Regeling Kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1996

Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1996

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
handelende na overleg met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Besluit:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.
de minister:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b.
alleenstaande ouder:

ongehuwde die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander; tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

c.
ten laste komend kind:

kind in de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar voor wie de alleenstaande ouder aanspraak op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kan maken;

d.
kinderopvang:

het in georganiseerd verband tegen vergoeding verzorgen en opvoeden van kinderen door anderen dan de eigen ouder, pleeg- of stiefouder op uren dat deze zelf hiervoor niet beschikbaar is wegens het verrichten van een van de activiteiten als opgesomd in artikel 2, eerste lid;

e.
kinderopvangplaats:

aanbod van kinderopvang dat voldoet aan de eisen gesteld bij of krachtens het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang, waarbij de volgende soorten worden onderscheiden:

  • hele-dagopvang: aanbod van kinderopvang voor kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 4 jaar gedurende negen of meer aaneengesloten uren per werk- of studiedag;

  • halve-dagopvang: aanbod van kinderopvang voor kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 4 jaar gedurende minimaal vijf, maar minder dan negen aaneengesloten uren per werk- of studiedag;

  • buitenschoolse opvang: aanbod van kinderopvang voor kinderen in de schoolgaande leeftijd gedurende de gehele dag minus de schooltijden en de overblijftijd;

  • gastouderopvang: kinderopvang in een gezinssituatie gedurende tenminste vijf uren per week en die betrekking heeft op gelijktijdig ten hoogste vier kinderen;

f.
gerealiseerde nieuwe kinderopvangplaats:
  • kinderopvangplaats die gemeten naar de stand per 31 december 1995, zoals tot uitdrukking komend in een door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geaccepteerde accountantsverklaring, extra wordt gecreëerd in 1996;

  • kinderopvangplaats die voor 31 december 1995 is gecreëerd, doch die eerst in 1996 feitelijk wordt bezet door een ten laste komend kind.

g.
Algemene bijstandswet:

§

2

Subsidie aan de gemeenten

Artikel

2

Artikel

3

De subsidie voor gerealiseerde nieuwe kinderopvangplaatsen wordt aan de gemeente verleend onder de voorwaarden dat:

  • a.

    in de schriftelijke overeenkomst bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdelen b en c, tenminste is vastgelegd het aantal kinderopvangplaatsen als bedoeld in deze regeling, alsmede het tijdstip waarop en de periode waarin deze plaatsen zijn gerealiseerd;

  • b.

    in de jaarverantwoording van de derde instelling bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, over het jaar waarin de in de regeling bedoelde plaatsen zijn gerealiseerd tevens de feitelijk gerealiseerde plaatsen worden verantwoord; alsmede het aantal feitelijk gerealiseerde kinderopvangplaatsen per 31 december 1995 wordt vermeld; en

  • c.

    deze jaarverantwoording voorzien is van een verklaring van een registeraccountant of een Accountant-Administratieconsulent ten aanzien van wie bij de inschrijving in het in artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten bedoelde register een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, derde lid, van die wet.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

§

3

Bevoorschotting

Artikel

8

De minister betaalt aan de gemeente op of omstreeks:

  • a.

    1 maart 1996 een voorschot van 50% van de maximale subsidie bedoeld in artikel 4, tweede lid;

  • b.

    1 november 1996 een voorschot tot ten hoogste 100% van het bedrag dat op de aanvraag is toegekend.

§

4

Administratieve verplichtingen

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

§

5

Intrekking van de toekenning en terugvordering

Artikel

12

De minister kan een besluit tot toekenning van subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken en een reeds uitbetaalde subsidie of voorschot terugvorderen, indien:

  • a.

    de subsidie niet is besteed aan de bestrijding van kosten van nieuwe kinderopvangplaatsen als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid;

  • b.

    niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 3 of paragraaf 4;

  • c.

    de gemeente onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt.

§

6

Slotbepalingen

Artikel

13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1996.

Artikel

14

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1996.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Minister voornoemd, A.P.W.Melkert

Model accountantsverklaring behorende bij de jaaropgave 1996