Artikel
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
AAW: de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;
-
b.
ABP: het Algemeen burgerlijk pensioenfonds, bedoeld in artikel L 1 van de Abp-wet;
-
c.
Abp-wet: de Algemene burgerlijke pensioenwet;
-
d.
ambtelijk inkomen: het ambtelijk inkomen, bedoeld in artikel C 1 van de Abp-wet;
-
e.
ambtenaar: de ambtenaar, bedoeld in de artikelen B 1, B 2 en B 3 van de Abp-wet, alsmede degene die ambtenaar is ingevolge de krachtens artikel B 7, onderdeel b, van de Abp-wet gestelde regels, zoals deze luidden op 31 december 1995;
-
f.
Amp-wet: de Algemene militaire pensioenwet;
-
g.
B 3-lichaam: een privaatrechtelijk lichaam dat op 31 december 1995, op grond van artikel B 3 van de Abp-wet, was aangewezen of op grond van artikel U 2 van de Abp-wet geacht werd te zijn aangewezen als lichaam waarvan het personeel geheel of ten dele ambtenaar in de zin van de Abp-wet is;
-
h.
Centrale Commissie: de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, bedoeld in artikel 105 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;
-
i.
deeltijdfactor: de breuk, bedoeld in artikel A 1a, tweede lid, van de Abp-wet, zoals die bepaling luidde op 31 december 1995;
-
j.
nettopensioen: het nettopensioen, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
-
k.
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
l.
overheidspersoneel: de overheidswerknemers en de militairen, bedoeld in artikel A 1, eerste lid, van de Amp-wet, alsmede degenen die ingevolge het tweede lid van dat artikel daaronder worden begrepen, met inachtneming van artikel A 4 van die wet;
-
m.
overheidswerkgever: ieder gezag of bestuur dat bevoegd is tot aanstelling of indienstneming en ontslag van een overheidswerknemer en voor de toepassing van de paragrafen 4, 9 en 10 de Stichting tot verzorging van de pensioenen van het personeel van de Koninklijke Hofhouding van het Huis van Oranje-Nassau;
-
n.
overheidswerknemer: de overheidswerknemer, bedoeld in artikel 2;
-
o.
vervallen;
-
p.
de ROP: de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid;
-
q.
sectorwerkgever:
-
1°.
van het personeel dat werkzaam is in de sector Rijk: Onze Minister;
-
2°.
van het personeel dat werkzaam is in de sector Defensie: Onze Minister van Defensie;
-
3°.
van het personeel dat werkzaam is in de sector Politie: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
-
4°.
van het personeel dat werkzaam is in de sector Rechterlijke Macht: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
-
5°.
van het personeel dat werkzaam is in de sector Gemeenten: de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
-
6°.
van het personeel dat werkzaam is in de sector Provincies: het Interprovinciaal Overleg;
-
7°.
van het personeel dat werkzaam is in de sector Waterschappen: de Vereniging werken voor waterschappen;
-
8°.
van personeel dat niet werkzaam is in een van de onder 1° tot en met 7° genoemde sectoren: (a). de sectorwerkgever van de sector waartoe de instelling waarbij het desbetreffende personeel werkzaam is, wordt gerekend, gelet op de aard van de werkzaamheid van die instelling, de arbeidsvoorwaarden of de financiële verhouding met een of meer overheids- of onderwijsinstellingen, of (b). de sectorwerkgever van de door Onze Minister aangewezen sector, of (c). een door Onze Minister aangewezen, met de onder 1° tot en met 7° genoemde sectorwerkgevers gelijk te stellen, ander gezag of andere instantie;
-
1°.
-
r.
vervallen;
- s.
-
t.
WAO-conforme uitkering: de met overeenkomstige toepassing van de WAO toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in artikel 32;
-
u.
Wet FVP/ABP: de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP.