Besluit van 12 december 1994, houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 77ff, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht

Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 7 september 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 453938/94/6;
De Raad van State gehoord (advies van 21 november 1994, no. W03.94.0565);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 1 december 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 470227/94/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Afdeling

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Dit besluit verstaat onder:

Afdeling

II

Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

4a

§

2

Vervroegde beëindiging door Onze Minister

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Aan een beschikking tot voorwaardelijke beëindiging worden behoudens nader te stellen bijzondere voorwaarden, de volgende algemene voorwaarden verbonden:

  • a.

    dat de voorwaardelijk ontslagene zich gedraagt overeenkomstig de aanwijzingen van degene die met het verlenen van hulp en steun is belast en aan hem alle verlangde inlichtingen zal verschaffen;

  • b.

    dat hij tevoren melding doet aan degene die met het verlenen van hulp en steun is belast, van een verandering van betrekking of woonplaats en

  • c.

    dat hij zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Artikel

8

Onze Minister doet aan de voorwaardelijk ontslagene door tussenkomst van het hoofd van de inrichting een beschikking toekomen, waarin de voorwaarden verbonden aan de beëindiging zijn vermeld.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Het openbaar ministerie doet aan degene die met het toezicht op de naleving van de voorwaarden is belast en aan Onze Minister onverwijld mededeling van:

  • a.

    elke vrijheidsbeneming van een voorwaardelijk ontslagene door het daartoe bevoegde gezag;

  • b.

    elk misdrijf dat de voorwaardelijk ontslagene heeft begaan of vermoedelijk heeft begaan en

  • c.

    elk ter zijner kennis gekomen overtreding van de voorwaarden.

Artikel

12

Artikel

13

Indien Onze Minister besluit tot intrekking of schorsing van het voorwaardelijk ontslag stelt hij degene die met het verlenen van hulp en steun is belast, degene die met het toezicht op de naleving van de voorwaarden is belast, alsmede het hoofd van de inrichting en het openbaar ministerie van zijn beslissing in kennis.

§

3

De beslissing omtrent de verlenging van de maatregel

Artikel

14

Artikel

15

Afdeling

III

Jeugddetentie

Artikel

16

De jeugddetentie wordt zo spoedig mogelijk ten uitvoer gelegd en ondergaan op een plaats welke zo dicht mogelijk bij de woonplaats van de gestrafte jeugdige is gelegen.

Afdeling

IV

Voorwaardelijke veroordeling

Artikel

17

Afdeling

V

Voorwaardelijke invrijheidstelling

Artikel

18

Indien het hoofd van de inrichting waar de jeugddetentie wordt ondergaan van oordeel is dat de gestrafte voorwaardelijk in vrijheid behoort te worden gesteld, doet hij daaromtrent een gemotiveerd voorstel aan het openbaar ministerie.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

De voorwaardelijke invrijheidstelling en haar herroeping worden aangetekend op het executie-extract van de rechterlijke uitspraak waarbij de straf werd opgelegd.

Afdeling

VI

Slotbepalingen

Artikel

22

Het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht wordt ingetrokken.

Artikel

23

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

24

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager