Artikel
1
1
In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
b.
arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
-
c.
arbeidsongeschiktheidsuitkering: een periodieke uitkering, toegekend op grond van arbeidsongeschiktheid, die voortvloeit uit enig dienstverband van betrokkene;
-
d.
WAO-uitkering: uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
-
e.
betrokkene: de overheidswerknemer, bedoeld in artikel 2 van de Wet privatisering ABP:
-
1°.
in vaste dienst;
-
2°.
aan wie ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte als bedoeld in artikel 98, eerste lid, onder f, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, in artikel 129, eerste lid, onder f, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal, of in artikel 101, eerste lid, onder e, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken;
-
3°.
die ten tijde van dat ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is; en
-
4°.
die uit dat ontslag werkloos is geworden in de zin van de Werkloosheidswet.
-
1°.
-
f.
suppletie: de suppletie, bedoeld in artikel 6;
-
g.
dagloon: het dagloon in de zin van artikel 14 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en artikel 13 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen zonder toepassing van het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen met betrekking tot een loontijdvak van een dag, vermeerderd met het bedrag aan pensioenbijdrageverhaal op grond van de overeenkomst naar burgerlijk recht, bedoeld in artikel 4 van de Wet privatisering ABP, waarin de aanspraken van overheidswerknemers in de zin van die wet, gewezen overheidswerknemers en hun nagelaten betrekkingen ter zake van pensioenen, alsmede hun daarmee samenhangende verplichtingen, zijn neergelegd;
-
h.
berekeningsgrondslag van de suppletie: het dagloon van betrokkene op de dag voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan hem recht op suppletie wordt toegekend, voor zover dat betrekking heeft op het inkomen uit de betrekking waaraan het recht op suppletie wordt ontleend;
-
i.
werkloosheidsuitkering: een periodieke uitkering ter zake van ontslag of werkloosheid, die voortvloeit uit enig dienstverband van betrokkene;
-
j.
ZW-uitkering: ziekengeld als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet.
2
Indien op het salaris van de betrokkene op de dag voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan hem recht op suppletie wordt toegekend een inhouding werd toegepast op grond van artikel 21a, vijfde lid, dan wel artikel 57b, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, wordt voor het dagloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, uitgegaan van het dagloon zoals dat zou zijn vastgesteld indien geen sprake was geweest van bedoelde inhouding.