Wet van 15 december 1994, houdende bepalingen inzake de wisselkantoren

Wet inzake de wisselkantoren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, ter bescherming van het financiële stelsel in Nederland en met het oog op het tegengaan van het witwassen van gelden en de uitvoering van de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 en de Wet melding ongebruikelijke transacties, wenselijk is te voorzien in een registratie van en een toezicht op wisselkantoren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

§

1

Definities

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wisselkantoor: de natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die beroeps- of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van een ander wisseltransacties uitvoert;

  • b.

    wisseltransacties: het wisselen van munten of bankbiljetten, het uitbetalen van munten of bankbiljetten tegen inlevering van een of meer cheques, het uitbetalen van munten of bankbiljetten op vertoon van een credit-card en andere door Onze Ministers aan te wijzen transacties;

  • c.

    register: het register bedoeld in artikel 3;

  • d.

    de Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

  • e.

    Onze Ministers: Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie.

§

2

Taak van de Bank

Artikel

2

De Bank voert de registratie van wisselkantoren en oefent toezicht uit op de wisselkantoren overeenkomstig de bepalingen van deze wet.

Hoofdstuk

2

De registratie en het toezicht

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Hoofdstuk

3

Controle en inlichtingen

Artikel

9

Artikel

10

De Bank is bevoegd van ieder wisselkantoor dat onder de vrijstelling ingevolge artikel 5 valt of waaraan op grond van artikel 5 een ontheffing is verleend, inlichtingen te verlangen, voor zover dat redelijkerwijs nodig is om te controleren of dat wisselkantoor zich houdt aan de aan de vrijstelling of ontheffing verbonden voorschriften en gestelde beperkingen. Een wisselkantoor waarvan inlichtingen worden verlangd is verplicht deze binnen de door de Bank te stellen termijn te verstrekken.

Artikel

11

De Bank is bevoegd bij iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, van welke de Bank vermoedt, dat zij een wisselkantoor in de zin van artikel 1 van deze wet is, alle inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen, die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn om zulks te beoordelen. De natuurlijke persoon van wie en de rechtspersoon of vennootschap waarvan de Bank deze inlichtingen verlangt is verplicht deze binnen de door de Bank te stellen termijn te verstrekken.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

De Bank kan, voorzover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van haar taak, aan geregistreerde wisselkantoren aanbevelingen en algemene richtlijnen geven met betrekking tot de bedrijfsvoering en de administratieve organisatie, daaronder begrepen de financiële administratie en de interne controle.

Hoofdstuk

4

Overige bepalingen

Artikel

17

Het is aan een ieder die uit hoofde van deze wet of van krachtens deze wet genomen besluiten enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge deze wet verstrekt, of van een instantie als bedoeld in artikel 20 verkregen, of van gegevens of inlichtingen, bij het onderzoek van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers verkregen, verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze wet wordt geëist.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Hoofdstuk

5

Beroep

Hoofdstuk

5 A

Dwangsom en bestuurlijke boete

Artikel

23a

Artikel

23c

Artikel

23d

Degene jegens wie door de Bank een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel

23e

Artikel

23f

Artikel

23g

Artikel

23h

Artikel

23i

Artikel

23j

Artikel

23k

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel

23l

Hoofdstuk

6

Wijzigingen van andere wetten

Artikel

24

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

25

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

26

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

27

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

28

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

29

Artikel

30

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

31

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet inzake de wisselkantoren.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

Bijlage

bedoeld in artikel 23c, eerste lid, van de Wet inzake de wisselkantoren

Artikel 1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk 5 A van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

1.

€ 453

2.

€ 907

3.

€ 5 445

4.

€ 21 781

5.

€ 87 125

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot instellingen (geregistreerde wisselkantoren, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van de Wtk 1992). In tabel 2 zijn die bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen) richten., is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar opbrengst respectievelijk balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor2Onder opbrengst wordt in dit verband verstaan het bedrag aan totale baten overeenkomstig rubriek 2500 van het rapportageformulier wisselkantoren.:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van minder dan € 45 400; Factor: 0,25;

Categorie II: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van ten minste € 45 400 maar minder dan € 90 800; Factor: 0,5;

Categorie III: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van ten minste € 90 800 maar minder dan € 226 900, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, met een balanstotaal van minder dan € 45 378 000; Factor: 1;

Categorie IV: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van ten minste € 226 900 maar minder dan € 453 800, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, met een balanstotaal van ten minste € 45 378 000 maar minder dan € 453 780 000; Factor: 2;

Categorie V: geregistreerde wisselkantoren met een opbrengst van ten minste € 453 800, alsmede kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000 maar minder dan € 4 537 800.000; Factor: 3;

Categorie VI: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, met een balanstotaal van ten minste € 4 537 800.000 maar minder dan € 45 378 020.000; Factor: 4;

Categorie VII: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, met een balanstotaal van ten minste € 45 378 020.000; Factor: 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar opbrengst respectievelijk balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent de opbrengst respectievelijk balanstotaal niet aan de Bank beschikbaar zijn gesteld, kan de Bank aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie VII van toepassing.

Artikel 3

Op grond van artikel 23e, tweede lid, behoeft de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, indien het een overtreding betreft waarvoor tariefnummer 1 of 2 is vastgesteld.