Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder:
de standplaats bedoeld in artikel 1, tweede lid van het besluit.
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
de standplaats bedoeld in artikel 1, tweede lid van het besluit.
De personen, bedoeld in artikel 44, vijfde lid, onder b, van het besluit, voor wie vóór 1 april 1995 een verzoek tot aanwijzing als bedoeld in artikel 142, eerste lid, onder b, dan wel tot beëdiging als buitengewoon opsporingsambtenaar is ingediend bij de procureur-generaal of de minister van Justitie, behouden hun opsporingsbevoegdheid tot het moment waarop onherroepelijk op het verzoek is beslist. In elk geval vervalt de opsporingsbevoegdheid een jaar na indiening van het verzoek.
Het bepaalde in de hoofdstukken 5 en 6 van het besluit is gedurende de in artikel 2 genoemde termijn van toepassing.
Gedurende de periode dat de in artikel 2 bedoelde personen nog niet beschikken over het op grond van artikel 26 van het besluit vastgestelde legitimatiebewijs dragen zij een legitimatiebewijs bij zich waaruit hun functie en opsporingsbevoegdheid blijkt.
Voor de in artikel 2 genoemde termijn is de hoofdofficier van justitie, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Politiewet 1993, van het arrondissement waarbinnen de standplaats van de in artikel 2 bedoelde personen is gelegen aangewezen als toezichthouder en de korpschef, bedoeld in artikel 24 van de Politiewet 1993, van de politieregio waarbinnen die standplaats is gelegen, als direct toezichthouder.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Dit besluit zal met toelichting worden geplaatst in de Staatscourant en het Algemeen politieblad.