Artikel
1
De ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, die over opsporingsbevoegdheid beschikt, is bevoegd in plaats van een legitimatiebewijs als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar het legitimatiebewijs bij zich te dragen dat hem op de voet van de Regeling politielegitimatiebewijs is uitgereikt.