Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende nadere regels met betrekking tot de maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid, bedoeld in Hoofdstuk VI, paragraaf 9, van de Wegenverkeerswet 1994

Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Besluit:

Artikel

1

Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wegenverkeerswet 1994;

  • b.

    vervallen;

  • c.

    directeur: de directeur van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).

  • d.

    ademalcoholgehalte: het ademalcoholgehalte dat wordt geconstateerd tijdens een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel a, of derde lid, onderdeel a, van de wet.

  • e.

    bloedalcoholgehalte: het bloedalcoholgehalte dat wordt geconstateerd tijdens een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel b, of derde lid, onderdeel b, van de wet;

  • f.

    beginnende bestuurder: bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, indien sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken, dan wel, indien het voor het eerst afgegeven rijbewijs een rijbewijs betreft dat de bevoegdheid geeft tot het besturen van bromfietsen en dit rijbewijs is afgegeven aan een persoon die op het ogenblik van die afgifte de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, nog geen zeven jaar zijn verstreken, en indien de afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.

Artikel

2

Vermoeden van onvoldoende rijvaardigheid of geschiktheid

Artikel

3

Idem

Artikel

4

Mededeling van een vermoeden

Artikel

5

Vordering tot overgifte van het rijbewijs

Een vordering tot overgifte van het rijbewijs als bedoeld in artikel 130, tweede lid, van de wet geschiedt ten aanzien van in de volgende gevallen:

  • a.

    betrokkene heeft een motorrijtuig bestuurd onder invloed van drogerende stoffen, andere dan alcohol;

  • b.

    betrokkene heeft een poging tot zelfdoding met een motorrijtuig ondernomen;

  • c.

    er zijn duidelijke aanwijzingen dat betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel bevestigd wordt door een medisch deskundige;

  • d.

    betrokkene heeft met een motorrijtuig tegen de rijrichting in gereden (spookrijden);

  • e.

    betrokkene heeft binnen een periode van een jaar ten minste drie aanrijdingen veroorzaakt;

  • f.

    betrokkene is als bestuurder van een motorrijtuig rechtstreeks betrokken bij een aanrijding met duidelijke materiële dan wel letselschade en verklaart de aanrijding niet te hebben bemerkt;

  • g.

    betrokkene is niet in staat het motorrijtuig in bedwang te houden;

  • h.

    betrokkene heeft een aanrijding veroorzaakt door het intrappen van het onjuiste pedaal of het niet intrappen van het juiste pedaal;

  • i.

    betrokkene is binnen een periode van vijf jaar ten minste vier maal aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet;

  • j.

    bij betrokkene wordt, als bestuurder van een motorrijtuig, een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 1090 µg/l respectievelijk 2,5 ‰;

  • k.

    betrokkene is bewust ingereden op een andere weggebruiker;

  • l.

    betrokkene heeft drie maal als beginnende bestuurder een of meer van de in bijlage 1, onderdeel IV, opgenomen feiten begaan en voor deze feiten is hij tijdens of na de in artikel 1, onderdeel f, genoemde termijn van vijf jaar onherroepelijk veroordeeld dan wel is voor deze feiten tijdens of na die termijn ten aanzien van hem een onherroepelijk geworden strafbeschikking uitgevaardigd;

  • m.

    bij betrokkene wordt in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 915 μg/l, respectievelijk 2,1‰.

Artikel

6

Onderwerping aan een onderzoek

Artikel

6a

Artikel

8

Oplegging van een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer

Artikel

9

Gedrag tijdens de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer

Betrokkene verleent onder meer niet de vereiste medewerking aan de educatieve maatregel indien hij:

  • a.

    onder invloed van alcohol of andere drogerende stoffen op de desbetreffende cursus verschijnt;

  • b.

    demonstratief niet aan de cursus deelneemt;

  • c.

    zich tijdens de cursus agressief gedraagt, of

  • d.

    tijdens de cursus op andere wijze het groepsproces verstoort.

Artikel

10

Kosten van de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer

Artikel

10a

Artikel

10b

Artikel

11

Artikel

12

Ongeldigverklaring van het rijbewijs

Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs als bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene:

  • a.

    niet de rijvaardigheid bezit voor de desbetreffende categorie of categorieën motorrijtuigen, of

  • b.

    niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen.

Artikel

13

Intrekking oude regeling

Vervallen

Artikel

15

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Minister van Verkeer en Waterstaat,A.Jorritsma-Lebbink

Bijlage

1

bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid

Feiten dan wel omstandigheden die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid, dan wel, met uitzondering van de categorie AM, over de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven.

A. Rijvaardigheid en rijgedrag

I. Vaardigheid in het omgaan met het motorrijtuig

I.1. Bediening van het motorrijtuig

1. Een onjuiste bediening van het koppelingspedaal dan wel het gaspedaal, zich manifesterend in het bij herhaling afslaan van de motor dan wel schokkend en slingerend rijden en bochten te ruim nemen dan wel het intrappen van het onjuiste pedaal of het niet intrappen van het juiste pedaal;

2. een onjuiste bediening van het versnellingsmechanisme, al dan niet in combinatie met het koppelings- of het gaspedaal, waardoor hoorbaar regelmatig de verkeerde versnelling wordt gekozen, langdurig in een te hoge of te lage versnelling wordt gereden en met een te laag of te hoog toerental;

3. een onjuiste bediening van de rem, waardoor bij herhaling abrupt wordt vertraagd en gestopt of met blokkerende wielen wordt geremd;

4. een onjuist gebruik of nalaten van het gebruik van mechanismen en apparatuur van het motorrijtuig die van belang zijn voor de verkeersveiligheid, zoals ruitenwissers, richtingaanwijzers, verlichting en voorruitverwarming.

I.2. Beheersing van het motorrijtuig

1. Gebrek aan stuurvastheid waardoor, al dan niet in combinatie:

  • a.

    slingerend wordt gereden;

  • b.

    bij herhaling van de juiste koers wordt afgeweken;

  • c.

    bij het richting veranderen bochten niet vloeiend worden genomen;

  • d.

    bij het volgen van bochten in het wegverloop het motorrijtuig uit de bocht ’zeilt’;

2. onvoldoende rekening houden met de omvang van het motorrijtuig waardoor bijvoorbeeld bochten te ruim of te krap worden genomen;

3. overige feiten of omstandigheden waaruit een gebrek in de vaardigheid in de beheersing van het motorrijtuig blijkt:

  • a.

    het motorrijtuig niet onder controle houden op een niet vlakke weg;

  • b.

    bij herhaling op onjuiste wijze keren, achteruitrijden of parkeren;

  • c.

    bij herhaling veroorzaken van aanrijdingen.

II. Bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer

1. Niet adequaat kijkgedrag

Hanteren van een verkeerde kijktechniek en een slecht kijkgedrag al of niet met gebruikmaking van spiegels waardoor in gevaarlijke situaties niet of niet voldoende op het overige verkeer wordt gelet, zich onder meer manifesterend bij het:

  • a.

    wegrijden;

  • b.

    naderen en oprijden van kruispunten;

  • c.

    voorsorteren;

  • d.

    inhalen en het wisselen van rijstrook;

  • e.

    invoegen en het uitvoegen;

  • f.

    dan wel zich manifesterend door slecht kijkgedrag in het algemeen.

2. Gebrekkige rijvaardigheid

Gebrekkige vaardigheid die blijkt uit:

  • a.

    de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden;

  • b.

    rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;

  • c.

    onjuist invoegen en uitvoegen;

  • d.

    onnodig remmen en stoppen;

  • e.

    naar links of rechts afslaan op een wijze waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht;

  • f.

    rakelings passeren van andere weggebruikers en obstakels;

  • g.

    onvoldoende anticiperen op het gedrag van andere deelnemers;

  • h.

    niet adequaat reageren op bijzondere verkeerssituaties, zoals filevorming;

  • i.

    niet tijdig onderkennen van de invloed van externe of interne factoren.

III. Rijgedrag

1. Gevaarzettend rijgedrag waardoor:

  • a.

    andere weggebruikers of obstakels rakelings worden gepasseerd;

  • b.

    andere weggebruikers worden klem gereden of de weg wordt afgesneden.

2. Gebrek aan inzicht in risico’s in het verkeer, zoals:

  • a.

    onvoldoende anticiperen op het gedrag van andere weggebruikers;

  • b.

    niet adequaat reageren op bijzondere verkeerssituaties, zoals filevorming;

  • c.

    niet tijdig onderkennen van de invloed van externe factoren, zoals het weer, de toestand van de weg, het tijdstip, de aanwezigheid van scholen, voetgangersoversteekplaatsen, de specifieke eigenschappen en de toestand van het eigen motorrijtuig en van andere voertuigen en van de vervoerde lading, of wegwerkzaamheden, of van interne factoren, zoals het ‘hand held’ bellen, afleiding door audiovisuele middelen of vermoeidheid;

  • d.

    uitvoeren van gevaarlijke inhaalmanoeuvres of inhalen nabij voetgangersoversteekplaatsen, waarbij voetgangers duidelijk in gevaar zijn gebracht;

  • e.

    met een te hoge snelheid naderen van of inhalen nabij voetgangersoversteekplaatsen of in andere onoverzichtelijke situaties, zoals kruisingen en spoorwegovergangen;

  • f.

    aanhouden van, gelet op de snelheid waarmee gereden wordt, een te korte en derhalve onveilige volgafstand;

  • g.

    geen rekening houden met de belangen van andere weggebruikers, zoals het:

    • 1.

      geen gelegenheid geven tot invoegen bij een rijbaanversmalling, na inhalen, vanaf de invoegstrook;

    • 2.

      blokkeren van doorgangen of dubbel parkeren.

3. Incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer, dat blijkt uit:

  • a.

    rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;

  • b.

    onnodig remmen en stoppen;

  • c.

    snijden: het niet juist afmaken van de inhaalmanoeuvre door te snel en te abrupt naar rechts of naar links te gaan;

  • d.

    op te korte afstand volgen van voorliggers;

  • e.

    onjuist invoegen of onjuist uitvoegen op autowegen en autosnelwegen;

  • f.

    onjuist invoegen of onjuist uitvoegen bij vermindering van het aantal rijstroken.

4. Duidelijk een gedrag tentoonspreiden dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens terzake van:

  • a.

    de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden;

  • b.

    het inhalen;

  • c.

    het verlenen van voorrang;

  • d.

    het naar links of rechts afslaan;

  • e.

    het gebruik van lichten en geven van signalen;

  • f.

    het rijden op auto(snel)wegen: bijvoorbeeld het rijden op de vluchtstrook of het negeren van het rode kruis boven een rijstrook;

  • g.

    het negeren van een rood verkeerslicht;

  • h.

    het als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 50 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom;

  • i.

    het als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 31 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden;

  • j.

    het als bestuurder van een bromfiets overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 31 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom.

IV. Herhaaldelijk niet of niet op de juiste wijze naleven van essentiële verkeersregels dan wel verkeerstekens

In de hoedanigheid van beginnende bestuurder, onverminderd het overigens in deze bijlage bepaalde, drie maal een of meer van de navolgende feiten hebben begaan waarvoor hij tijdens of na de in artikel 1, onderdeel f, genoemde termijn van vijf jaar onherroepelijk is veroordeeld, dan wel indien voor deze feiten tijdens of na die termijn ten aanzien van hem een onherroepelijk geworden strafbeschikking is uitgevaardigd:

B. Geschiktheid

I. Lichamelijke geschiktheid

  • a.

    bewusteloosheid of stoornis in het bewustzijn;

  • b.

    wegraking / black-out;

  • c.

    hevige duizeligheid;

  • d.

    evenwichtsstoornis;

  • e.

    coördinatiestoornis, ongecontroleerde bewegingen;

  • f.

    stoornis in het gebruik van één of meer ledematen;

  • g.

    duidelijk verminderd gezichtsvermogen;

  • h.

    betrokkene verklaart geneesmiddelen te hebben ingenomen die, al dan niet in combinatie met alcohol, de rijvaardigheid beïnvloeden;

  • i.

    lichamelijk gebrek of functieverlies terwijl op het rijbewijs niet is vermeld dat betrokkene slechts:

    • een motorrijtuig mag besturen dat aan bijzondere eisen voldoet die zijn gericht op dat gebrek of functieverlies;

    • een motorrijtuig mag besturen onder gebruikmaking van kunst- of hulpstukken;

  • j.

    uit een medische verklaring blijkt van sterke aanwijzingen voor een verhoogd risico op een situatie als bedoeld onder a tot en met i.

II. Geestelijke geschiktheid

  • a.

    verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen;

  • b.

    ernstig gestoord inzicht of gedrag;

  • c.

    ernstig onaangepast rijgedrag;

  • d.

    agressiviteit in het verkeer;

  • e.

    paniekaanvallen;

  • f.

    abnormale opwindingstoestanden;

  • g.

    poging tot zelfdoding met een motorrijtuig.

III. Drogerende stoffen

Alcohol

  • a.

    bij betrokkene is een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 µg/l, respectievelijk 1,3‰;

  • b.

    betrokkene is binnen een periode van vijf jaar meermalen aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 350 µg/l, respectievelijk 0,8‰;

  • c.

    betrokkene weigert mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet;

  • d.

    betrokkene is binnen een periode van vijf jaar ten minste viermaal aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet;

  • e.

    uit een verklaring van een medisch deskundige blijkt dat betrokkene alcoholist is;

  • f.

    bij betrokkene is in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰;

  • g.

    betrokkene is in de hoedanigheid van beginnende bestuurder binnen een periode van vijf jaar meermalen aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰;

  • h.

    betrokkene is binnen een periode van vijf jaar ten minste tweemaal aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8 van de wet, en hierbij heeft hij ten minste eenmaal geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in dat artikel.

Andere drogerende stoffen

  • a.

    betrokkene is in het bezit van benodigdheden voor het gebruik van drogerende stoffen en uit een door betrokkene aan de politie afgelegde verklaring blijkt dat deze voor eigen gebruik zijn;

  • b.

    betrokkene is in het bezit van een gebruikershoeveelheid drogerende stoffen en uit een door betrokkene aan de politie afgelegde verklaring blijkt dat deze voor eigen gebruik is;

  • c.

    betrokkene staat bij de politie bekend als gebruiker van drogerende stoffen;

  • d.

    betrokkene is aangehouden onder invloed van drogerende stoffen.

Bijlage

2

bij de Regeling maatregelenrijvaardigheid en geschiktheid

Model mededeling

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

Divisie Vorderingen

Postbus 3012

2280 GA RIJSWIJK (ZH)

Regiopolitie/Openbaar Ministerie/CBR:

Afdeling/district:

PL-code:

Contactpersoon:

Adres:

Postcode + Plaatsnaam:

Telefoonnummer:

Ons kenmerk:

Mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

  • De korpschef, bedoeld in artikel 24, onderscheidenlijk artikel 38 van de Politiewet 1993 en de door hem voor dit doel aangewezen plaatsvervangers,

  • De commandant, bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Politiewet 1993 en de door hem voor dit doel aangewezen plaatsvervangers,

  • De officier van justitie,

  • De Directeur van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, doet mededeling van het vermoeden dat de hierna genoemde houder (verder genoemd betrokkene) niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid, dan wel, met uitzondering van de categorie AM, over de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven.

Gegevens betrokkene:

Naam:

Voornamen:

Geslacht:

Geboortedatum:

Geboorteplaats:

Adres:

Postcode:

Woonplaats:

Rijbewijsgegevens:

Rijbewijsnummer:

Burger Service Nummer

Afgifte autoriteit:

Afgegeven op:

Geldig tot:

Categorie(ën): / / / /

Het vermoeden dat betrokkene niet beschikt over de vereiste geschiktheid is gebaseerd op de volgende, aan alcohol gerelateerde, feiten en omstandigheden:

  • Bij betrokkene wordt een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 µg/l, respectievelijk 1,3‰;

  • Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar meermalen aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 350 µg/l, respectievelijk 0,8‰;

  • Bij betrokkene is in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰;

  • Betrokkene is in de hoedanigheid van beginnende bestuurder binnen een periode van vijf jaar meermalen aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰;

  • Betrokkene weigert mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet;

  • Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar tenminste viermaal aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet;

  • Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar ten minste tweemaal aangehouden op verdenking van het overtreden van artikel 8 van de wet, en heeft hierbij ten minste eenmaal geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in dat artikel;

  • Uit een verklaring van een medisch deskundige blijkt dat betrokkene alcoholist is.

Het vermoeden dat betrokkene niet beschikt over de vereiste rijvaardigheid of zodanig rijgedrag heeft vertoond dat daardoor het vermoeden is ontstaan dat hij niet beschikt over de vereiste rijvaardigheid, is gebaseerd op de volgende, niet aan alcohol gerelateerde, feiten en omstandigheden:

  • Betrokkene heeft gevaarzettend rijgedrag tentoongespreid waardoor:

    • a.

      andere weggebruikers of obstakels rakelings worden gepasseerd;

    • b.

      andere weggebruikers worden klem gereden of de weg wordt afgesneden, of

  • Betrokkene heeft blijk gegeven van gebrek aan inzicht in risico’s in het verkeer, zoals:

    • a.

      onvoldoende anticiperen op het gedrag van andere weggebruikers;

    • b.

      niet adequaat reageren op bijzondere verkeerssituaties, zoals filevorming;

    • c.

      niet tijdig onderkennen van de invloed van externe factoren, zoals het weer, de toestand van de weg, het tijdstip, de aanwezigheid van scholen, voetgangersoversteekplaatsen, de specifieke eigenschappen en de toestand van het eigen motorrijtuig en van andere voertuigen en van de vervoerde lading, of wegwerkzaamheden of van interne factoren, zoals het ‘hand held’ bellen, afleiding door audiovisuele middelen of vermoeidheid;

    • d.

      uitvoeren van gevaarlijke inhaalmanoeuvres of inhalen bij voetgangersoversteekplaatsen, waarbij voetgangers duidelijk in gevaar zijn gebracht;

    • e.

      met een te hoge snelheid naderen van of inhalen bij voetgangersoversteekplaatsen of in andere onoverzichtelijke situaties, zoals kruisingen en spoorwegovergangen;

    • f.

      aanhouden van, gelet op de snelheid waarmee gereden wordt, een te korte en derhalve onveilige volgafstand;

    • g.

      geen rekening houden met de belangen van andere weggebruikers, zoals het:

      • 1.

        geen gelegenheid geven tot invoegen bij een rijbaanversmalling, na inhalen, vanaf de invoegstrook;

      • 2.

        blokkeren van doorgangen of dubbel parkeren, of

  • Betrokkene heeft blijk gegeven van incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer, dat blijkt uit:

    • a.

      rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;

    • b.

      onnodig remmen en stoppen;

    • c.

      snijden: het niet juist afmaken van de inhaalmanoeuvre door te snel en te abrupt naar rechts of naar links te gaan;

    • d.

      op te korte afstand volgen van voorliggers;

    • e.

      onjuist invoegen of onjuist uitvoegen op autowegen en autosnelwegen;

    • f.

      onjuist invoegen of onjuist uitvoegen bij vermindering van het aantal rijstroken, of

  • Betrokkene heeft blijk gegeven van een gebrekkige rijvaardigheid, die blijkt uit:

    • a.

      de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden;

    • b.

      rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;

    • c.

      onjuist invoegen en uitvoegen;

    • d.

      onnodig remmen en stoppen;

    • e.

      naar links of rechts afslaan op een wijze waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht;

    • f.

      rakelings passeren van andere weggebruikers en obstakels;

    • g.

      onvoldoende anticiperen op het gedrag van andere verkeersdeelnemers;

    • h.

      niet adequaat reageren op bijzondere verkeerssituaties, zoals filevorming;

    • i.

      niet tijdig onderkennen van de invloed van externe of interne factoren, of

  • Betrokkene heeft duidelijk een gedrag tentoongespreid dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens terzake van:

    • a.

      de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden;

    • b.

      het inhalen;

    • c.

      het verlenen van voorrang;

    • d.

      het naar links of rechts afslaan;

    • e.

      het gebruik van lichten en geven van signalen;

    • f.

      het rijden op auto(snel)wegen: bijvoorbeeld het rijden op de vluchtstrook of het negeren van het rode kruis boven een rijstrook;

    • g.

      het negeren van een rood verkeerslicht;

    • h.

      het als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 50 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom;

    • i.

      het als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 31 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden;

    • j.

      het als bestuurder van een bromfiets overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 31 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom.

Het vermoeden dat betrokkene niet beschikt over de vereiste rijvaardigheid of geschiktheid is gebaseerd op de volgende, niet aan alcohol gerelateerde, feiten en omstandigheden:

Het vertoonde gedrag is:

  • nader omschreven in bijgaande afschriften van het proces-verbaal

  • nader te bekijken op bijgaande kopie van een video-opname.

Vordering in het kader van begeleid rijden

  • Betrokkene die voor zijn achttiende verjaardag in het kader van begeleid rijden een rijbewijs voor de categorie B heeft behaald, heeft in de periode tot zijn achttiende verjaardag een motorrijtuig bestuurd zonder een op de begeleiderspas geregistreerde begeleider, dan wel met een begeleider van wie hij weet dat deze onder zodanige invloed verkeert van een stof, waarvan het gebruik – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat deze niet tot behoorlijk begeleiden in staat moet worden geacht.

Indien van toepassing:

Invordering als bedoeld in artikel 130, tweede en derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 heeft op grond van het volgende plaatsgevonden:

  • Betrokkene heeft een motorrijtuig bestuurd onder invloed van drogerende stoffen, andere dan alcohol;

  • Betrokkene heeft een poging tot zelfdoding met een motorrijtuig ondernomen;

  • Er zijn duidelijke aanwijzingen dat betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel bevestigd wordt door een medisch deskundige;

  • Betrokkene heeft met een motorrijtuig tegen de rijrichting in gereden (spookrijden);

  • Betrokkene heeft binnen een periode van een jaar ten minste drie aanrijdingen veroorzaakt;

  • Betrokkene is rechtstreeks betrokken bij een aanrijding met duidelijke materiële dan wel letselschade en verklaart de aanrijding niet te hebben bemerkt;

  • Betrokkene is niet in staat het motorrijtuig in bedwang te houden;

  • Betrokkene heeft een aanrijding veroorzaakt door het intrappen van het onjuiste pedaal of door het niet intrappen van het juiste pedaal;

  • Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar ten minste viermaal aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet;

  • Bij betrokkene wordt een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 1090 µg/l respectievelijk 2,5‰;

  • Bij betrokkene wordt in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 915 µg/l, respectievelijk 2,1‰;

  • Betrokkene is bewust ingereden op een andere weggebruiker;

  • Betrokkene heeft drie maal als beginnende bestuurder een of meer van de strafbare feiten begaan die worden genoemd in bijlage 1, onderdeel IV, bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid en voor deze feiten is hij tijdens of na de in artikel 1, onderdeel f, van die regeling genoemde termijn van vijf jaar onherroepelijk veroordeeld dan wel is voor deze feiten tijdens of na die termijn ten aanzien van hem een onherroepelijk geworden strafbeschikking uitgevaardigd;

  • betrokkene die voor zijn achttiende verjaardag in het kader van begeleid rijden een rijbewijs voor de categorie B heeft behaald, heeft in de periode tot zijn achttiende verjaardag een motorrijtuig bestuurd zonder een op de begeleiderspas geregistreerde begeleider, dan wel met een begeleider van wie hij weet dat deze onder zodanige invloed verkeert van een stof, waarvan het gebruik – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat deze niet tot behoorlijk begeleiden in staat moet worden geacht.

Overige:

  • Het rijbewijs is bij de mededeling gevoegd.

  • Betrokkene beheerst de Nederlandse taal (van belang voor de verschillende educatieve maatregelen).

  • Betrokkene beheerst de volgende taal of talen (alleen invullen indien betrokkene de Nederlandse taal niet beheerst):

Aantal bijlage(n) meegestuurd:

Plaats:

Datum:

Handtekening:

Naam:

Functie: