Bureau Heffingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te Assen;
c)
vracht:
hoeveelheid die als eenheid in een afzonderlijk transportvoertuig al dan niet met aanhanger wordt afgevoerd van een bedrijf;
d)
monsternemer:
op grond van de Regeling erkenning monsternemers Meststoffenwet erkend of voorlopig erkend monsternemer, zijnde een onafhankelijk persoon, of een persoon die werkzaam is bij een op grond van de Regeling erkenning monsternemers Meststoffenwet erkend of voorlopig erkend monsternemer, zijnde een intermediaire onderneming, en voldoet aan de in die regeling gestelde eisen;
e)
analyse:
bepaling van het fosfaatgehalte en het stikstofgehalte in monsters;
f)
reinigingsvloeistof:
vloeistof die overblijft na de reiniging van de bij verbranding, thermische droging of gesloten compostering van dierlijke meststoffen vrijkomende gassen door middel van water of een zuur;
g)
installatie:
installatie, als bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling.
Artikel
2
Bedrijven die in enig kalenderjaar aan de voorwaarden van deze regeling voldoen, zijn in het betreffende jaar vrijgesteld van de heffingen, bedoeld in titel 2 van hoofdstuk IV van de Meststoffenwet, tot een belastbare hoeveelheid mineralen uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, onderscheidenlijk stikstof als bedoeld in artikel 13i van de wet, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van deze regeling.
Artikel
3
1
Op de bedrijven, bedoeld in artikel 2, vindt be- of verwerking van dierlijke meststoffen plaats met behulp van een installatie.
2
Bij aanvang van het desbetreffende kalenderjaar of, ingeval eerst in het kalenderjaar is aangevangen met de be- of verwerking, bij aanvang van de be- of verwerking is een milieuvergunning of door het bevoegd gezag afgegeven gedoogbeschikking van kracht die mede betrekking heeft op de installatie met bijbehorende voorzieningen.
Artikel
4
1
De heffingplichtige dient voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar bij het bureau het overeenkomstig de daarbij aangegeven wijze volledig en naar waarheid ingevulde, ondertekende en gedagtekende formulier, zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling, in waarop hij:
a)
een omschrijving geeft van de kenmerken, werking en afmetingen van de op het bedrijf aanwezige installatie,
b)
opgave doet van de naar mestvorm, diercategorie en bedrijfssysteem onderscheiden hoeveelheid dierlijke meststoffen in kilogrammen die de installatie ten hoogste in een kalenderjaar kan be- of verwerken, en
c)
opgave doet van de naar mestvorm, diercategorie en bedrijfssysteem onderscheiden hoeveelheid dierlijke meststoffen in kilogrammen die de heffingplichtige voornemens is met behulp van de installatie te be- of verwerken.
2
Het formulier wordt ingediend tezamen met een afschrift van de milieuvergunning of gedoogbeschikking, bedoeld in artikel 3, tweede lid. De indiening van een dergelijk afschrift kan achterwege blijven indien zodanige indiening reeds met betrekking tot een eerder kalenderjaar heeft plaatsgevonden en de betreffende milieuvergunning, onderscheidenlijk gedoogbeschikking nog steeds van kracht is.
3
In afwijking van het eerste lid wordt het formulier, betrekking hebbend op het kalenderjaar 1998, vóór 1 februari van dat jaar ingediend.
4
In afwijking van het eerste lid wordt het formulier, betrekking hebbend op het kalenderjaar 1999, vóór 15 maart van dat jaar ingediend.
5
Indien op het bedrijf eerst in het kalenderjaar is aangevangen met be- of verwerking, wordt in afwijking van het eerste lid het formulier vóór 1 oktober van het desbetreffende kalenderjaar ingediend.
6
Van een wijziging in de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, doet de heffingplichtige onverwijld mededeling aan het bureau.
Artikel
5
1
Ingeval sprake is van een installatie als bedoeld in bijlage 1, onderdelen a, b, c, d of e, bij deze regeling, draagt de heffingplichtige ervoor zorg dat:
a)
per vracht afgevoerde eendekroos, algen, as, onderscheidenlijk reinigingsvloeistof bepaling van het gewicht uitgedrukt in kilogrammen plaatsvindt door weging met behulp van een weegwerktuig, op zodanige wijze dat daarbij het gewicht van het transportmiddel buiten beschouwing blijft;
b)
tenminste eenmaal per kwartaal bemonstering en analyse van een homogene of gehomogeniseerde vracht eendekroos, algen, as, onderscheidenlijk reinigingsvloeistof plaatsvindt, welke vracht representatief dient te zijn voor de andere vrachten van dat kwartaal.
2
De weging en de bemonstering worden uitgevoerd door een monsternemer. Bij de bemonstering wordt een voor de betreffende vracht representatief monster genomen.
3
Het monster wordt geanalyseerd door een laboratorium als bedoeld in artikel 8 van de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke meststoffen en overige organische meststoffen.
4
De analyse geschiedt door achtereenvolgens de volgende handelingen te verrichten:
a)
een voorbehandeling van het monster, hetgeen bij eendekroos, natte algen en reinigingsvloeistof geschiedt door homogeniseren conform NEN 7430, en bij as en gedroogde algen door mengen, drogen en malen conform NEN 7431;
b)
bereiding van een destruaat, hetgeen geschiedt conform NEN 7433 of een daaraan gelijkwaardige methode;
c)
bepaling van de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in het destruaat, hetgeen geschiedt conform NEN 7435, onderscheidenlijk NEN 7434 of een daaraan gelijkwaardige methode.
5
Binnen tien dagen na de verzending van de resultaten van de analyse door het laboratorium aan de heffingplichtige, kan de heffingplichtige heranalyse aanvragen. Er vindt ten hoogste eenmaal een heranalyse van hetzelfde monster plaats. De heranalyse wordt uitgevoerd door het laboratorium dat de analyse heeft uitgevoerd. Indien de heranalyse de resultaten van de analyse niet bevestigt, treden de resultaten van de heranalyse voor de toepassing van de artikelen 6 tot en met 9 in de plaats van de resultaten van de analyse.
Artikel
6
1
De belastbare hoeveelheid mineralen uitgedrukt in kilogrammen stikstof, bedoeld in artikel 2, is de som van:
a)
de hoeveelheid stikstof die wordt bepaald door het betreffende in het tweede lid genoemde percentage te nemen van de uitkomst van de vermenigvuldiging van de hoeveelheid stikstof per kilogram dierlijke meststoffen met het aantal kilogrammen dierlijke meststoffen dat in het betreffende kalenderjaar is be- of verwerkt in de installatie, en
b)
de hoeveelheid stikstof die in het betreffende kalenderjaar is afgevoerd in eendekroos, algen, onderscheidenlijk reinigingsvloeistof met uitzondering van de reinigingsvloeistof afkomstig van een installatie als bedoeld in bijlage 1, onderdeel c.
2
Het percentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is voor de installatie bedoeld in:
bijlage 1, onderdeel d: 0 In afwijking hiervan bedraagt het percentage 10 indien de gasreiniging geheel of gedeeltelijk plaatsvindt met behulp van een naverbrander;
bijlage 1, onderdeel f: 70. In afwijking hiervan bedraagt het percentage 0 indien het elektriciteitsverbruik van de beluchtingsapparatuur per kilogram stikstof in de dierlijke meststoffen die worden belucht, gemiddeld niet tenminste 3 kWh bedraagt.
Indien dierlijke meststoffen volgtijdelijk worden be- of verwerkt met gebruikmaking van meer dan één installatie, is het percentage het hoogste van de percentages behorend bij de gebruikte installaties.
3
De hoeveelheid stikstof per kilogram dierlijke meststoffen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is een duizendste van de naar mestsoort, diercategorie en bedrijfssysteem onderscheiden forfaitaire omrekennormen, opgenomen in bijlage C bij de wet.
4
De hoeveelheid stikstof, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt vastgesteld door de som van de gewichten in kilogrammen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de hoeveelheden stikstof, vastgesteld door middel van de analyses, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, met dien verstande dat de hoeveelheid stikstof afgevoerd in reinigingsvloeistof niet meer bedraagt dan 20 procent van de uitkomst van de vermenigvuldiging, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
Artikel
7
De belastbare hoeveelheid mineralen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, bedoeld in artikel 2, is de hoeveelheid fosfaat afgevoerd in eendekroos, algen, onderscheidenlijk as die wordt vastgesteld door de som van de gewichten van de in het betreffende jaar afgevoerde vrachten, bepaald overeenkomstig artikel 5, eerste lid, onderdeel a, te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de hoeveelheden fosfaat, vastgesteld door middel van de analyses, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b.
Artikel
8
1
De heffingplichtige houdt gedurende het betreffende kalenderjaar een administratie bij waarin hij steeds onverwijld opneemt:
a)
per kwartaal de naar mestsoort, diercategorie en bedrijfssysteem onderscheiden hoeveelheden dierlijke meststoffen in kilogrammen die zijn be- of verwerkt in de installatie;
wat betreft de installatie, bedoeld in bijlage 1, onderdeel f, per kwartaal het verbruik van elektriciteit van de beluchtingsapparatuur en de standen van de meter die dit verbruik aangeeft;
e)
alle gegevens, bescheiden en bewijsstukken met betrekking tot de hoeveelheden en resultaten, bedoeld in de onderdelen a, b, c en d.
2
De in onderdeel a bedoelde gegevens houdt de heffingplichtige in zijn administratie bij overeenkomstig het model, opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling.
Artikel
9
1
De heffingplichtige doet uiterlijk binnen tien weken na afloop van elk kwartaal aan het bureau opgave van de hoeveelheden en resultaten, bedoeld in artikel 8, onderdelen a, b, c en d, met gebruikmaking van het formulier, zoals opgenomen in bijlage 4 bij deze regeling.
2
Indien de aanmelding ingevolge artikel 4, vijfde lid, in het kalenderjaar is ingediend, en vóór de aanmelding in dat jaar op het bedrijf is aangevangen met mestbe- of verwerking, doet de heffingplichtige in afwijking van het eerste lid binnen twee weken na de aanmelding opgave van de hoeveelheden en resultaten, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot de tot dan toe verstreken kwartalen van dat jaar.
De bijlagen 2, 3 en 4 bij deze regeling liggen ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij alsmede bij de Dienst Landelijke service bij regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Artikel
12
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.
Artikel
13
Deze regeling wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling mestbe- en verwerking Meststoffenwet.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 2, 3 en 4, die ter inzage worden gelegd.
’s-Gravenhage
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Voor deze:
DeSecretaris-Generaal Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Th. J.Joustra
Bijlage
1
a
installatie voor de productie van eendekroos
Geheel van bouwkundige voorzieningen en apparatuur hoofdzakelijk gericht op het produceren van eendekroos uit dierlijke mest.
De installatie bestaat in ieder geval uit:
een reactor waarin op basis van dierlijke mest en met behulp van zonlicht eendekroos wordt geteeld;
een voorziening voor de toevoer van mest;
apparatuur waarmee de eendekroos wordt geoogst;
een opslagvoorziening voor de geoogste eendekroos;
meet- en regelapparatuur.
Als producten komen vrij:
eendekroos;
gas uit de reactor, voornamelijk als gevolg van de groei van het kroos, hoofdzakelijk bestaande uit lucht aangevuld met enige CH4.
b
installatie voor de productie van algen
Geheel van bouwkundige voorzieningen en apparatuur hoofdzakelijk gericht op het produceren van algen uit dierlijke mest.
De installatie bestaat in ieder geval uit:
een vijver met voortstuwingsapparatuur waarin op basis van dierlijke mest en met behulp van zonlicht algen worden geteeld;
een voorziening voor de toevoer van mest naar de vijver;
apparatuur waarmee de algen worden geoogst;
een opslagvoorziening voor de geoogste algen;
een voorziening voor de afvoer van gereinigde mestvloeistof;
meet- en regelapparatuur.
Als producten komen vrij:
algen, in gedroogde of in natte vorm;
effluent uit de algenvijver;
gas uit de vijver, voornamelijk als gevolg van de vorming van algen, hoofdzakelijk bestaande uit zuurstof.
c
installatie voor verbranding
Geheel van bouwkundige voorzieningen en apparatuur hoofdzakelijk gericht op het verbranden van dierlijke mest. Hieronder wordt ook begrepen pyrolyse en vergassing met aansluitende verbranding van de vrijkomende gassen.
De installatie bestaat in ieder geval uit:
een verbrandingsoven in ruime zin;
een voorziening voor de toevoer van mest;
een voorziening voor de uit- en afvoer van verbrand materiaal;
apparatuur voor de reiniging van de bij verbranding vrijkomende gassen;
een voorziening voor de opslag van verbrand materiaal;
meet- en regelapparatuur.
Als producten komen vrij:
verbrande mest (as);
eventueel reinigingsvloeistof;
gas, hoofdzakelijk bestaande uit (verbrandings)lucht, aangevuld met CO2, N2 en enige NH3, NOx, N2O.
d
installatie voor thermische droging
Geheel van bouwkundige voorzieningen en apparatuur hoofdzakelijk gericht op het drogen van dierlijke mest waarbij de energie voor het verdampen van vocht voornamelijk afkomstig is van een externe energiebron.
De installatie bestaat in ieder geval uit:
een droogtrommel met een voorziening voor de produktie, toevoer en overdracht van warmte naar het te drogen materiaal;
een voorziening voor de toevoer van mest;
een voorziening voor de uit- en afvoer van gedroogd materiaal;
apparatuur voor de reiniging van de bij het drogen vrijkomende gassen;
voorziening voor de opslag van gedroogd materiaal;
meet- en regelapparatuur.
Als producten komen vrij:
gedroogde mest met minimaal 85% droge stof;
eventueel reinigingsvloeistof;
gas, hoofdzakelijk bestaande uit (droog)lucht, aangevuld met waterdamp en enige NH3.
e
installatie voor gesloten compostering
Geheel van bouwkundige voorzieningen en apparatuur hoofdzakelijk gericht op de aërobe compostering van dierlijke mest in een gesloten systeem, waarbij de emissie van ammoniak door reiniging van de gebruikte lucht vergaand wordt beperkt.
De installatie bestaat in ieder geval uit:
een gesloten composteringsruimte met een of meer openingen of leidingen voor de toevoer van de voor het composteringsproces benodigde lucht en een leiding voor de afvoer van de gebruikte lucht;
een voorziening voor de toevoer van mest;
een voorziening voor de uit- en afvoer van gecomposteerd materiaal;
apparatuur voor de reiniging van de uit de composteringsruimte afgevoerde lucht;
een voorziening voor de opslag van gecomposteerd materiaal;
meet- en regelapparatuur voor de sturing van het composteringsproces.
De installatie kan zijn voorzien van apparatuur waarmee de toegevoerde lucht kan worden verwarmd met het doel het drogestofgehalte van de ge-composteerde mest verder op te voeren.
Als producten komen vrij:
eventueel reinigingsvloeistof;
gas, hoofdzakelijk bestaande uit lucht, aangevuld met CO2, waterdamp en enige NH3.
f
installatie voor beluchting
Geheel van bouwkundige voorzieningen en apparatuur hoofdzakelijk gericht op de biologische omzetting van stikstofverbindingen in vloeibare dierlijke mest in N2-gas via nitrificatie en denitrificatie.
De installatie bestaat in ieder geval uit:
een actief-slib installatie in hoofdzaak bestaande uit ofwel een tank met beluchtingsapparatuur voor nitrificatie en een tank voor denitrificatie, ofwel een tank met beluchtings- en mengapparatuur waarin zowel nitrificatie als denitrificatie volgtijdelijk kunnen plaatsvinden;
een voorziening voor de toevoer van mest;
meet- en regelapparatuur; in ieder geval een meter die het verbruik van elektriciteit van de beluchtingsapparatuur aangeeft.
Als producten komen vrij:
beluchte mest, al dan niet na afscheiding van effluent;
eventueel effluent, na afscheiding van een deel van de niet-opgeloste stof uit de behandelde mest;
gas, hoofdzakelijk bestaande uit lucht ten behoeve van de biologische processen, aangevuld met CO2, N2 en enige NH3 en N2O.