Regeling dierlijke EG-premies

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op de artikelen 5, 5bis en 5ter van Verordening (EEG) nr. 3013/89 van de Raad van 25 september 1989 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schape- en geitenvlees (PbEG L 298) en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Raads- en Commissieverordeningen;
Gelet op afdeling 1 en artikel 30bis van Verordening (EEG) nr. 805/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees van de Raad van de Europese Gemeen-schappen van 27 juni 1968 (PbEG L 148) en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Raads- en Commissieverordeningen;
Gelet op de artikelen 1, 5 en 6 van Verordening (EEG) nr. 3508/92 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 november 1992 (PbEG L 355) en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Commissieverordeningen;
Overwegende dat toepassing moet worden gegeven aan de hiervoor genoemde verordeningen en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Raads- en Commissieverordeningen;
Overwegende dat de bepalingen van meergenoemde verordeningen rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtssfeer hebben, zij het dat ten behoeve van de juiste uitvoering een nadere invulling van deze bepalingen regelgeving noodzakelijk is;
Voorts gelet op de artikelen 15, 19, 26, 27 en 28 van de Landbouwwet;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1.1

Artikel

1.2

Alle bepalingen die ten aanzien van een producent gelden, zijn van overeenkomstige toepassing op een producentengroepering, tenzij hierna anders wordt bepaald.

Artikel

1.3

Indien de fysieke of financiële structuur van een bedrijf na 30 juni 1992 is of wordt gewijzigd hoofdzakelijk met het doel de verplichtingen van de in artikel 1.1, eerste lid, genoemde verordeningen of deze regeling te ontgaan, wordt deze wijziging buiten beschouwing gelaten voor de toepassing van deze regeling.

Hoofdstuk

2

Gemeenschappelijk bepalingen

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

2.1

LASER is belast met de uitvoering van deze regeling, waaronder begrepen het uitreiken van formulieren, alsmede met het in ontvangst nemen van de formulieren en de bijbehorende bijlagen.

Artikel

2.2

Producenten die premierechten hebben verkregen op grond van de Uitvoeringsregeling EEG-premie schapevleesproducenten 1993 en de Uitvoeringsregeling EEG-premie aanhouden zoogkoeienbestand 1993 worden geacht over die premierechten in het kader van deze regeling te beschikken.

Artikel

2.3

Artikel

2.3a

Vervallen

Paragraaf

2

Premie-aanvraag dieren

Artikel

2.4

Om voor premie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, in aanmerking te komen:

  • a.

    dient de producent een premieaanvraag dieren in, die in één of meer door de minister vast te stellen aanvraagperioden per jaar door LASER moet zijn ontvangen.

  • b.

    kan per aanvraagperiode slechts eenmaal een aanvraag worden ingediend, welke ten minste betrekking heeft op tien ooien, onderscheidenlijk drie stieren, drie ossen of drie zoogkoeien.

Artikel

2.4a

Artikel

2.4b

Artikel

2.5

Artikel

2.5a

Artikel

2.6

Paragraaf

3

Behandeling van aanvragen en mededelingen

Artikel

2.7

De minister beslist op de aanvraag.

Artikel

2.7a

Indien een bedrijf volledig wordt overgedragen nadat een premieaanvraag dieren is ingediend en voordat aan alle verplichtingen voor het verstrekken van premie is voldaan, kan aan de verkrijger van het bedrijf de desbetreffende aangevraagde premie worden verstrekt indien:

  • a.

    LASER de schriftelijke melding van de overdracht door de verkrijger binnen een maand na de overdracht ontvangt,

  • b.

    de verkrijger LASER verzoekt om betaling van de door de wederpartij aangevraagde premie,

  • c.

    de verkrijger alle door LASER verlangde bewijsstukken overlegt, en

  • d.

    wordt voldaan aan alle voorwaarden voor de verstrekking van de premie.

Paragraaf

4

Sanctiebepalingen betreffende de premieaanvraag dieren

Artikel

2.8

Artikel

2.8a

Geen premie, bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, terzake van het slachten, wordt verleend indien de slachtmelding wordt verricht door een abattoir dat door toepassing van artikel 42 van verordening 2419/2001 is uitgesloten van het recht verklaringen of certificaten af te geven met het oog op de toekenning van premie.

Paragraaf

5

Verminderingen en overmacht

Artikel

2.9

Artikel

2.10

Vervallen

Hoofdstuk

3

Algemene bepalingen betreffende specifieke rechten en overdracht van premierechten

Paragraaf

1

Toekenning specifieke premierechten vanuit de nationale reserve

Artikel

3.2

Artikel

3.3

Artikel

3.4

De producent die op grond van de artikelen 3.2 of 3.3 aanspraak wenst te maken op toekenning van specifieke premierechten voor ooien, of zoogkoeien, dient in een daartoe door de minister vastgestelde periode een aanvraag in bij LASER.

Artikel

3.5

Indien het aantal aangevraagde specifieke premierechten groter is dan het aantal daarvoor beschikbare premierechten vindt een proportionele vermindering van de individueel toe te kennen specifieke premierechten plaats.

Artikel

3.5a

Paragraaf

2

Bepalingen betreffende de overdracht van premierechten

Artikel

3.6

Een tijdelijke overdracht van premierechten is niet toegestaan.

Artikel

3.7

In geval van overdracht van premierechten zonder dat daarbij het bedrijf van de producent wordt overgedragen, vervalt 1% van de over te dragen rechten zonder vergoeding aan de nationale reserve, met dien verstande dat ten minste één premierecht moet worden afgestaan indien het ooien betreft.

Artikel

3.7a

Bij overdracht van premierechten voor zoogkoeien zonder dat daarbij het bedrijf van de producent wordt overgedragen bedraagt het minimumaantal premierechten dat wordt overgedragen:

  • a.

    5, voor producenten die beschikken over premierechten voor meer dan 25 zoogkoeien, en

  • b.

    3, voor producenten die beschikken over premierechten voor ten minste tien en ten hoogste 25 zoogkoeien.

Artikel

3.8

Aanspraak op overgedragen premierechten kan slechts worden verkregen indien:

  • a.

    LASER door zowel de vervreemder als de verkrijger in een door de minister vastgestelde periode van de overdracht in kennis is gesteld,

  • b.

    is voldaan aan afdeling 2 van hoofdstuk III van verordening 2342/1999 indien het premierechten voor zoogkoeien betreft, de artikelen 12 tot en met 15 van verordening 2550/2001 indien het premierechten voor ooien betreft, en deze paragraaf, en

  • c.

    de overdracht door LASER is geregistreerd.

Hoofdstuk

4

Algemene bepalingen met betrekking tot runderpremies

Paragraaf

1

Bepalingen met betrekking tot het voederareaal

Artikel

4.1

Paragraaf

2

Aanvraag oppervlakten

Artikel

4.2

Artikel

4.2a

Artikel

4.2b

Paragraaf

3

Beperking van het aantal dieren dat voor premie in aanmerking komt

Artikel

4.3

LASER deelt de producent het voor hem vastgestelde veebezettingsgetal mede en het daaruit voortvloeiende aantal GVE waarvoor premie kan worden verleend.

Paragraaf

4

Verplichtingen voor de producent

Artikel

4.4

Artikel

4.5

Hoofdstuk

4A

Bepalingen met betrekking tot premie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid

Artikel

4.6

Premie wordt de producent slechts verstrekt ten behoeve van runderen die:

  • a.

    op zijn bedrijf, blijkens het I & R-systeem rund gedurende de aanhoudperiode zijn aangehouden;

  • b.

    blijkens het I & R-systeem rund na afloop van de in onderdeel a genoemde periode binnen één maand worden geslacht in een abattoir waarvan de houder overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren 2003 een bedrijfsregister bijhoudt of met het oog op slacht naar een andere lidstaat worden verzonden, dan wel binnen twee maanden in geval van uitvoer naar een derde land, en.

  • c.

    overeenkomstig de bepalingen gesteld bij en krachtens verordening 1760/2000 zijn geïdentificeerd en geregistreerd.

Artikel

4.7

Artikel

4.8

Geen premie wordt verstrekt voor runderen waarvan de geboortedatum, de datum van aanvoer op en afvoer van het bedrijf van de producent, of de datum van de slacht, onderscheidenlijk uitvoer naar een andere lidstaat of derde land, niet in het I & R-systeem rund zijn vermeld.

Artikel

4.9

Vervallen

Hoofdstuk

5

Artikel

5.1

Premie per ooi bedraagt het bedrag dat voortvloeit uit artikel 4, vierde lid, van verordening 2529/2001.

Artikel

5.1a

Vervallen

Artikel

5.2

Het aantal voor de premie in aanmerking te nemen ooien bedraagt niet minder dan tien en is ten hoogste gelijk aan het aantal ooien dat op de dag van indiening van de aanvraag op het bedrijf van de producent voor diens rekening wordt aangehouden, doch nooit groter dan het aantal premierechten waarover de producent beschikt.

Artikel

5.2a

Vervallen

Artikel

5.3

Artikel

5.4

Artikel

5.5

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in verordening 2419/2001 moet de producent in de aanvraag vermelden of hij melk van ooien of zuivelprodukten van ooien verkoopt en onverminderd het bepaalde in artikel 5.3 volledig aangeven waar het schapenbestand zich gedurende de aanhoudperiode zal bevinden.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in verordening 2419/2001 vermeldt de producent in zijn aanvraag voor zover van toepassing:

    • a.

      de gegevens ter identificatie van het inschaarbedrijf en de plaats waar de ooien gedurende de aanhoudperiode worden ingeschaard en de periode van inscharing;

    • b.

      de gegevens ter identificatie van het bedrijf van de huurder en het aantal verhuurde ooien dat hij laat houden;

    • c.

      het loondienstverband en de identiteit van de andere producent;

    • d.

      de gegevens ter identificatie van het bedrijf van de ingebruikgever van de gebouwen en de gronden alsmede de plaats waar de ooien gedurende de aanhoudperiode verblijven.

Artikel

5.6

Vervallen

Artikel

5.7

Vervallen

Artikel

5.8

Vervallen

Artikel

5.9

Vervallen

Artikel

5.10

Vervallen

Artikel

5.11

Vervallen

Hoofdstuk

6

Specifieke bepalingen met betrekking tot zoogkoeienpremie

Artikel

6.1

Voor een premie komen slechts zoogkoeienproducenten in aanmerking die:

  • a.

    het runderbestand op het bedrijf dat zij beheren uitsluitend gebruiken voor het opfokken van kalveren voor de vleesproduktie en gedurende twaalf maanden, te rekenen vanaf de dag van ontvangst door LASER van de aanvraag, geen melk en geen zuivelprodukten leveren, behoudens de rechtstreekse levering van het bedrijf aan de consument dan wel

  • b.

    het runderbestand op het bedrijf dat zij beheren zowel gebruiken voor het opfokken van kalveren voor de vleesproduktie als voor het leveren van melk of zuivelprodukten, en

  • c.

    gedurende tenminste zes maanden, te rekenen vanaf de dag volgend op die van ontvangst door LASER van de aanvraag, op het bedrijf een aantal zoogkoeien houden dat tenminste gelijk is aan 60% en een aantal vaarzen houden dat tenminste gelijk is aan 15% van het aantal zoogkoeien waarvoor de premie is aangevraagd.

  • d.

    Het in onderdeel c genoemde minimum aantal vaarzen geldt niet voor een producent die voor minder dan 14 zoogkoeien premie aanvraagt.

Artikel

6.2

Artikel

6.2a

Artikel

6.2b

Artikel

6.2c

Artikel

6.3

Het minimumpercentage voor het gebruik van premierechten voor zoogkoeien, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van verordening 2342/1999, bedraagt 90.

Artikel

6.4

Ingeval aanpassing van individuele maxima van premierechten voor zoogkoeien als bedoeld in artikel 7, derde lid, van verordening 1254/1999 moet geschieden, vindt van rechtswege een proportionele vermindering plaats van het aantal premierechten voor zoogkoeien van individuele producenten met ingang van 1 januari van het jaar waarvoor premie wordt aangevraagd.

Hoofdstuk

7

Specifieke bepalingen met betrekking tot stieren- en ossenpremie

Artikel

7.1

Artikel

7.2

Indien de producent een dier uit een andere Lid-Staat betrekt waarvoor in die Lid-Staat nog geen premie voor de betrokken leeftijdstranche is verleend, legt de producent om voor premie in aanmerking te komen bij de premie-aanvraag stieren of premie-aanvraag ossen een volledig en naar waarheid ingevuld document over van de Lid-Staat van herkomst van het betrokken dier waarvan de gegevens overeenkomen met die van het model dat is opgenomen in bijlage I van verordening 2342/1999, dan wel het bij of krachtens het Besluit identificatie en registratie van dieren genoemde dierpaspoort.

Artikel

7.3

Indien het totaal aantal stieren en ossen waarvoor premie is aangevraagd en die voldoen aan de voorwaarden voor verlening van de premie, het regionale maximum overschrijdt, wordt het aantal stieren en ossen dat voor premie in aanmerking komt in het betrokken jaar per producent evenredig verminderd.

Artikel

7.3a

De premie per stier of os bedraagt het bedrag dat voortvloeit uit artikel 4, zevende lid van verordening 1254/1999.

Artikel

7.3b

Hoofdstuk

8

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

8.1

Artikel

8.2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

8.3

Deze regeling wordt aangehaald als: ’Regeling dierlijke EG-premies’.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J.J. vanAartsen