving van de voorschriften voor het brengen in Nederland van dieren uit derde landen (artikel 2.42)

Artikel

2.42

Vervallen

Afdeling

6

Het brengen in Nederland van producten uit derde landen; uitzonderingen van het verbod (artikel 2.43)

§

1

Uitzondering van het verbod op het brengen in Nederland van producten uit derde landen (artikel 2.43)

Artikel

2.43

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, derde gedachtenstreepje, geldt, niet ter zake van het brengen in Nederland van producten die via Nederland voor het eerst in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is worden gebracht en zijn verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land, mits wordt voldaan aan verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie en:

voor zover de producten bestemd zijn voor Nederland of een lid-staat:

§

2

Nadere voorschriften voor het brengen in Nederland van producten uit derde landen (artikelen 2.44 en 2.47)

Artikel

2.44

Vervallen

Artikel

2.44a

Vervallen

Artikel

2.45

Vervallen

Artikel

2.45a

Vervallen

Artikel

2.46

Vervallen

Artikel

2.47

Vervallen

Artikel

2.48

Vervallen

Artikel

2.49

Vervallen

§

2a

Nadere voorschriften voor het inslaan, opslaan of uitslaan van producten uit derde landen (artikelen 2.50a tot en met 2.50d)

Artikel

2.50

Vervallen

Artikel

2.50a

Vervallen

Artikel

2.50b

Vervallen

Artikel

2.50c

Vervallen

Artikel

2.50d

Vervallen

Artikel

2.50e

Vervallen

Artikel

2.50f

Vervallen

§

3

Maatregelen in geval van niet-naleving van de voorschriften voor het brengen in Nederland van producten uit derde landen (artikel 2.51)

Artikel

2.51

Vervallen

Afdeling

7

Controles in het handelsverkeer met staten, niet zijnde lid-staten, die partij zijn bij het EER-Verdrag (artikelen 2.52 tot en met 2.59a)

§

1

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten, bestemd voor een staat, niet zijnde een lid-staat, die partij is bij het EER-Verdrag (artikelen 2.52 tot en met 2.59a)

Artikel

2.52

Artikel

2.53

Het bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.52, wordt slechts afgegeven indien op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek overeenkomstig verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie, is gebleken dat voldaan wordt aan, voor zover van toepassing, de artikelen 2.54 en 2.55 en aan:

Artikel

2.54

Noch op grond van regelgeving van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, noch op grond van het EER-Verdrag geldt een verbod om de dieren of producten vanuit Nederland in een staat, niet zijnde een lid-staat, die partij is bij het EER-Verdrag te brengen.

Artikel

2.55

Indien de partij op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.53, geschikt is bevonden om anders dan in doorvoer buiten Nederland te worden gebracht, wordt zij onmiddellijk na het onderzoek, langs de kortste weg naar het transportmiddel vervoerd, waarmee zij buiten Nederland zal worden gebracht en wordt zij zo spoedig mogelijk, rechtstreeks, buiten Nederland gebracht.

§

2

Het brengen in Nederland van dieren en producten uit staten, niet zijnde lid-staten, die partij zijn bij het EER-Verdrag (artikel 2.56 tot en met 2.59)

Artikel

2.56

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, eerste en tweede gedachtenstreepje, voor zover dit betrekking heeft op het brengen in Nederland van dieren uit staten, niet zijnde lid-staten, die partij zijn bij het EER-Verdrag, geldt niet, mits voldaan wordt aan artikel 2.57, verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie en aan:

Artikel

2.57

Artikel

2.58

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, eerste en tweede gedachtenstreepje, voor zover dit betrekking heeft op het brengen in Nederland van producten uit staten, niet zijnde lid-staten, die partij zijn bij het EER-Verdrag, geldt niet, mits voldaan wordt aan artikel 2.59, verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie en:

  • a.

    voor zover de producten bestemd zijn voor Nederland of een lid-staat, aan:

  • b.

    voor zover de producten bestemd zijn voor een derde land of een staat, niet zijnde een lid-staat, die partij is bij het EER-Verdrag, de betrokken partij vergezeld gaat van een bij die partij behorend origineel document, dat is gesteld in de Nederlandse, Duitse, Franse of Engelse taal, waaruit tenminste de oorsprong van de partij alsmede de bestemming daarvan kan worden afgeleid.

Artikel

2.59

Vervallen

Artikel

2.59a

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, vijfde gedachtenstreepje, voorzover dit betrekking heeft op het brengen in Nederland van producten, genoemd in artikel 1, eerste alinea van richtlijn 92/65/EEG, niet zijnde sperma, eicellen, embryo's en broedeieren, uit staten, niet zijnde lid-staten, die partij zijn bij het EER-Verdrag en de producten zijn bestemd voor een lid-staat, een andere staat die partij is bij het EER-Verdrag dan wel een derde land, geldt niet, mits de betrokken partij voldoet aan de voorschriften van het land van bestemming.

Afdeling

8

Overige bepalingen (artikelen 2.63 en 2.64)

§

1

Het van rijkswege ingestelde onderzoek (artikelen 2.60 en 2.61)

Artikel

2.60

Vervallen

Artikel

2.60a

Vervallen

Artikel

2.61

Vervallen

§

2

Registratie van de handelaar (artikel 2.62)

Artikel

2.62

Vervallen

§

3

Erkenning van verzamelcentra voor vee (artikel 2.63)

Artikel

2.63

§

4

Toelating van slachthuizen (artikel 2.64)

Artikel

2.64

Een slachthuis als bedoeld in de artikelen 3.14 van hoofdstuk 3, 4.9 van hoofdstuk 4, 5.10 van hoofdstuk 5 en 7.8 van hoofdstuk 7, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het voorzien is van een afsluitbare gelegenheid tot opstalling van de slachtdieren met een zodanige capaciteit, dat de voor het slachthuis bestemde partijen in Nederland gebrachte slachtdieren daarin geheel gestald en verzorgd kunnen worden;

  • b.

    het voorzien is van voldoende voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van vervoermiddelen;

  • c.

    het zodanig is ingericht en geoutilleerd, dat gewaarborgd is dat de in onderdeel a bedoelde dieren het terrein van het slachthuis niet meer verlaten en alle dieren zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 5 dagen – zaterdagen, zondagen en officieel erkende feestdagen niet meegerekend – na aankomst aldaar op hygiënisch verantwoorde wijze worden geslacht, en

  • d.

    het onder zodanig toezicht van ambtenaren als bedoeld in artikel 114, eerste of tweede lid, van de wet staat, dat gewaarborgd is dat uitlading, stalling en slachting van de in onderdeel a bedoelde dieren steeds onder dat toezicht plaatsvinden.

§

5

Verplichtingen verordening (EU) 2017/625 en daarop gebaseerde verordeningen

Artikel

2.65

Deze paragraaf heeft betrekking op het brengen in Nederland van dieren en levende producten als bedoeld in artikel 3, onder 9 en 20, van verordening (EU) 2017/625, met uitzondering van aquacultuurdieren als bedoeld in richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (Pb L 328).

Artikel

2.66

Als voorschriften als bedoeld in artikel 4 van het Besluit uitvoering verordening officiële controles diergezondheid worden aangewezen:

  • a.

    de artikelen 15, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 47, vijfde lid, 50, eerste en derde lid, 56, eerste en vierde lid, 57, eerste lid, en 69, eerste lid, van verordening (EU) 2017/625;

  • b.

    artikel 1, eerste lid, van uitvoeringsverordening (EU) 2019/1013;

  • c.

    de artikelen 3, 4, onderdelen a en b, 5, eerste lid, onderdelen a, b, d en e, en tweede lid, onderdeel a en c, en 6, onderdelen a en b, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/1602;

  • d.

    de artikelen 2, tweede lid, onderdeel b en c, en 3, eerste lid, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/1666;

  • e.

    de artikelen 3, 5, eerste lid, 7, 8, 10, 12, 13, eerste lid, en 14, eerste lid, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/625;

  • f.

    artikel 41, eerste lid, van uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715;

  • g.

    de artikelen 7, eerste, tweede en derde lid, artikel 9, eerste en tweede lid, artikel 10, eerste en derde, vierde en vijfde lid, en artikel 11, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793;

  • h.

    de artikelen 8, derde lid, onderdeel a, en 10, derde lid, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/2122;

  • i.

    de artikelen 3, eerste lid, 5, 6, 14, 16, eerste en derde lid, 17, tweede lid, 22, vierde lid, 24, 27, eerste en vierde lid, 28, 29, 31, tweede en vierde lid, 32, 35, eerste lid, 36, derde lid, 37, tweede en vijfde lid, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/2124;

  • j.

    artikel 5, tweede lid, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/2125;

  • k.

    de artikelen 3 tot en met 5 van uitvoeringsverordening (EU) 2019/2128.

Artikel

2.67

Hoofdstuk

3

Runderen

Afdeling

1

Begripsbepalingen

Artikel

3.1

Artikel

3.1a

De vervoerder van runderen voldoet aan artikel 12, eerste lid, onderdeel a, eerste gedachtestreepje, en derde lid, van richtlijn nr. 64/432/EEG.

Afdeling

2

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van runderen

Artikel

3.2

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van runderen, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 5, eerste lid, van richtlijn 64/432/EEG voor de desbetreffende soort runderen is voorgeschreven.

Artikel

3.3

Artikel

3.4

Onverminderd artikel 3.3, is op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, gebleken dat:

  • a.

    indien de runderen verblijven op een verzamelcentrum:

  • b.

    indien de runderen zijn aangekocht bij een handelaar:

  • c.

    indien de vervoersafstand meer dan 50 km bedraagt:

    • de runderen worden vervoerd door een vervoerder waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 10 of artikel 11 van verordening (EG) 1/2005;

    • hiervan aantekening is gemaakt op het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 3.2.

  • d.

    indien de runderen zijn aangekocht op een bedrijf waarop fok- en gebruiksrunderen zijn binnengebracht afkomstig uit derde landen, deze fok- en gebruiksrunderen overeenkomstig artikel 3.13c, eerste lid, aan het beslag zijn toegevoegd dan wel gedurende een periode van 30 dagen te rekenen vanaf de dag waarop de fok- en gebruiksrunderen op het bedrijf zijn binnengebracht overeenkomstig artikel 3.13, tweede lid, afgezonderd worden gehouden van de op dat bedrijf aanwezige dieren;

  • e.

    in voorkomend geval, de runderen voldoen aan de met betrekking tot de in bijlage E (II) van richtlijn 64/432/EEG vermelde ziekten gestelde aanvullende garanties, bedoeld in artikel 9, tweede lid, en in artikel 10, tweede lid, van richtlijn 64/432/EEG en hiervan aantekening is gemaakt op het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 3.2.

Artikel

3.5

De runderen zijn geïdentificeerd en geregistreerd overeenkomstig het bij of krachtens het Besluit identificatie en registratie van dieren bepaalde en gaan, voor zover de runderen bestemd zijn voor een lidstaat zonder een door de Europese Commissie op grond van artikel 5, tweede alinea, van verordening 1760/2000 erkend gegevensuitwisselingssysteem dan wel via het grondgebied van een dergelijke lidstaat naar een derde land worden gebracht, vergezeld van een paspoort.

Afdeling

3

Het brengen in Nederland van runderen uit lid-staten

Artikel

3.6

Artikel

3.7

Artikel

3.7a

Artikel

3.8

Vervallen

Artikel

3.9

Vervallen

Artikel

3.10

Vervallen

Artikel

3.11

Vervallen

Artikel

3.12

Vervallen

Artikel

3.12a

Vervallen

Afdeling

4

Het brengen in Nederland van runderen uit derde landen

Artikel

3.13

Afdeling

4a

In Nederland gebrachte runderen

Artikel

3.13a

Vervallen

Artikel

3.13b

Vervallen

Artikel

3.13c

Afdeling

5

Het slachten van in Nederland gebrachte slachtrunderen

Artikel

3.14

In Nederland gebrachte slachtrunderen, bestemd voor Nederland, worden:

  • indien het slachtrunderen betreft die afkomstig zijn uit een lid-staat, rechtstreeks vervoerd naar en onmiddellijk geslacht in een slachthuis dan wel

  • indien het slachtrunderen betreft die afkomstig zijn uit een lid-staat, rechtstreeks vervoerd naar een erkend runderverzamelcentrum en vervolgens rechtstreeks vervoerd naar een slachthuis.

Afdeling

6

Handelaren in runderen

Artikel

3.15

Artikel

3.16

Vervallen

Artikel

3.17

Vervallen

Artikel

3.18

Vervallen

Artikel

3.19

Vervallen

Hoofdstuk

4

Varkens

Afdeling

1

Begripsbepalingen

Artikel

4.1

Onverminderd artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

slachtvarkens:

varkens die kennelijk bestemd zijn om te worden geslacht;

fok- en gebruiksvarkens:

varkens, niet zijnde slachtvarkens, die kennelijk bestemd zijn voor de fokkerij, voor de vleesproductie of die bestemd zijn voor tentoonstellingen en manifestaties, culturele en sportieve manifestaties daarvan uitgezonderd;

beslag:

op een bedrijf als een afzonderlijke epidemiologische eenheid gehouden varken of groep varkens met dien verstande dat wanneer er meerdere beslagen op een bedrijf zijn elk beslag een afzonderlijke eenheid vormt met eenzelfde gezondheidsstatus;

handelaar:

natuurlijke of rechtspersoon die al dan niet rechtstreeks varkens voor handelsdoeleinden koopt en verkoopt, een regelmatige omzetsnelheid heeft en die de varkens uiterlijk 30 dagen na aankoop doorverkoopt of van de ene bedrijfsruimte naar de andere, waarvan hij geen eigenaar is, verplaatst en voldoet aan artikel 4.10;

Artikel

4.1a

De vervoerder van varkens voldoet aan artikel 12, eerste lid, onderdeel a, eerste gedachtestreepje, en derde lid, van richtlijn nr. 64/432/EEG.

Afdeling

2

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van varkens, bestemd voor een lid-staat

Artikel

4.2

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van varkens, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 5, eerste lid, van richtlijn 64/432/EEG voor de desbetreffende soort varkens is voorgeschreven, met dien verstande dat ter zake van het gezondheidscertificaat voor fok- en gebruiksvarkens de verklaring in paragraaf V, onderdeel b, eerste gedachtenstreepje, van bijlage F, van richtlijn 64/432/EEG vervalt.

Artikel

4.4

Onverminderd artikel 4.3. is op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, gebleken dat:

  • a.

    indien de varkens zijn aangekocht op een verzamelcentrum:

    • de varkens voldoen aan artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn 64/432/EEG;

    • hiervan aantekening is gemaakt op het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 4.2;

  • b.

    indien de varkens zijn aangekocht bij een handelaar:

  • c.

    indien de vervoersafstand meer dan 50 km bedraagt:

    • de varkens worden vervoerd door een vervoerder waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 10 of artikel 11 van verordening (EG) nr. 1/2005;

    • hiervan aantekening is gemaakt op het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 4.2;

  • d.

    indien de varkens zijn aangekocht op een bedrijf waarop fok- en gebruiksvarkens zijn binnengebracht afkomstig uit derde landen, deze fok- en gebruiksvarkens overeenkomstig artikel 4.8b, eerste lid, aan het beslag zijn toegevoegd dan wel gedurende een periode van 30 dagen te rekenen vanaf de dag waarop de fok- en gebruiksvarkens op het bedrijf zijn binnengebracht overeenkomstig artikel 4.8b, tweede lid, afgezonderd worden gehouden van de op dat bedrijf aanwezige dieren;

  • e.

    vervallen;

  • f.

    de varkens niet worden vervoerd in een vervoermiddel, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, waarmee kennelijk varkens zijn of zullen worden vervoerd, tenzij dit vervoermiddel voldoet aan genoemde regeling;

  • g.

    in voorkomend geval, de varkens voldoen aan de met betrekking tot de in bijlage E (II) van richtlijn 64/432/EEG vermelde ziekten gestelde aanvullende garanties, bedoeld in artikel 9, tweede lid, en in artikel 10, tweede lid, van richtlijn 64/432/EEG en hiervan aantekening is gemaakt op het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 4.2.

Artikel

4.4a

Vervallen

Afdeling

3

Het brengen in Nederland van varkens uit lid-staten

Artikel

4.6

Indien een partij is verzonden vanuit een lidstaat en bestemd is voor Nederland of een lidstaat, gaat zij vergezeld van het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 5, eerste lid, van richtlijn 64/432/EEG voor de desbetreffende soort varkens is voorgeschreven, met dien verstande dat, indien de partij bestemd is voor een Lid- Staat, in voorkomend geval, uit het gezondheidscertificaat blijkt dat voldaan wordt aan de met betrekking tot de in bijlage E (II) van richtlijn 64/432/EEG vermelde ziekten gestelde aanvullende garanties, bedoeld in artikel 9, tweede lid, en in artikel 10, tweede lid, van richtlijn 64/432/EEG.

Artikel

4.7

Artikel

4.7a

Vervallen

Artikel

4.7b

Afdeling

4

Het brengen in Nederland van varkens uit derde landen

Artikel

4.8

Afdeling

4a

In Nederland gebrachte varkens

Artikel

4.8a

Vervallen

Artikel

4.8b

Afdeling

5

Het slachten van in Nederland gebrachte slachtvarkens en de erkenning van verzamelcentra voor varkens

Artikel

4.9

In Nederland gebrachte slachtvarkens, bestemd voor Nederland, worden rechtstreeks vervoerd naar en geslacht in een slachthuis.

Afdeling

6

De erkenning van handelaren

Artikel

4.10

Een handelaar wordt door de minister slechts erkend indien voldaan wordt aan artikel 13, eerste lid, onderdelen a en b van richtlijn 64/432/EEG.

Hoofdstuk

5

Paardachtigen

Afdeling

5.1

Begripsbepalingen

Artikel

5.1

Onverminderd artikel 1.1, wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • richtlijn nr. 2009/156/EG: richtlijn nr. 2009/156/EG van de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PbEU L 192);

  • Verordening (EU) nr. 262/2015: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 262/2015 van de Commissie van 17 februari 2015 tot vaststelling van voorschriften overeenkomstig de Richtlijnen 90/427/EEG en 2009/156/EG van de Raad met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen (verordening paardenpaspoort) (PbEU 2015 L 59/1);

  • identificatiedocument: identificatiedocument als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 262/2015.

Afdeling

2

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van paardachtigen, bestemd voor een lid-staat

Artikel

5.2

Artikel

5.3

Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat:

  • a.

    voldaan wordt aan artikel 4, eerste tot en met derde en vijfde lid, van richtlijn nr. 2009/156/EG, en

  • b.

    dat de paardachtigen niet afkomstig zijn van het grondgebied of een deel van het grondgebied van Nederland waarvoor in verband met paardepest beperkende maatregelen gelden, of

  • c.

    indien de paardachtigen afkomstig zijn van het grondgebied of een deel van het grondgebied van Nederland waarvoor in verband met paardepest beperkende maatregelen gelden, voldaan wordt aan artikel 5, vijfde lid, van richtlijn nr. 2009/156/EG.

Artikel

5.4

Indien gebleken is dat slachtpaarden voldoen aan artikel 5.3 worden zij zonodig van een merk voorzien.

Artikel

5.5

Artikel

5.6

Geregistreerde paarden en fok- en gebruikspaarden zijn geïdentificeerd door middel van het identificatiedocument.

Afdeling

3

Het brengen in Nederland van paardachtigen uit lid-staten

Artikel

5.7

Afdeling

4

Het brengen in Nederland van paardachtigen uit derde landen

Artikel

5.8

Artikel

5.8a

Vervallen

Afdeling

4a

In Nederland gebrachte paardachtigen

Artikel

5.8b

In Nederland gebrachte paardachtigen worden zo spoedig mogelijk, rechtstreeks dan wel via een erkend paardenverzamelcentrum naar de plaats van bestemming vervoerd.

Afdeling

5

Het slachten van in Nederland gebrachte slachtpaarden

Artikel

5.9

Vervallen

Artikel

5.10

Vervallen

Artikel

5.10a

Vervallen

Hoofdstuk

6

Pluimvee en broedeieren

Afdeling

1

Begripsbepalingen

Artikel

6.1

Onverminderd artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

richtlijn nr. 2009/158/EG:

richtlijn nr. 2009/158/EG van de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PbEU L 343);

dierenarts:

degene die krachtens de Wet op het wetenschappelijk onderwijs de hoedanigheid van dierenarts heeft verkregen;

bevoegde dierenarts:

dierenarts die door de Minister is belast met het uitvoeren van een aantal uit richtlijn 2009/158/EG voortvloeiende taken;

eendagskuikens:

pluimvee dat nog geen 72 uur oud is en dat, met uitzondering van muskuseenden (Cairina moschata) of kruisingen daarvan, nog niet is gevoerd;

fokpluimvee:

pluimvee van 72 uur en ouder, bestemd voor de produktie van broedeieren;

gebruikspluimvee:

pluimvee van 72 uur en ouder, bestemd om te worden opgefokt voor de produktie van vlees of van voor consumptie bestemde eieren of om in het wild te worden uitgezet;

slachtpluimvee:

pluimvee dat rechtstreeks naar het slachthuis wordt gevoerd om daar zo snel mogelijk, doch uiterlijk 72 uur na aankomst, te worden geslacht;

inrichting:

voorziening of deel van een voorziening die, onderscheidenlijk dat, zich:

  • 1.

    indien behorend tot een fokbedrijf, toelegt op de produktie van broedeieren, bestemd voor de produktie van fokpluimvee;

  • 2.

    indien behorend tot het vermeerderingsbedrijf, toelegt op de produktie van broedeieren, bestemd voor de produktie van gebruikspluimvee;

  • 3.

    indien behorend tot het opfokbedrijf voor fokpluimvee, toelegt op het opfokken van fokpluimvee tot het voortplantingsstadium en indien behorend tot het opfokbedrijf voor legpluimvee, toelegt op het opfokken van legkippen tot het legstadium;

  • 4.

    indien behorend tot de kuikenbroederij, toelegt op het inleggen en uitbroeden van broedeieren en het afleveren van eendagskuikens;

beschikking 2003/644/EG:

beschikking (EG) nr. 2003/644 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 september 2003 (PbEU L 228) tot vaststelling van aanvullende garanties ten aanzien van Salmonellae voor de verzending naar Finland en Zweden van vermeerderingspluimvee en van voor vermeerderings- of voor gebruikskoppels bestemde eendagskuikens.

Afdeling

2

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van pluimvee of broedeieren, bestemd voor een lid-staat

Artikel

6.2

Artikel

6.3

Artikel

6.5

Afdeling

3

Het brengen in Nederland van pluimvee of broedeieren uit lid-staten

Artikel

6.6

Indien een partij is verzonden vanuit een lid-staat en bestemd is voor Nederland of een lid-staat, gaat zij vergezeld van het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 20 van richtlijn nr. 2009/158/EG voor de desbetreffende soort pluimvee of broedeieren is voorgeschreven.

Afdeling

4

Het brengen in Nederland van pluimvee en broedeieren uit derde landen

Artikel

6.7

Artikel

6.7a

Vervallen

Afdeling

5

Het vervoer alsmede de tijdelijke afzondering in Nederland van pluimvee en broedeieren uit derde landen alsmede de erkenning van inrichtingen

Artikel

6.8

Artikel

6.9

Artikel

6.10

In Nederland gebracht slachtpluimvee, bestemd voor Nederland, wordt zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen 72 uur na aankomst op een overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van van verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en L 226) erkend slachthuis, zondagen en officieel erkende feestdagen niet meegerekend, geslacht.

Artikel

6.11

Hoofdstuk

7

Schapen en geiten

Afdeling

1

Begripsbepalingen

Artikel

7.1

Onverminderd artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • richtlijn 91/68/EEG: richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PbEG L 46);

  • slachtschapen en -geiten: schapen en geiten, bestemd om hetzij rechtstreeks hetzij via een schapen- of geitenverzamelcentrum naar een slachthuis te worden geleid om daar te worden geslacht;

  • fokschapen en -geiten: schapen en geiten, bestemd om hetzij rechtstreeks hetzij via een schapenverzamelcentrum, voor fok- en gebruiksdoeleinden, naar de plaats van bestemming te worden vervoerd;

  • mestschapen en -geiten: schapen en geiten, bestemd om hetzij rechtstreeks hetzij via een geitenverzamelcentrum naar de plaats van bestemming te worden vervoerd, om te worden vetgemest voor de slacht;

  • schapenverzamelcentrum: schapenverzamelcentrum dat op grond van artikel 2.63, vierde lid, is erkend;

  • geitenverzamelcentrum: geitenverzamelcentrum dat op grond van artikel 2.63, vierde lid, is erkend;

  • handelaar: natuurlijke of rechtspersoon die al dan niet rechtstreeks dieren koopt en verkoopt voor handelsdoeleinden, die een omzetsnelheid heeft en die de dieren uiterlijk 29 dagen na aankoop doorverkoopt of verplaatst van de ene bedrijfsruimte naar de andere of rechtstreeks naar een slachthuis waarvan hij geen eigenaar is en die voldoet aan artikel 7.9.

Artikel

7.1a

De vervoerder van schapen of geiten voldoet aan van artikel 8 quater, eerste lid, onderdeel a, eerste gedachtestreepje, en derde lid, van richtlijn nr. 91/68/EEG.

Afdeling

2

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van schapen of geiten, bestemd voor een lid-staat

Artikel

7.2

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van een partij schapen of geiten, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 9 van richtlijn 91/68/EEG voor de desbetreffende soort schapen of geiten is voorgeschreven, met dien verstande dat voor het buiten Nederland brengen van een partij schapen of geiten, bestemd voor staten die partij zijn bij het EER-Verdrag, op vorenbedoeld gezondheidscertificaat niet behoeft te zijn aangegeven of de dieren afkomstig zijn uit of zijn aangekocht in derde landen.

Artikel

7.3

Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat voldaan wordt aan:

  • a.

    de artikelen 3, vijfde lid, 4, eerste, tweede en derde lid, 4 bis, eerste lid, en 4 ter, tweede en derde lid, van richtlijn 91/68/EEG;

  • b.

    bijlage A, hoofdstuk 1, punt D, van richtlijn 91/68/EEG, indien het fokschapen en -geiten of mestschapen en -geiten betreft die bestemd zijn om in een officieel brucellosevrije schapenhouderij of geitenhouderij, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van richtlijn 91/68/EEG, te worden opgenomen;

  • c.

    bijlage A, hoofdstuk 2, punt D, van richtlijn 91/68/EEG, indien het fokschapen en -geiten of mestschapen en -geiten betreft die bestemd zijn om in een brucellosevrije schapenhouderij of geitenhouderij, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van richtlijn 91/68/EEG, te worden te worden opgenomen;

  • d.

    artikel 6 van richtlijn 91/68/EEG, indien het fokschapen of -geiten betreft;

  • e.

    de algemene of aanvullende garanties, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van richtlijn 91/68/EEG;

  • f.

    voor zover van toepassing, de artikelen 4 ter, vierde lid, 4 quater, eerste, tweede en derde lid, onderdeel b, van richtlijn 91/68/EEG, indien het slachtschapen of -geiten betreft;

  • g.

    voor zover van toepassing, artikel 4 quater, derde lid, onderdeel a, van richtlijn 91/68/EEG, indien het slachtschapen betreft, met dien verstande dat:

    • 1.

      het verzamelcentrum, bedoeld in artikel 4 quater, derde lid, onderdeel a, van richtlijn 91/68/EEG, een schapenverzamelcentrum is;

    • 2.

      het officiële veterinaire document, bedoeld in artikel 4 quater, derde lid, onderdeel a, onder iii, van richtlijn 91/68/EEG, wordt afgegeven door de officiële dierenarts;

  • h.

    bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, onderdeel 4.1, onder a, van verordening (EG) nr. 999/2001, indien het fokschapen of -geiten betreft, bestemd voor lidstaten, bedoeld in dat onderdeel;

  • i.

    bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, onderdeel 4.1, onder b, van verordening (EG) nr. 999/2001 indien het schapen of geiten betreft, bestemd voor lidstaten, bedoeld in dat onderdeel.

Artikel

7.3a

Onverminderd artikel 7.3 is op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, gebleken dat:

  • a.

    indien de schapen of geiten verblijven op een schapen-, respectievelijk geitenverzamelcentrum:

    • de schapen of geiten voldoen aan artikel 8 bis, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn 91/68/EG, en

    • hiervan aantekening is gemaakt in het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 7.2;

  • b.

    indien de schapen of geiten aangekocht zijn bij een handelaar:

Artikel

7.4

De schapen of geiten behoeven niet in het kader van een programma tot uitroeiing van in bijlage B, rubriek I, van richtlijn 91/68/EEG genoemde ziekten te worden geruimd.

Artikel

7.5a

Vervallen

Afdeling

3

Het brengen in Nederland van schapen of geiten uit lid-staten

Artikel

7.6

Indien een partij is verzonden vanuit een lid-staat en bestemd is voor Nederland of een lid-staat, gaat zij vergezeld van het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 9 van richtlijn 91/68/EEG voor de desbetreffende soort schapen of geiten is voorgeschreven, met dien verstande dat:

  • a.

    voor het binnen Nederland brengen van een partij schapen of geiten, vanuit staten, niet zijnde lid-staten die partij zijn bij het EER-Verdrag, op vorenbedoeld gezondheidscertificaat niet behoeft te zijn aangegeven of de dieren afkomstig zijn uit of zijn aangekocht in derde landen;

  • b.

    wordt voldaan aan de algemene of aanvullende garanties, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van richtlijn 91/68/EEG;

  • c.

    voldaan wordt aan, voor zover van toepassing, artikel 4 ter, derde en vierde lid, artikel 4 quater, derde lid, onderdelen a en b, onder ii, van richtlijn 91/68/EEG en, indien het slachtschapen of -geiten betreft die via een schapen- of geitenverzamelcentrum worden vervoerd, aan artikel 4 quater, derde lid, onderdeel b, onder i, van richtlijn 91/68/EEG;

  • d.

    voldaan wordt aan bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, onderdeel 4.1, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 999/2001, indien het fokschapen of -geiten betreft.

Artikel

7.6a

Indien een partij schapen of geiten is bestemd voor Nederland of voor een lidstaat komt de partij tot de plaats van bestemming, respectievelijk tot de plaats waar de partij buiten Nederland wordt gebracht, geen enkel moment in aanraking met andere evenhoevige dieren die niet over dezelfde gezondheidsstatus beschikken.

Artikel

7.6b

Een vervoerder van een partij schapen of geiten voldoet aan artikel 8 quater, eerste tot en met vierde lid, van richtlijn 91/68/EEG.

Afdeling

4

Het brengen in Nederland van schapen of geiten uit derde landen

Artikel

7.7

Afdeling

4a

In Nederland gebrachte schapen en geiten

Artikel

7.7a

Afdeling

5

Het slachten van in Nederland gebrachte slachtschapen en -geiten

Artikel

7.8

Afdeling

6

Handelaren in schapen en geiten

Artikel

7.9

Hoofdstuk

7a

Het brengen in Nederland uit derde landen van gaffelantilopen, herten, muskusherten, dwergherten, giraffen, okapi’s, eeltpotigen, nijlpaarden, pecari’s, neushoorns, tapirs, olifanten en holhoornigen niet zijnde runderen, geiten en schapen

Artikel

7a.1

Hoofdstuk

8

Andere dieren

Afdeling

1

Begripsbepalingen

Artikel

8.1

Onverminderd artikel 1.1 wordt, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • lagomorfen:

    lagomorfen die zijn bestemd voor een lid-staat die een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG eist;

Afdeling

2

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren, bestemd voor een lid-staat

Artikel

8.2

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van apen, hoefdieren, bijen, honden, katten, fretten en lagomorfen bestemd voor een lid-staat vastgesteld:

  • a.

    het certificaat dat op grond van artikel 5, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het apen betreft;

  • b.

    het certificaat dat op grond van artikel 6, onderdeel A, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het hoefdieren betreft;

  • c.

    het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 8, onderdeel b, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het bijen betreft;

  • d.

    het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 9, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het lagomorfen betreft, of;

  • e.

    het identificatiedocument en het certificaat, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG, indien het honden, katten of fretten betreft.

Artikel

8.3

Afdeling

3

Het brengen in Nederland van dieren uit lid-staten

Artikel

8.4

Afdeling

4

Het brengen in Nederland van dieren uit derde landen

Artikel

8.5

Afdeling

4a

Het brengen in Nederland van vogels uit derde landen

Artikel

8.5a

Vervallen

Artikel

8.5b

Vervallen

Artikel

8.5c

Vervallen

Artikel

8.5d

Vervallen

Artikel

8.5e

Vervallen

Artikel

8.5f

Vervallen

Artikel

8.5g

Vervallen

Artikel

8.5h

Vervallen

Artikel

8.5i

Vervallen

Artikel

8.5j

Vervallen

Afdeling

4b

Het brengen in Nederland van bijen en hommels uit derde landen

Artikel

8.5k

Artikel

8.5l

Afdeling

4c

In Nederland gebrachte dieren

Artikel

8.5m

Afdeling

4d

Het slachten van in Nederland gebrachte dieren

Artikel

8.5n

Uit een derde land afkomstige, in Nederland gebrachte en voor Nederland bestemde slurfdieren of evenhoevigen, niet zijnde runderen, varkens, schapen of geiten, worden, voor zover zij kennelijk bestemd zijn om te worden geslacht, rechtstreeks vervoerd naar het slachthuis van bestemming, waar zij binnen vijf werkdagen worden geslacht.

Afdeling

5

Erkenning van een instelling, instituut, centrum, quarantainevoorziening, quarantainestation en registratie van handelszaken.

Artikel

8.6

Artikel

8.6a

Artikel

8.6b

Artikel

8.7

Afdeling

6

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van vogels, nertsen, vossen, lagomorfen en dieren als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EG

Artikel

8.8

Artikel

8.9

Afdeling

7

Het brengen in Nederland van vogels, fretten, nertsen, vossen, lagomorfen en dieren als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG

Artikel

8.10

Artikel

8.11

Vervallen

Afdeling

8

Het niet-commerciële verkeer van honden, katten en fretten

Artikel

8.12

Vervallen

Artikel

8.13

Vervallen

Artikel

8.14

Vervallen

Artikel

8.15

Vervallen

Artikel

8.16

Vervallen

Afdeling

9

Overig

Artikel

8.17

Ten aanzien van het buiten Nederland brengen van circusdieren, bestemd voor een lidstaat, en het vanuit een lidstaat binnen Nederland brengen van circusdieren, gelden in voorkomend geval de regels, gesteld bij krachtens artikel 23 van richtlijn 92/65/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen.

Hoofdstuk

9

Sperma

Afdeling

1

Begripsbepalingen

Artikel

9.1

Onverminderd artikel 1.1. wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

richtlijn 88/407/EEG:

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (PbEG L 194);

richtlijn 90/429/EEG:

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PbEG L 224);

richtlijn nr. 2003/43/EG:

richtlijn nr. 2003/43/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 houdende wijziging van richtlijn 88/407/EEG tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan (PbEU L143);

rundersperma:

bewerkt of verdund ejaculaat van als landbouw-huisdier gehouden runderen dat, voor zover afkomstig uit lid-staten, na 31 december 1989 aldaar is verkregen en behandeld;

varkenssperma:

onbewerkt, bewerkt of verdund ejaculaat van als landbouwhuisdier gehouden varkens dat, voor zover afkomstig uit lid-staten, na 30 december 1991 is verkregen en behandeld;

sperma van schapen, geiten of paardachtigen:

onbewerkt, bewerkt of verdund ejaculaat van als huisdier gehouden schapen, geiten of paardachtigen;

instelling, instituut of centrum:

instelling, instituut of centrum als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 92/65/EEG;

runderspermaopslagcentrum:

inrichting waar rundersperma wordt opgeslagen dat bestemd is voor kunstmatige inseminatie;

spermaopslagcentrum voor geiten, schapen en paardachtigen:

inrichting waar sperma van schapen, geiten of paardachtigen is opgeslagen dat bestemd is voor kunstmatige inseminatie.

Afdeling

2

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van sperma, bestemd voor een lid-staat

Artikel

9.2

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van een partij sperma, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld:

  • a.

    het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 6, eerste lid, van richtlijn 88/407/EEG is voorgeschreven, indien het rundersperma betreft, met inachtneming van artikel 2, tweede lid, van richtlijn nr. 2003/43/EG;

  • b.

    het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 6, eerste lid, van richtlijn 90/429/EEG is voorgeschreven, indien het varkenssperma betreft, of

  • c.

    het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 11, tweede lid, vierde gedachtenstreepje, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven indien het sperma van schapen, geiten en paardachtigen betreft.

Artikel

9.3

Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat voldaan wordt aan:

  • a.

    artikel 3, onderdelen b en c, van richtlijn 88/407/EEG, indien het rundersperma betreft, met inachtneming van artikel 2, tweede lid, van richtlijn nr. 2003/43/EG;

  • b.

    artikel 3, onderdelen b en c, van richtlijn 90/429/EEG, indien het varkenssperma betreft;

  • c.

    artikel 11, tweede lid, tweede en derde gedachtestreepje, en derde lid, tweede alinea van richtlijn 92/65/EEG, indien het sperma van paardachtigen betreft, of

  • d.

    artikel 11, tweede lid, tweede en derde gedachtestreepje, en derde lid, tweede alinea van richtlijn 92/65/EEG en bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, onderdeel 4.2, van verordening (EG) nr. 999/2001, indien het sperma van schapen of geiten betreft.

Artikel

9.4

Onverminderd artikel 9.3 is op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, gebleken dat:

Afdeling

3

Het brengen in Nederland van sperma uit lid-staten

Artikel

9.5

Afdeling

4

Het brengen in Nederland van sperma uit derde landen

Artikel

9.6

Afdeling

5

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van sperma van schapen, geiten of paardachtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn nr. 92/65/EEG

Artikel

9.7

Sperma van schapen, geiten of paardachtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG:

  • a.

    gaat vergezeld van het vervoersdocument, dat op grond van artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven;

  • b.

    is afkomstig van een instelling, instituut of centrum dat is erkend overeenkomstig artikel 9.11 en is bestemd voor een door de bevoegde autoriteit van het land van bestemming overeenkomstig bijlage C van richtlijn 92/65/EEG erkende instelling, erkend instituut of erkend centrum.

Afdeling

6

Het brengen in Nederland van sperma van schapen, geiten of paardachtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG

Artikel

9.8

Afdeling

7

Tijdelijke afzondering en terugzending van de partij en erkenning van spermacentra, wincentra, winstations en opslagcentra

Artikel

9.9

Artikel

9.10

Artikel

9.10a

Artikel

9.10b

Artikel

9.10c

Artikel

9.10d

Artikel

9.10e

Artikel

9.11

Artikel

9.12

Artikel

9.13

Een erkende quarantainevoorziening voldoet aan de volgende eisen:

  • a.

    de quarantaineruimte is zodanig omheind, dat vrije toegang tot de quarantaineruimte niet mogelijk is;

  • b.

    voor het personeel en de bezoekers is een hygiënesluis aanwezig die zodanig gesitueerd is, dat zij deze passeren alvorens zij de quarantaineruimte betreden. De hygiënesluis is voorzien van omkleed- en douchefaciliteiten. Schone bedrijfskleding en laarzen zijn in de hygiënesluis aanwezig;

  • c.

    de quarantainevoorziening beschikt over:

    • een stalruimte voor de dagelijkse huisvesting en verzorging van de bokken of de rammen die op efficiënte wijze fysiek is afgesloten van de overige ruimten van de quarantainevoorziening;

    • een voorziening voor de reiniging en ontsmetting van de gebruikte materialen, en

    • voor ontoegankelijke ruimten voor de opslag van stro, voer, kleding en medicijnen;

  • d.

    de eigenaar of exploitant van de quarantainevoorziening dan wel diens vertegenwoordiger draagt ervoor zorg dat het personeel en de bezoekers zich douchen en zich kleden met schone bedrijfskleding en laarzen voordat zij de quarantainevoorziening betreden;

  • e.

    de quarantainevoorziening beschikt over een door de keuringsdierenarts vanuit één plaats op de quarantainevoorziening te raadplegen register dat dagelijks wordt bijgehouden en dat zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige wijze met betrekking tot elke ram of bok kan worden afgeleid:

    • het krachtens het Besluit identificatie en registratie van dieren toegekende identificatienummer;

    • gegevens inzake de uitgevoerde vaccinaties;

    • gegevens uit het ziekte/gezondheidsdossier;

    • de datum van toelating op de quarantaineruimte;

    • het beslag of bedrijf van waaruit de bok of ram afkomstig is, en

    • de gegevens, waaronder de laboratoriumuitslagen, onder vermelding van de datum, betreffende de in Bijlage D, Hoofdstuk II, onderdeel II, subonderdeel 1, punt 1.4 en 1.5, van richtlijn 92/65/EEG voorgeschreven tests, en

  • f.

    de keuringsdierenarts wordt in verband met het door hem uit te oefenen toezicht op de naleving van onderdeel a tot en met g, praktisch in de gelegenheid gesteld de werkzaamheden van de quarantaineruimte te controleren.

Hoofdstuk

10

Embryo's

Afdeling

1

Begripsbepalingen

Artikel

10.1

Onverminderd artikel 1.1. wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

richtlijn 89/556/EEG:

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (PbEG L 302);

runderembryo:

eerste ontwikkelingsstadium van een als huisdier gehouden rund, dat geschikt is voor transplantatie naar een ontvangerdier, dat niet is verkregen door transfer van celkernen en dat, voor-zover afkomstig uit lid-staten na 31 december 1990 is verzameld, behandeld en opgeslagen;

embryo van varkens, schapen, geiten of paardachtigen:

eerste ontwikkelingsstadium van als huisdier gehouden varkens, schapen, geiten of paardachtigen, dat geschikt is voor transplantatie naar een ontvangerdier en dat niet is verkregen door transfer van celkernen;

teamdierenarts:

dierenarts die overeenkomstig bijlage A van richtlijn 89/556/EEG verantwoordelijk is voor het toezicht op een runderembryoteam;

runderembryoteam:

overeenkomstig artikel 10.9 erkende groep technici of organisatievorm onder toezicht van een teamdierenarts, bevoegd om runderembryo's te verzamelen, te behandelen of op te slaan;

runderembryo-produktieteam:

runderembryoteam, erkend overeenkomstig artikel 10.9 voor de bevruchting in vitro;

embryoteam:

overeenkomstig artikel 10.11 erkende groep technici of organisatievorm onder toezicht van een teamdierenarts, bevoegd om embryo’s van schapen, geiten, varkens of paardachtigen te verzamelen, te behandelen of op te slaan;

embryoproductieteam:

embryoteam, erkend overeenkomstig artikel 10.11 voor de bevruchting in vitro;

instelling, instituut of centrum:

instelling, instituut of centrum als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 92/65/EEG.

Afdeling

2

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van embryo's, bestemd voor een lid-staat

Artikel

10.2

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van een partij embryo's, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld:

  • a.

    het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 6 van richtlijn 89/556/EEG is voorgeschreven, indien het runderembryo's betreft, of

  • b.

    het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 11, derde lid, derde gedachtenstreepje, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven indien het embryo's van schapen, geiten, varkens en paardachtigen betreft.

Artikel

10.3

Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat, indien het een partij runderembryo's betreft:

  • a.

    de bevruchting door kunstmatige inseminatie of in vitro is geschied, met sperma van een donorstier uit een spermacentrum dat door de minister, overeenkomstig artikel 9.10, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1, is erkend voor de winning, behandeling en opslag van rundersperma of met overeenkomstig hoofdstuk 9, ingevoerd rundersperma;

  • b.

    in geval van bevruchting in vitro, deze bevruchting is geschied door een runderembryoproduktieteam;

  • c.

    de runderembryo's zijn verzameld bij runderen die voldoen aan bijlage B van richtlijn 89/556/EEG;

  • d.

    de runderembryo's door een runderembryoteam zijn verzameld, behandeld, opgeslagen en vervoerd overeenkomstig bijlage A, hoofdstuk II, van richtlijn 89/556/EEG, met dien verstande dat de opslag heeft plaatsgevonden in overeenkomstig artikel 10.10 erkende opslaglokalen en

  • e.

    door de keuringsdierenarts een verklaring is ontvangen van de teamdierenarts dat het runderembryoteam overeenkomstig het bepaalde in onderdeel d heeft gehandeld.

Artikel

10.4

Afdeling

3

Het brengen in Nederland van embryo's uit lid-staten

Artikel

10.5

Afdeling

4

Het brengen in Nederland van embryo's uit derde landen

Artikel

10.6

Afdeling

5

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van embryo's van varkens, schapen, geiten of paardachtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG

Artikel

10.7

Embryo's van varkens, schapen, geiten of paardachtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG:

  • a.

    gaan vergezeld van het vervoersdocument, dat op grond van artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven;

  • b.

    zijn afkomstig van een instelling, instituut of centrum dat is erkend overeenkomstig artikel 9.11 en zijn bestemd voor een door de bevoegde autoriteit van het land van bestemming overeenkomstig bijlage C van richtlijn 92/65/EEG erkende instelling, erkend instituut of erkend centrum.

Afdeling

6

Het brengen in Nederland van embryo's van varkens, schapen, geiten of paardachtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG

Artikel

10.8

Afdeling

7

Erkenning van runderembryoteams, runderembryoproduktieteams, embryoteams en van opslaglokalen

Artikel

10.9

Artikel

10.10

Artikel

10.10a

Artikel

10.11

Artikel

10.12

De teamdierenarts van een embryoteam of embryoproductieteam stelt als sprake is van winning en bewerking van eicellen, eierstokken en andere weefsels voor gebruik bij in-vitrofertilisatie of in-vitrokweek voor de productie van embryo's, de minister in kennis van het bedrijf of de bedrijven van oorsprong van de donordieren.

Hoofdstuk

11

Eicellen

Afdeling

1

Begripsbepalingen

Artikel

11.1

Onverminderd artikel 1.1. wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

erkend team:

overeenkomstig artikel 10.11 erkende groep technici of organisatievorm, bevoegd om eicellen te verzamelen, te behandelen of op te slaan;

instelling, instituut of centrum:

instelling, instituut of centrum als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 92/65/EEG.

Afdeling

2

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van eicellen, bestemd voor een lid-staat

Artikel

11.2

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van een partij eicellen, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 11, derde lid, derde gedachtenstreepje, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven indien het eicellen van schapen, geiten, varkens en paardachtigen betreft.

Artikel

11.3

Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat:

Afdeling

3

Het brengen in Nederland van eicellen uit lid-staten

Artikel

11.4

Indien een partij die is verzonden vanuit een lid-staat en bestemd is voor Nederland of een lid-staat, gaat zij vergezeld van het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 11, derde lid, derde gedachtenstreepje, van richtlijn 92/65 is voorgeschreven indien het eicellen van schapen, geiten, varkens en paardachtigen betreft.

Afdeling

4

Het brengen in Nederland van eicellen uit derde landen

Artikel

11.5

Afdeling

5

Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van eicellen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG

Artikel

11.6

Eicellen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG:

  • a.

    gaan vergezeld van het vervoersdocument, dat op grond van artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven;

  • b.

    zijn afkomstig van een instelling, instituut of centrum dat is erkend overeenkomstig artikel 9.11 en zijn bestemd voor een door de bevoegde autoriteit van het land van bestemming overeenkomstig bijlage C van richtlijn 92/65/EEG erkende instelling, erkend instituut of erkend centrum.

Afdeling

6

Het brengen in Nederland van eicellen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG

Artikel

11.7

Hoofdstuk

11a

Uitvoering Europese vrijwaringsmaatregelen

Artikel

11a.1

In dit hoofdstuk wordt onder communautaire vrijwaringsmaatregel verstaan verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot dieren of levende dierlijke producten.

Artikel

11a.2

Het is verboden dieren, broedeieren, sperma, embryo’s en eicellen vanuit een lidstaat of een derde land, of een deel daarvan, in Nederland te brengen ingeval op grond van een communautaire vrijwaringsmaatregel voor lidstaten een verplichting geldt om:

  • a.

    het binnenbrengen van de desbetreffende diersoort, dan wel het desbetreffende product, uit het desbetreffende land of een deel daarvan te schorsen;

  • b.

    bijzondere voorwaarden aan de het binnenbrengen van desbetreffende dieren, dan wel producten uit het desbetreffende land of een deel daarvan te stellen, indien niet is voldaan aan de bij deze communautaire vrijwaringsmaatregel voorgeschreven voorwaarden.

Artikel

11a.3

Artikel

11a.4

Een communautaire vrijwaringsmaatregel, of een wijziging daarvan, treedt voor de toepassing van deze regeling in werking met ingang van de dag waarop daaraan uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven, of bij gebreke daarvan, de dag waarop de maatregel is vastgesteld.

Hoofdstuk

11b

Het brengen in Nederland van bijensperma en eicellen van bijen

Artikel

11b.1

Een partij bijensperma of eicellen van bijen wordt, voor zover nodig in afwijking van artikel 2.1, tweede lid, onder de volgende voorwaarden in Nederland gebracht:

  • a.

    de partij bijensperma of eicellen van bijen is verzonden vanuit:

    • een derde land of een deel van een derde land, dat is vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 7, eerste of tweede lid, van verordening (EU) nr. 206/2010, of

    • een lid-staat, waarin de partij bijensperma of eicellen van bijen rechtmatig in de handel is gebracht en die voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd;

  • b.

    de partij gaat vergezeld van het gezondheidscertificaat afgegeven door een officiële dierenarts, opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling, tenzij ze reeds vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG;

  • c.

    het verpakkingsmateriaal van de partij bijensperma en eicellen wordt onderzocht door de NVWA op ziekten en parasieten;

  • d.

    totdat het onderzoek is afgerond, worden bijensperma en eicellen van bijen slechts gebruikt in afgesloten bijenkasten.

Hoofdstuk

11c

Het niet-commerciële verkeer van honden, katten en fretten

Afdeling

1

Begripsbepalingen

Artikel

11c.1

Onverminderd artikel 1.1, wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • blanco identificatiedocument: identificatiedocument dat nog niet is voorzien van de gegevens, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • identificatiedocument: identificatiedocument als bedoeld in artikel 3, onderdeel f, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • transponder: transponder als bedoeld in artikel 3, onderdeel e, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • uitgever: uitgever van blanco identificatiedocumenten;

  • unieke alfanumerieke code: unieke alfanumerieke code als bedoeld in artikel 21, derde lid, van verordening (EU) nr. 576/2013.

Afdeling

2

Uitvoering verordening (EU) nr. 576/2013

Artikel

11c.2

Als voorschriften als bedoeld in artikel 81b van de wet worden aangewezen de artikelen 5, vierde lid, 6, 10, 11, derde lid, 17, eerste lid, 19, eerste lid, 21, 22, eerste tot en met derde lid, 23, tweede lid, 33, tweede lid, 34, tweede lid, en 36, eerste lid, van verordening (EU) nr. 576/2013.

Artikel

11c.3

Afdeling

3

Aanvullende regels ter uitvoering van verordening (EU) nr. 576/2013

Artikel

11c.4

Artikel

11c.4a

Artikel

11c.4b

Artikel

11c.5

Artikel

11c.6

Artikel

11c.7

Artikel

11c.8

Het inplanten van een transponder door een ander dan een dierenarts, bedoeld in artikel 18 van verordening (EU) nr. 576/2013, is toegestaan aan degene die beroepsmatig met een zekere regelmaat transponders inbrengt.

Hoofdstuk

12

Medebewind

Artikel

12.1

Vervallen

Hoofdstuk

13

Slotbepalingen

Artikel

13.1

De Regeling in- en doorvoer vee, veeproducten e.d., de Regeling doorvoer vee 1992, de Regeling wederinvoer vee 1992, de Regeling invoer vee 1992, de Regeling in- en doorvoer sperma van runderen 1992, de Regeling in- en doorvoer embryo's van runderen 1993, de Regeling in- en doorvoer sperma van varkens 1993, de Regeling in- en doorvoer papagaaien en papagaaiachtigen 1977, de Regeling invoer levende en dode vossen, de Regeling in en doorvoer levende konijnen 1984, de Regeling in- en doorvoer nertsen 1977, de Regeling in- en doorvoer honden en katten, de Regeling in-, uit- en doorvoer circusdieren 1971, de Regeling in-, door- en vervoer pluimvee, vogels en broedeieren 1992, de Regeling in- en doorvoer levende dieren en producten 1993, de Regeling uitvoer vee 1974, de Beschikking vervoer sperma van runderen, de Beschikking vervoer diepgevroren sperma van runderen, de Beschikking vervoer embryo's van runderen, de Beschikking vervoer sperma van varkens, de Regeling vervoer levende dieren en producten 1993, en de Beschikking vervoer pluimvee en broedeieren, de Beschikking vervoer geregistreerde paardachtigen en de Regeling voorschriften slachtkalveren worden ingetrokken.

Artikel

13.2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

13.3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling handel levende dieren en levende producten.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

's-Gravenhage
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J.J. vanAartsen

Bijlage

1

bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 6

Algemene eisen

Voorzieningen

Reiniging en ontsmetting

Administratie

Bijlage

2

bedoeld in artikel 11b.1

Veterinary certificate for Honey bee (Apis mellifera) eggs and Honey bee (Apis mellifera) semen

Diergezondheidscertificaat voor honingbij (Apis mellifera) eitjes en honingbij (Apis mellifera) sperma

Part II: Certification

  • II.1.

    Verklaring inzake diergezondheid / Animal Health attestation

    Ondergetekende, officiële dierenarts, verklaart dat de in de deel I van dit certificaat beschreven honingbij-eitjes aan de volgende voorwaarden voldoen: / I, the undersigned official veterinarian, hereby certify that the honey bee eggs as described in part I of this certificate, meet the following requirements:

  • II.1.1.

    de honingbij-eitjes komen uit een gebied met code 1Gebiedscode als vermeld in deel 1 van bijlage II of deel 1, afdeling 1 van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 206/2010 of zoals laatst gewijzigd. ............, of deze lid-staat waarin de partij bijensperma of eicellen van bijen rechtmatig in de handel is gebracht..................; / II.1.1. the honey bee eggs come from the territory with code 2Code of the territory as it appears in Part 1 of Annex II or Section 1 of Part 1 of Annex IV to Regulation (EU) No 206/2010 or as last amended. ..........., or this Member State where bee sperm and ova have been placed lawfully on the market..................

  • II.1.2.

    de honingbij-eitjes/ II.I.2. the honey bee eggs

    • a)

      zijn afkomstig uit een bijenstal waarop toezicht wordt uitgeoefend door de bevoegde autoriteit;

    • a)

      come from an apiary which is under the supervision of the competent authority;

  • II.1.3.

    de honingbij – eitjes en het honingbij -sperma / II.1.3. the honey bee eggs and semen

    • b)

      zijn afkomstig uit bijenkasten die onmiddellijk voor de winning van de honingbij-eitjes of het -sperma zijn geïnspecteerd en geen klinische tekenen vertoonden of aanleiding gaven tot vermoedens van een bijenziekte of -plaag;

    • b)

      come from hives which immediately before the collecting of the honey bee eggs or semen were inspected and showed no clinical signs or gave rise to suspicion of a honey bee disease or pest;

  • II.1.4.

    het verpakkingsmateriaal en de meegestuurde producten / II.1.4 the packaging material and accompanying products

    • c)

      zijn nieuw en niet in contact geweest met aangetaste bijen of broedramen, en alle voorzorgen zijn getroffen om besmetting met veroorzakers van ziekten of plagen bij honingbijen te voorkomen.

    • c)

      are new and have not been in contact with diseased bees or brood, and all precautions are taken to prevent contamination with agents causing diseases or infestations of honey bees.

    • d)

      zijn grondig onderzocht om zich ervan te vergewissen dat deze vrij zijn van de kleine bijenkastkever (Aethina tumida) en van eieren en larven van die kever;

    • d)

      were examined thoroughly to ensure that all the packaging is free from the small hive beetle (Aethina tumida) and the eggs and larvae of this beetle;