Besluit van de Minister van Justitie van 13 februari 1995, nr. 481432/595/NE houdende een overgangsregeling inzake het voortduren van opsporingsbevoegdheid van personen voor wie een aanvraag tot buitengewoon opsporingsambtenaar is ingediend

Besluit overgangsregeling inzake voortduren opsporingsbevoegdheid buitengewone opsporingsambtenaren

Artikel

2

De personen, bedoeld in artikel 44, vijfde lid, onder b, van het besluit, voor wie vóór 1 april 1995 een verzoek tot aanwijzing als bedoeld in artikel 142, eerste lid, onder b, dan wel tot beëdiging als buitengewoon opsporingsambtenaar is ingediend bij de procureur-generaal of de minister van Justitie, behouden hun opsporingsbevoegdheid tot het moment waarop onherroepelijk op het verzoek is beslist. In elk geval vervalt de opsporingsbevoegdheid een jaar na indiening van het verzoek.

Artikel

3

Dit besluit zal met toelichting worden geplaatst in de Staatscourant en het Algemeen politieblad.

Den Haag
De Minister van Justitie,
namens deze,
H.P. Wooldrik , het hoofd van de Directie Politie