Besluit van 6 december 1995, houdende vaststelling van het Besluit College van toezicht op de kansspelen

Besluit College van toezicht op de kansspelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie, gedaan mede namens Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, en Onze Minister van Economische Zaken, van 28 september 1995, Directie Wetgeving, nr. 517163/95/6;
Gelet op de artikelen 30g, derde lid, 35, tweede lid, en 37 van de Wet op de kansspelen, artikel III van de Wet van 18 mei 1995, Stb. 300, houdende wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met het instellen van een College van toezicht op de kansspelen, artikel 1a, eerste lid, onder d, van de Wet Nationale ombudsman en artikel 1a, onder d, van de Wet openbaarheid van bestuur;
De Raad van State gehoord (advies van 10 november 1995, nr. W03.95.0529);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie, uitgebracht mede namens Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, en Onze Minister van Economische Zaken, van 28 november 1995, Directie Wetgeving, nr. 527406/95/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Begripsomschrijvingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet op de kansspelen;

  • b.

    Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

  • c.

    Onze Ministers wie het mede aangaat: Onze Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

  • d.

    het College: het College van toezicht op de kansspelen als bedoeld in artikel 33 van de wet.

§

2

Adviezen

Artikel

2

Artikel

3

§

3

Toezicht

Artikel

4

Artikel

5

Door Onze Minister of door een van Onze Ministers wie het mede aangaat door tussenkomst van Onze Minister kan aan het College het verzoek worden gedaan een onderzoek in te stellen naar de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet en van zijn statuten en reglementen door een rechtspersoon waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de wet.

Artikel

6

Vervallen

§

4

Voorstellen

Artikel

7

De ingevolge artikel 35, eerste lid, van de wet door het College vastgestelde voorstellen bevatten de vermelding tot wie zij zijn gericht. Zij worden ter kennis gebracht aan Onze Minister en aan Onze Ministers wie het mede aangaat.

§

5

Aanbevelingen

Artikel

8

Met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de wet en in het belang van het voorkomen en tegengaan van negatieve maatschappelijke effecten kan het College de instellingen en personen waaraan door Onze Minister of een van Onze Ministers wie het mede aangaat vergunning is verleend ingevolge de wet, aanbevelingen doen met betrekking tot:

  • a.

    de wijze van werving en reclame;

  • b.

    het waarborgen van een eerlijk en betrouwbaar spelverloop en het voorkomen van fraude en misbruik;

  • c.

    de vestiging van voor het publiek opengestelde inrichtingen waar gelegenheid wordt gegeven tot beoefening van een kansspel of waar deelnamebewijzen aan een kansspel verkrijgbaar worden gesteld, alsmede elke overige wijze waarop de deelname aan een kansspel mogelijk wordt gemaakt.

Artikel

9

Artikel

10

Indien het College van oordeel is dat een overeenkomstig artikel 8 gegeven aanbeveling niet, of niet voldoende, wordt nageleefd door een instelling of persoon tot wie de aanwijzing is gericht, brengt het College daaromtrent rapport uit aan Onze Minister en Onze Ministers wie het mede aangaat.

§

6

Samenstelling en benoeming

Artikel

11

Het College bestaat uit zeven onafhankelijke leden, te weten:

  • a.

    een lid, tevens voorzitter; en

  • b.

    zes onafhankelijke leden.

Artikel

12

De voordracht tot benoeming van de voorzitter en de overige leden van het College geschiedt door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat.

Artikel

13

De voorzitter en de overige leden van het College worden benoemd voor een tijdvak van ten hoogste vier jaar. Herbenoeming is terstond mogelijk en kan tweemaal en telkens voor een tijdvak van ten hoogste vier jaar plaatsvinden.

Artikel

14

Artikel

15

De voorzitter, de leden en de secretaris van het College kunnen te allen tijde op eigen verzoek worden ontslagen.

Artikel

16

Artikel

17

Indien Onze Minister voornemens is een voordracht te doen als bedoeld in artikel 16, derde lid, kan de voorzitter, een lid of de secretaris van het College bij koninklijk besluit worden geschorst, op voordracht van Onze Minister. Een schorsing vervalt door een tijdsverloop van dertien weken of door ontslag binnen dertien weken na de schorsing.

§

7

Werkwijze

Artikel

18

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

§

8

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

24

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

25

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

26

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

27

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

28

De bescheiden betreffende de werkzaamheden van de Raad voor de Casinospelen worden uiterlijk op de dag dat de Raad zijn werkzaamheden beëindigt door de secretaris van de Raad overgedragen aan Onze Minister.

Artikel

29

Gedurende het in artikel III van de Wet van 18 mei 1995, Stb. 300, houdende wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met het instellen van een College van toezicht op de kansspelen bedoelde tijdvak worden de taken en bevoegdheden die ingevolge de in dat artikel bedoelde vergunningen zijn toegekend aan de Raad voor de Casinospelen uitgeoefend door het College van toezicht op de kansspelen.

Artikel

30

De Wet van 18 mei 1995, Stb. 300, houdende wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met het instellen van een College van toezicht op de kansspelen treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.

Artikel

31

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996, met uitzondering van artikel 28 dat in werking treedt op 20 december 1995 en artikel 27 dat in werking treedt op 1 april 1996.

Artikel

32

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit College van toezicht op de kansspelen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Justitie, E. M. A. Schmitz
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager