Wet van 18 mei 1995, houdende regeling van de vergoeding voor de werkzaamheden, de secundaire voorzieningen en de kostenvergoedingen van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, alsmede van de toelage en de andere voorzieningen van de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op artikel 63 van de Grondwet, wenselijk is een wettelijke regeling te treffen van de vergoeding voor de werkzaamheden, van de secundaire voorzieningen en van de kostenvergoedingen van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, alsmede van de toelage en de andere voorzieningen van de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b.

    kamerlid: lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

  • c.

    voorzitter: voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

  • d.

    fractievoorzitter: kamerlid waarvan door de voorzitter is vastgesteld dat dat lid voorzitter is van een fractie, dan wel enig lid is van een fractie;

  • e.

    griffier: de griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Artikel

2

Deze wet is niet van toepassing op kamerleden die het ambt van minister of staatssecretaris bekleden.

Artikel

3b

De kamerleden maken hun nevenfuncties openbaar door terinzagelegging van een opgave bij de griffie van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Hoofdstuk

II

Vergoeding voor de werkzaamheden

Artikel

4

De kamerleden ontvangen een vergoeding van € 2.867,80 per maand voor de werkzaamheden die voortvloeien uit de vervulling van het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Artikel

5

De kamerleden ontvangen een eindejaarsuitkering van 8,3 procent van de som van de vergoedingen, bedoeld in artikel 4, 7, eerste lid, en 8.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9a

Hoofdstuk

III

Vergoeding voor secundaire voorzieningen

Artikel

10

Hoofdstuk

IV

Toelage en andere voorzieningen van de voorzitter

Artikel

13

Artikel

13a

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Hoofdstuk

V

Kostenvergoedingen

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

18b

De griffier stelt ten laste van de Eerste Kamer aan een kamerlid voor de duur van diens kamerlidmaatschap informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking, daarbij inbegrepen de abonnementen, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het kamerlidmaatschap.

Artikel

18c

De voorzitter treft voor de kamerleden een voorziening voor bedrijfsgeneeskundige zorg.

Artikel

19

Ten aanzien van een kamerlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, worden als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 aangewezen:

Artikel

19a

Vervallen

Hoofdstuk

VI

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

21

De wet van 25 juni 1969 tot regeling van de vergoeding van de kosten, welke uit de vervulling van het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voortvloeien (Stb. 1969, 300) en de wet van 12 november 1975 tot nadere vaststelling toelage Voorzitter Eerste Kamer der Staten-Generaal (Stb. 1975, 657), worden ingetrokken.

Artikel

22

Artikel 4a van de wet van 25 juni 1969 tot regeling van de vergoeding van de kosten, welke uit de vervulling van het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voortvloeien, blijft van kracht ten aanzien van wijzigingen welke vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet in de hoogte van de schadeloosstelling, bedoeld in artikel 2 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, worden aangebracht.

Artikel

23

Deze wet treedt in werking met ingang van 13 juni 1995.

Artikel

24

Deze wet wordt aangehaald als: Wet vergoedingen leden Eerste Kamer.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager