Wet van 16 november 1995, houdende het opnieuw vaststellen van de Wet toezicht effectenverkeer in verband met de uitvoering van de richtlijn betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten en van de richtlijn betreffende de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen

Wet toezicht effectenverkeer 1995

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet toezicht effectenverkeer te wijzigen ter uitvoering van richtlijn nr. 93/6/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (PbEG L 141) alsmede van richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141), en dat het wenselijk is in verband hiermee alsmede in verband met enige noodzakelijke andere aanpassingen van die wet, de Wet toezicht effectenverkeer opnieuw vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt - voor zover niet anders is bepaald - verstaan onder:

  • a.

    effecten:

    • 1°.

      aandeelbewijzen, schuldbrieven, winst- en oprichtersbewijzen, optiebewijzen, warrants, en soortgelijke waardepapieren;

    • 2°.

      rechten van deelgenootschap, opties, rechten op overdracht op termijn van goederen, inschrijvingen in aandelen- en schuldregisters, en soortgelijke, al dan niet voorwaardelijke, rechten;

    • 3°.

      certificaten van waarden als hiervoor bedoeld;

    • 4°.

      recepissen van waarden als hiervoor bedoeld;

  • b.

    effectenbemiddelaar:

    • 1°.

      degene die als tussenpersoon, anders dan op grond van een overeenkomst als bedoeld onder c, beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam is bij de totstandkoming van transacties in effecten;

    • 2°.

      degene die beroeps- of bedrijfsmatig de mogelijkheid aanbiedt, door het openen van een rekening, vorderingen te verkrijgen luidende in effecten, waarbij door middel van deze rekening transacties in effecten kunnen worden bewerkstelligd;

    • 3°.

      degene die beroeps- of bedrijfsmatig, anders dan bij uitgifte van effecten, voor eigen rekening effectentransacties verricht teneinde een markt in effecten te onderhouden of een voordeel te behalen uit een verschil tussen vraag- en aanbodprijzen van effecten;

    • 4°.

      degene die beroeps- of bedrijfsmatig effecten, bij uitgifte ervan, overneemt of plaatst;

    • 5°.

      degene die, al dan niet als tussenpersoon en anders dan op grond van een overeenkomst als bedoeld onder c, beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam is bij de totstandkoming van rente-, valuta- of aandelenswaps of soortgelijke overeenkomsten;

  • c.

    vermogensbeheerder:

    • 1°.

      degene die beroeps- of bedrijfsmatig op grond van een overeenkomst het beheer voert over effecten die toebehoren aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon dan wel over aan deze persoon toebehorende middelen ter belegging in effecten, daaronder begrepen het verrichten of doen verrichten van effectentransacties voor rekening van de persoon met wie de overeenkomst is gesloten;

    • 2°.

      degene die beroeps- of bedrijfsmatig op grond van een overeenkomst het beheer voert over rente-, valuta- of aandelenswaps of soortgelijke overeenkomsten;

  • d.

    effecteninstelling: een effectenbemiddelaar of een vermogensbeheerder;

  • e.

    effectenbeurs: een markt die aan regels is onderworpen en die bestemd is voor het bijeenbrengen van vraag en aanbod van effecten;

  • f.

    gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van meer dan 5 procent van het geplaatste aandelenkapitaal van een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van meer dan 5 procent van de stemrechten in een onderneming of instelling, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming of instelling;

  • g.

    groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap:

    • 1°.

      via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of

    • 2°.

      in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor zover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie,

    die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep;

  • h.

    dochtermaatschappij: een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 24a van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • i.

    richtlijn kapitaaltoereikendheid: richtlijn nr. 93/6/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (PbEG L 141);

  • j.

    richtlijn beleggingsdiensten: richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141);

  • k.

    lid-staat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lid-staat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

  • l.

    toezichthoudende autoriteit: de instantie waaraan in enige staat ingevolge een wettelijke regeling het toezicht op het effectenverkeer is opgedragen;

  • m.

    bijkantoor: één of meer onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een effecteninstelling die in een andere staat zijn gevestigd dan die waar de effecteninstelling is gevestigd;

  • n.

    Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • o.

    openbaar bod: een door middel van een openbare mededeling gedaan aanbod als bedoeld in artikel 217, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek buiten een besloten kring, op effecten, dan wel een uitnodiging tot het doen van een aanbod, buiten een besloten kring, op effecten, waarbij de bieder het oogmerk heeft deze effecten te verwerven;

  • p.

    bieder: een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap, dan wel enig naar buitenlands recht daarmee vergelijkbaar lichaam of samenwerkingsverband, door wie of namens wie al dan niet tezamen met een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen of daarmee vergelijkbare lichamen of samenwerkingsverbanden een openbaar bod wordt voorbereid of uitgebracht, dan wel is uitgebracht.

Artikel

2

Geen effecten in de zin van deze wet zijn:

  • a.

    waarden die uitsluitend het karakter van betaalmiddel dragen;

  • b.

    appartementsrechten.

Artikel

2a

De omstandigheid dat de koper van effecten zich bij de koop heeft verbonden tot een latere overdracht van een gelijke hoeveelheid effecten van dezelfde soort aan de verkoper, brengt niet met zich dat die koop, in strijd met artikel 84, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, ten doel heeft de effecten over te dragen tot zekerheid of de strekking mist de effecten na de overdracht in het vermogen van de koper te doen vallen, tenzij de effecten na de levering in handen van de verkoper blijven.

Hoofdstuk

II

Uitgifte van effecten

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Hoofdstuk

II A

Openbaar bod op effecten

Artikel

6a

Artikel

6b

Indien de bieder zijn openbaar bod gestand heeft gedaan, is het hem gedurende een periode van drie jaar na de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht niet toegestaan effecten van de soort waarop het openbaar bod betrekking had, direct of indirect, te verwerven tegen voor de rechthebbende van die effecten gunstiger voorwaarden dan volgens het openbaar bod.

Artikel

6c

Hoofdstuk

III

Effecteninstellingen

§

1

Vereisten voor een vergunning

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

§

2

Regels voor vergunninghouders

Artikel

11

Artikel

11a

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

§

3

Gekwalificeerde deelnemingen in effecteninstellingen

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Hoofdstuk

IV

Intrekkingsbepalingen

Artikel

19

Artikel

20

Onze Minister kan een op grond van artikel 16 verleende verklaring van geen bezwaar slechts wijzigen of intrekken dan wel daaraan nadere beperkingen stellen of nadere voorschriften verbinden:

  • a.

    op verzoek van de houder;

  • b.

    indien de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de verklaring van geen bezwaar zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van de aanvraag de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

  • c.

    indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan, zo zij voor het tijdstip waarop de verklaring van geen bezwaar werd verleend zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest, de verklaring van geen bezwaar zou zijn geweigerd;

  • d.

    indien de houder niet meer als een houder van de gekwalificeerde deelneming kan worden aangemerkt;

  • e.

    indien de houder niet alsnog binnen de termijn, bedoeld in artikel 16, achtste lid, eerste volzin, alle bij de verklaring van geen bezwaar gestelde beperkingen in acht neemt;

  • f.

    indien de houder niet meer voldoet aan bij of krachtens deze wet gestelde regels of beperkingen of gegeven voorschriften.

Hoofdstuk

V

Register

Artikel

21

Hoofdstuk

VI

Effectenbeurzen

Artikel

22

Artikel

23

Van iedere wijziging in de regels, bedoeld in artikel 22, tweede lid, of in de controle op de naleving daarvan stelt de houder van de op grond van artikel 22 erkende effectenbeurs Onze Minister vooraf in kennis.

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Onze Minister kan een erkenning als bedoeld in artikel 22 of een ontheffing als bedoeld in artikel 25 intrekken indien voor het houden van de desbetreffende effectenbeurs onvoldoende waarborgen worden geboden met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten of de positie van de beleggers op die markten of indien de effectenbeurs niet of niet genoegzaam de bij of krachtens deze wet gestelde regels of gegeven voorschriften naleeft, gestelde beperkingen in acht neemt of gegeven aanwijzingen opvolgt.

Artikel

26A

Hoofdstuk

VII

Bijzondere bepalingen

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

28a

Artikel

28b

Indien een accountant naar het oordeel van Onze Minister niet of niet meer de nodige waarborgen biedt dat deze de toevertrouwde taak met betrekking tot de effecteninstelling naar behoren zal vervullen, kan Onze Minister bepalen dat hij niet bevoegd is de in deze wet en daaruit voortvloeiende besluiten bedoelde verklaringen omtrent de getrouwheid met betrekking tot die effecteninstelling af te leggen.

Hoofdstuk

VIII

Controle, uitvoering en samenwerking

Artikel

29

Artikel

30

Indien een effecteninstelling die is toegelaten tot een op grond van artikel 22 erkende effectenbeurs, ingevolge de op grond van dat artikel te hanteren regels verplicht is ter medewerking aan de controle op de nakoming van die regels persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens te verstrekken, behoeft de effecteninstelling voor deze verstrekking niet de toestemming van degene op wie de persoonsgegevens betrekking hebben.

Artikel

31

Artikel

32

Met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten of de positie van de beleggers op die markten kan Onze Minister, voor zover nodig in afwijking van artikel 31, ter openbare kennis brengen:

  • a.

    zijn weigering om een aangevraagde vergunning of ontheffing te verlenen wanneer deze weigering niet meer in beroep kan worden getroffen;

  • b.

    het feit dat degene die bij uitgifte effecten aanbiedt en op wie naar zijn oordeel het verbod, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van toepassing is, niet over een ontheffing beschikt;

  • c.

    het feit dat een effecteninstelling waarop naar zijn oordeel het verbod, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van toepassing is, niet over een vergunning beschikt;

  • d.

    het feit dat degene waarop een vrijstelling als bedoeld in artikel 10 van toepassing is, zich niet houdt aan de voorschriften die aan die vrijstelling zijn verbonden;

  • e.

    het feit dat de houder van een effectenbeurs waarop naar zijn oordeel het verbod, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van toepassing is, niet over een erkenning of ontheffing beschikt; of

  • f.

    het feit dat de houder van een effectenbeurs waarop een vrijstelling als bedoeld in artikel 25 van toepassing is, zich niet houdt aan de voorschriften die aan die vrijstelling zijn verbonden;

  • g.

    zijn aanwijzing als bedoeld in artikel 28, tweede lid, terzake van het niet naleven van de regels gesteld bij of krachtens de artikelen 6a, tweede en derde lid, en 6b.

Artikel

33

Artikel

33a

Artikel

33b

Artikel

34

Artikel

35

Onze Minister dan wel een rechtspersoon waaraan ingevolge artikel 40 taken en bevoegdheden zijn overgedragen, werkt bij de uitoefening van het toezicht samen met de betrokken toezichthoudende autoriteiten van de andere lid-staten. Onze Minister dan wel een rechtspersoon waaraan ingevolge artikel 40 taken en bevoegdheden zijn overgedragen, pleegt daartoe in voorkomende gevallen overleg met deze autoriteiten.

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Hoofdstuk

IX

Overdracht van toezicht

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Onze Minister dan wel een rechtspersoon waaraan ingevolge artikel 40 taken en bevoegdheden zijn overgedragen, kan de kosten die worden gemaakt voor de uitvoering van die taken en de uitoefening van die bevoegdheden volgens door Onze Minister te stellen regels in rekening brengen bij houders van effectenbeurzen, bij instellingen te wier laste effecten zijn uitgegeven die zijn toegelaten tot de notering aan een op grond van artikel 22 erkende effectenbeurs, bij bieders, bij aanvragers van een ontheffing als bedoeld in artikel 6a, vijfde lid, of artikel 6c, eerste lid, bij effecteninstellingen, bij aanvragers van een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, bij aanvragers van een ontheffing als bedoeld in artikel 4, eerste lid, bij aanvragers van een ontheffing als bedoeld in artikel 5, tweede lid, bij aanvragers van een erkenning als bedoeld in artikel 22, bij aanvragers van een ontheffing als bedoeld in artikel 25, eerste lid, bij aanvragers van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 16, eerste lid, alsmede bij houders van een verklaring van geen bezwaar die is verleend op grond van artikel 16, vierde lid.

Hoofdstuk

X

Beroep

Artikel

43

Tegen een besluit van een houder van een op grond van artikel 22 erkende effectenbeurs omtrent de toelating van effecten tot, of het doen vervallen van effecten uit de notering aan die effectenbeurs, staat voor belanghebbenden administratief beroep open bij Onze Minister, tenzij dit besluit strekt tot uitvoering van een aanwijzing als bedoeld in artikel 6.

Artikel

44

Hoofdstuk

XI

Betrekkingen met derde landen

Artikel

45

Hoofdstuk

XII

Gebruik van voorwetenschap en publieksmisleiding

Artikel

46

Artikel

46a

Artikel

46b

Artikel

46c

Artikel

46d

Een instelling die effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, onder a, heeft uitgegeven of zal uitgeven, stelt een reglement vast waarin regels worden gesteld ten aanzien van het bezit van en transacties in op haar betrekking hebbende effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, door haar werknemers en de personen, bedoeld in artikel 46b, derde lid onder a en b. Het reglement voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen regels.

Artikel

47

Het is een ieder die effecten uitgeeft of belast is met, of zijn medewerking verleent tot het plaatsen van effecten, verboden te trachten het publiek tot inschrijving of deelneming te bewegen door het opzettelijk verzwijgen of verminken van ware, of voorspiegelen van valse feiten of omstandigheden.

Artikel

48

Overtreding van de verbodsbepalingen van de artikelen 46 en 47 is een misdrijf.

Hoofdstuk

XIIA

Onderzoek door onze minister

Artikel

48a

Hoofdstuk

XII B

Dwangsom en bestuurlijke boete

Artikel

48b

Artikel

48c

Artikel

48d

Artikel

48e

Degene jegens wie door Onze Minister een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel

48f

Artikel

48g

Artikel

48h

Artikel

48i

Artikel

48j

Artikel

48k

Artikel

48l

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel

48m

Hoofdstuk

XIII

Wijziging van andere wetten

Artikel

49

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

50

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

51

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

52

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

53

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

54

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

55

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

56

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

57

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

58

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Hoofdstuk

XIV

Slotbepalingen

Artikel

59

Van de verlening of intrekking van een vrijstelling, vergunning, erkenning of ontheffing en van het van kracht worden van het verbod, bedoeld in artikel 12, vierde lid, wordt door de zorg van Onze Minister mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel

60

Artikel

61

Ten aanzien van effectenbemiddelaars of vermogensbeheerders die zijn gevestigd in een andere lid-staat, niet zijnde een lid-staat ten aanzien waarvan Onze Minister een maatregel als bedoeld in artikel 8, eerste lid, heeft genomen, en die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 7, tweede lid, van deze wet een vergunning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 10, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer bezitten, wordt geacht te zijn voldaan aan artikel 7, tweede lid, onderdeel i, onder 2° en 3°, onderscheidenlijk onderdeel j, onder 2°.

Artikel

62

Artikel

64

Ingeval voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet beroep is ingesteld tegen een op grond van de Wet toezicht effectenverkeer genomen besluit wordt op het beroep beslist met toepassing van het voor dat tijdstip geldende recht.

Artikel

65

De Wet toezicht effectenverkeer wordt ingetrokken.

Artikel

66

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

67

Deze wet wordt aangehaald als: Wet toezicht effectenverkeer 1995.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

Bijlage

bedoeld in artikel 48d, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995

Artikel 1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk XII B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

1.

€ 453

2.

€ 907

2a.

€ 1 815

3.

€ 5 445

4.

€ 21 781

5.

€ 87 125

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 11In tabel 1 zijn die bepalingen genoemd die zich uitsluitend richten tot vergunninghoudende effecteninstellingen c.q. erkende effectenbeurzen (natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen). In tabel 2 zijn die bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen/beurzen) richten., is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar eigen vermogen van toepassing met de daarbij behorende factor2Onder eigen vermogen wordt in dit verband verstaan:ingeval van rechtspersonen en vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover dezen een jaarrekening opstellen: het eigen vermogen zoals dat blijkt uit de jaarrekening;in geval van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover dezen geen jaarrekening opstellen: het privévermogen van de gezamenlijke vennoten, zoals dat blijkt uit hun laatste aangifte voor de vermogensbelasting; enin geval van natuurlijke personen (eenmanszaken): het privévermogen zoals dat blijkt uit zijn laatste aangifte voor de vermogensbelasting.:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van minder dan € 136 100; Factor: 1;

Categorie II: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste € 136 100 maar minder dan € 272 300; Factor: 2;

Categorie III: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste € 272 300 maar minder dan € 453 800; Factor: 3;

Categorie IV: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste € 453 800 maar minder dan € 4 538 000; Factor: 4;

Categorie V: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschapppen met een eigen vermogen van ten minste € 4 538 000; Factor: 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het eigen vermogen niet aan Onze Minister beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

Artikel 3

Op grond van artikel 48f, tweede lid, behoeft de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, indien het een overtreding betreft waarvoor tariefnummer 1 of 2 is vastgesteld.

Tabel 1

6, tweede lid

3

7, derde lid

4

7, zevende lid

3

11a, eerste lid

1

11a, tweede lid

1

12, tweede lid

4

12, vierde lid

4

13, eerste lid

1

13, vijfde lid

1

13, zesde lid, eerste volzin

3

13, zesde lid, tweede volzin

4

13, achtste lid

1

14, eerste lid

1

14, vierde lid

4

15, tweede lid

2

16, dertiende lid

4

19, derde lid

3

21, zesde lid

1

22, derde lid

3

23

3

24, eerste lid

3

24, derde lid

3

28, derde lid

4

28a, tweede lid

4

28a, vierde lid

4

36, tweede lid

3

36, derde lid

3

37, tweede lid

3

46b, eerste lid

4

46d

2a

Tabel 2

3, eerste lid

5

4, tweede lid

3

5, eerste lid

4

5, derde lid

3

6a, eerste lid

5

6b

5

6c, tweede lid

4

7, eerste lid

5

10, tweede lid

3

11a, derde lid

3

11a, vierde lid

3

16, eerste lid

3

16, derde lid

1

16, achtste lid

3

16, negende lid

3

16, elfde lid

3

16, twaalfde lid

2

18, tweede lid

3

22, eerste lid

4

22, vijfde lid

3

26a, eerste lid

3

26a, zesde lid

3

28, zesde lid, onder a

3

29, tweede lid

3

36, tweede lid

3

36, derde lid

3

37, tweede lid

3

46, eerste lid

5

46a, eerste lid

5

46b, derde lid

4

46b, vijfde lid

3

47

5